Eerste hulp (EHBO) bij bevriezingsverschijnselen

Inhoud
- Winterkou
- Onderkoeling
- Symptomen
- Bevriezing van tenen, vingers, neus en oorschelpen
- Eerste tekenen
- De vier graden (stadia of fasen)
- 1ste graads bevriezing
- 2de graads bevriezing
- 3de graads bevriezing
- 4de graads bevriezing
- Zenuwschade
- Eerste hulp (EHBO) bij bevriezingsverschijnselen
Winterkou
Kou kan een sluipmoordenaar zijn. Wie onvoldoende beschermd de winterkou trotseert, kan gemakkelijk het slachtoffer worden van hypothermie, of onderkoeling. Daarbij daalt de lichaamstemperatuur naar 35°C of nog lager. Bij extreem winterweer is onderkoeling een voor de hand liggend gevaar, al zijn de meeste mensen erop gekleed om dat risico te minimaliseren.Ardennen en Eifel
Niettemin vallen er ook 's zomers wel eens slachtoffers van onderkoeling in de heuvels en berggebieden, zoals de hoge Ardennen, de Eifel en de Alpen. Nietsvermoedende toeristen in T-shirt, korte broek en met een rugzakje kunnen op grotere hoogte plotseling overvallen worden door een hoosbui met snel invallende kou. Ze zijn dan niet of slecht voorbereid op de grillige weertypen in bergstreken.

Ook schaatsmarathons en andere wintersporten staan erom bekend dat er altijd wel onderkoelingsslachtoffers vallen. Het belang van geschikte wintersportkleding kan in dit opzicht alleen maar worden benadrukt. Hoogbejaarden, kleine kinderen en mensen met bepaalde chronische ziekten vormen ook in 'normalere omstandigheden' hoe dan ook altijd een risicogroep.
Onderkoeling
Bij onderkoeling, en in het verlengde daarvan bevriezing van lichaamsdelen, zijn de fysieke effecten duidelijk waarneembaar. Zodra de lichaamstemperatuur onder de 34°C zakt, laat de stofwisseling (metabolisme) het langzaam afweten. Als gevolg daarvan duiden bepaalde verschijnselen op ernstige onderkoeling.Symptomen
- loomheid en apathie;
- abnormaal koude huid;
- onduidelijk spreken;
- verward gedrag;
- oppervlakkige ademhaling en langzame pols (bradycardie);
- dalende lichaamstemperatuur;
- rillen, schokkerig beven, heftige spierkrampen;
- er treedt hartkamerfibrillatie of een hartstilstand op als de temperatuur onder de 27°C daalt.
Bevriezing van tenen, vingers, neus en oorschelpen
Een korte of langere periode van onderkoeling gaat vooraf aan de bevriezing van lichaamsdelen. Bedenk ook dat bij een luchttemperatuur van 0°C de vingers en tenen die aan de lucht zijn blootgesteld al kunnen bevriezen. Zeker als de windchill-factor een rol speelt. Overigens bieden handschoenen en stevige schoenen geen garantie tegen de zogenaamde frostbite. Bij bevriezing ontstaat er plaatselijk schade aan de weefsels (huid). Vaak zijn het de lichaamsdelen die zich het verst van het hart bevinden, zoals de vingers en tenen, waarbij de bloedtoevoer naar de weefsels vrijwel tot stilstand komt (vasoconstrictie). Diabetes, de ziekte van Raynaud en het gebruik van bètablokkers kunnen bevriezing in de hand werken. Ook de oorschelpen, wangen, en de oogbol (hoornvlies) zijn zeer gevoelig voor vrieskou. Knellende kleding (schoenen), een slechte conditie (ondervoeding of ontbering), vocht en harde wind zijn eveneens beruchte factoren die bevriezingsverschijnselen uitlokken, zelfs bij temperaturen net boven nul.
Eerste tekenen
De eerste symptomen zijn voor iedereen duidelijk waarneembaar. Een greep hieruit:- het aangedane lichaamsdeel voelt koud en stug aan;
- de persoon in kwestie voelt pijnscheuten;
- de aanvankelijk afwisselend bleke en rode huid wordt uiteindelijk blauwgrijs;
- gevoelloos voor kou en pijnprikkels;
- in een latere fase ontstaan blaren.
De vier graden (stadia of fasen)
Bij blootstelling aan kou zullen de bloedvaatjes in de aangedane lichaamsdelen, zoals de tenen, vingers, oorschelpen en neus, afwisselend verwijden en vernauwen (Lewis- response). Als de intense kou aanhoudt, zal de vaatvernauwing (vasoconstrictie) permanent zijn, mede om de algemene lichaamstemperatuur in en rond de systeemorganen optimaal te houden in slechte omstandigheden (de beginfase van onderkoeling). Door samentrekkende bloedvaatjes ontstaat bleekheid en een doof gevoel in de genoemde lichaamsdelen. Bij een slechte bloedafvoer en aanhoudende kou gaat de huid blauw zien. Aanvankelijk doet bevriezing pijn omdat de zenuwuiteinden onvoldoende voorzien worden van zuurstof.Bloedklontering
Naarmate de buitentemperatuur zakt naar -10°C of nog lager zullen er zich bij een huidtemperatuur van -2°C en lager eerst extracellulair en later intracellulair ijskristallen vormen en worden de capillairen (haarvaatjes) afgesloten door ijsvorming. Er ontstaat bloedklontering door schade aan de bloedplaatjes en aan de wanden van de capillairen. Ook het omliggende weefsel ondervindt in fysiologisch opzicht steeds meer hinder van de bevriezingsverschijnselen. Overigens zal bij ontdooiing van het weefsel vocht uit de beschadigde bloedvaten treden (oedeem). De vier graden of stadia van bevriezing zijn.
1ste graads bevriezing
Pijnlijke bleekheid en roodheid, waarbij de aangedane teen of vinger opzwelt. Ongevoelig voor aanraking.2de graads bevriezing
Blauwe tot paarse verkleuring van de huid. Er ontstaan blaren en oedeem.3de graads bevriezing
De huid wordt afgestoten. Er vormen zich blaren gevuld met bloed, soms gevolgd door verschrompeling. Na de genezing blijven littekens over.4de graads bevriezing
De tenen of vingers zijn door en door bevroren, tot op het bot. Er volgt necrose (zwarte kleur, volledige afsterving). In dat geval is amputatie van het lichaamsdeel de volgende stap. Dit gebeurt meestal pas na een afwachtende periode. Eerst moet immers vaststaan hoeveel weefsel er verloren is gegaan en hoever de necrose is gevorderd. Dit noemt men ook wel de demarcatieperiode.
Zenuwschade
Al naargelang de ernst van de bevriezing vormt er zich nieuwe huid onder de ingedroogde blaren als er geen sprake is van necrose. Er zal echter altijd restschade overblijven, variërend van een slechte doorbloeding van het aangedane lichaamsdeel doordat de bloedvatverwijdings- en bloedvatvernauwingsreflex niet effectief meer verloopt, tot zenuwschade in de vorm van gevoelloosheid.Eerste hulp (EHBO) bij bevriezingsverschijnselen
Bij de eerste bevriezingsverschijnselen is adequate eerste hulp (EHBO) van groot belang om te voorkomen dat de bevriezing zich uitbreidt (2de, 3de, en 4de graads).- Breng het slachtoffer eerst naar een beschutte plaats. Verwijder ringen, horloge en andere sieraden indien een of meer vingers bevriezingsverschijnselen vertonen.
- Leg de hand of de voet in lauwwarm (niet heet) water. Bedek de aangedane lippen, neus of oren met warme doeken.
- Warme handen tegen een bevroren lichaamsdeel aanhouden is eveneens zeer effectief.
- Wrijf in geen geval over de aangedane (bevroren) huid, voer dus geen massage uit.
- Warm het lichaamsdeel niet té snel op. Gebruik dus geen heet voetbadje, en zeker geen droge stralingswarmte.
- Vaak keert het gevoel relatief snel terug. Wikkel het aangedane lichaamsdeel dan in een deken of in handdoeken.
- Tijdens het opwarmen kan de huid blauw worden en ontstaan er mogelijk blaren. Prik de (bloed)blaren niet door. Dek open wonden alleen af (niet verbinden).
- Zorg ervoor dat de huid na de opwarming niet opnieuw kan bevriezen. De weefselschade wordt dan alleen maar groter.
- Bij bevriezing, hoe gering ook, is het altijd beter om – zodra de omstandigheden het toelaten – naar een (huis)arts of eerstehulppost te gaan.
- Bij ernstige 2de, 3de en 4de graads bevriezing is vervoer naar een daarvoor geoutilleerd ziekenhuis (traumacentrum) noodzakelijk.