De verschillende onderzoeken bij een schildklierafwijking
Het komt soms voor dat een schildklier niet goed werkt, waardoor er vervelende klachten kunnen ontstaan. Het kan zijn dat de schildklier afwijkt van zijn standaard vorm, maar er kan ook sprake zijn van een stoornis in zijn werking. Het kan ook samen voorkomen, daarom is het goed om grondig onderzoek te doen naar beide mogelijkheden. Er zijn verschillende onderzoeksmethoden om een schildklier goed te onderzoeken en zo eventuele afwijkingen te constateren. Een onderzoek naar een schildklierafwijking begint altijd op de eerste plaats met een bezoek aan de huisarts, en daarna krijgt diegene een doorverwijzing naar een specialist. Hij of zij gaat dan verder de schildklier onderzoeken en dit kan op veel verschillende manieren.
Inhoud
Verschillende onderzoeken van de schildklier
Er zijn verschillende manieren om een schildklier te onderzoeken, maar het doel is bij allemaal hetzelfde: 'heeft de schildklier een afwijking, ja of nee'. Als je voor de eerste keer bij een huisarts komt, zal hij als eerste een lichamelijk onderzoek doen. Daarna kan er een bloedonderzoek plaatsvinden, een echografisch onderzoek of zelfs een radiologisch onderzoek. Al deze onderzoeken moeten aantonen of er sprake is van een schildklieraandoening en zo ja, welke aandoening.
Lichamelijk onderzoek
Een lichamelijk onderzoek wordt gedaan door de huisarts zelf. De huisarts kijkt en voelt vanaf de buitenkant aan de schildklier. De schildklier zit onder in de hals, tegen het strottenhoofd aan. De huisarts zal vragen of de patiënt wil slikken, omdat tijdens en na het slikken de schildklier goed te zien is. Ook zal hij de hals vastpakken om zo aan de voorkant van de hals te voelen aan de schildklier. Hij let dan op de soepelheid van de schildklier, hoe groot hij is en voelt hoe de structuur van de schildklier is. Heel soms luistert hij naar de schildklier, omdat deze een ruis kan hebben. Ook zal hij andere lichaamsdelen bekijken en voelen, omdat hier soms ook aanwijzingen te vinden zijn van een schildklieraandoening. Zo heb je bij een aantal schildklieraandoeningen kans op oogafwijkingen of opgezette benen. Ook zal de huisarts de bloeddruk opmeten. Dit is het enige onderzoek dat een huisarts kan uitvoeren. Andere onderzoeken vinden plaats bij een echte specialist, de huisarts zorgt dan voor een doorverwijzing. Alle uitslagen komen dan wel weer terug bij de huisarts.
Bloedonderzoek
Tijdens het onderzoek naar een schildklieraandoening, zal er altijd een bloedonderzoek plaatsvinden. Er wordt als eerste goed gekeken naar de TSH-concentratie in het bloed. TSH staat voor ‘thyreoïd-stimulerend hormoon' en dit hormoon is heel belangrijk, omdat het TSH-hormoon de schildklierhormoonvorming activeert. Als deze TSH-waarde goed is, dan staat eigenlijk al vast dat de schildklier geen afwijking heeft en dus normaal functioneert. Maar de TSH-waarde kan ook verlaagd zijn, dat wil dan zeggen dat er te veel schildklierhormoon aanwezig is in het lichaam en bij een verhoogde TSH-waarde blijkt dat de schildklier te traag werkt. Ook andere belangrijke hormonen, zoals T3, T4, antilichamen en eventuele tumormarkers worden via een bloedonderzoek gemeten en onderzocht.
Antilichamen
Als er vreemde stoffen het lichaam binnenkomen dan reageert het immuunsysteem van het lichaam hierop, door antilichamen aan te maken. Het lichaam heeft voor de schildklier verschillende antilichamen die invloed hebben op de schildkliercellen. Deze antilichamen komen soms voor bij auto-immuunziekten. Een auto-immuunziekte is een aandoening waarbij het lichaam antistoffen aanmaakt die de eigen cellen en weefsels van het lichaam aantasten of zelf afbreken. De ziekte van Hashimoto is een auto-immuunziekte van de schildklier, waarbij er hypothyreoïdie (trage schildklier) kan ontstaan als gevolg van het afbreken van antistoffen.
Tumormarkers
Tumormarkers worden door het lichaam aangemaakt als er kanker aanwezig is, of ze worden aangemaakt door de kanker zelf, en kunnen gemeten worden in bloed, urine, vocht van de hersenen of gemeten worden uit weefsel. Toch wil de aanwezigheid van tumormarkers niet altijd zeggen dat er kanker aanwezig is. Sommige tumormarkers komen ook bij gezonde mensen voor, of worden gezien bij mensen met andere lichamelijke aandoeningen. Maar in combinatie met andere onderzoeken kan het wel leiden tot een juiste diagnose. Het is daarom belangrijk om bij eventuele schildklierafwijkingen altijd te controleren op deze tumormarkers. Ook na de diagnose zal controle van de tumormarkers blijven, omdat de specialisten hieraan kunnen zien of eventuele behandeling aanslaat. In het geval van kanker kunnen ze zien of de kanker weg is of terugkomt.
Theyreoglobuline
Bij onderzoek naar tumormarkers wordt er extra gelet op de waarde van thyreoglobuline. Dit is een eiwit dat voorkomt in de schildkliercellen, waarop de hormonen T3 en T4 gemaakt worden. Dit eiwit wordt alleen in de schildklier aangemaakt. Als de waarde van de thyreoglobuline verlaagd of verhoogd is, kan er sprake zijn van aanwezige kankercellen of andere afwijkingen. De waarde van thyreoglobuline wordt ook altijd bekeken bij goedaardige schildkliertumoren, na hoge jodiumopname, of bij de ziekte van Graves.
Beeldende onderzoeken
Beeldvorming voor medisch onderzoek is een onderzoeksmethode waarbij er een afbeelding wordt gemaakt van de binnenkant van het lichaam. Dit is een heel belangrijk onderzoek bij het maken van een diagnose. Om afbeeldingen te maken van de schildklier wordt er voornamelijk gebruikgemaakt van scintigrafie en echografie. Heel soms is er ook sprake van een CT-scan of een MRI-scan, maar die komen minder vaak voor.
Afbeelding van een scintigram, waarbij je goed kan zien dat de schildklier opgelicht wordt door het radioactieve jodium. /
Bron: Myohan, Wikimedia Commons (CC BY-3.0) Scintigrafie
Scintigrafie is praktisch hetzelfde als het inspuiten van contrastvloeistof, wat vaak gebeurt om zachte weefsels in het lichaam te onderzoeken. Bij een scintigrafieonderzoek wordt er via een infuus een klein beetje radioactief jodium of technetium in het bloed gebracht. Dit wordt vrij snel door de schildkliercellen naar de schildklier vervoerd en opgeslagen. Tijdens dit proces worden er op verschillende momenten foto’s gemaakt. Zo kan er gekeken worden of de schildklier de toegevoegde stof makkelijk opneemt, of juist niet. Scintigrafie duurt over het algemeen langer dan een echografie en is veel arbeidsintensiever. Toch wordt scintigrafie soms verkozen boven een echografie. De reden hiervoor is dat er in de schildklier soms knobbels aanwezig zijn, de zogenaamde nodulli. Dit zijn grotendeels goedaardige gezwellen. Je hebt twee soorten knobbels:
- Goedaardige knobbels, oftewel warme knobbels.
- Kwaadaardige knobbels, oftewel koude knobbels.
Deze knobbels kunnen, afhankelijk van hun soort, veel of weinig jodium opnemen. Zo nemen de warme knobbels meer jodium op en de koude knobbels nemen weinig jodium op. Deze radioactiviteit is beter te zien op een scintigram, dan via een echo. Ook als de schildklier is weggenomen kan er door middel van dit onderzoek gekeken worden of er nog schildklierweefsel aanwezig is. Ook bij ontstekingen aan de schildklier is dit onderzoek bijzonder nuttig, omdat hiermee aangetoond kan worden dat de schildklier geen of nauwelijks jodium opneemt. De nucleaire straling van dit onderzoek is niet belastend voor de gezondheid.
Nadeel van scintigrafie
Bij scintigrafie waarbij jodium of technetium wordt gebruikt, kan de eventuele diagnose verstoord worden door jodiumhoudende medicijnen. Dat komt omdat de schildklier dan eigenlijk al vol zit met jodium en dan kan er eigenlijk geen extra radioactief jodium of technetium worden opgenomen
Echografie (echoscopie)
Echografie is een onderzoeksmethode waarbij gebruikt wordt gemaakt van geluidsgolven. Deze geluidsgolven verplaatsen zich heen en weer en tasten de omgeving van de schildklier af. Op deze manier worden zachte en harde weefsel gereflecteerd op een scherm en kunnen eventuele afwijkingen zichtbaar gemaakt worden. Vooral de aanwezigheid van knobbels is vaak heel goed te zien en of deze knobbels vocht of abnormaal weefsel bevatten. Aan de hand van een aantal kenmerken kan onder andere schildklierkanker opgespoord worden. Een echografie geeft, in tegenstelling tot een scintigrafie, geen nucleaire straling af, waardoor herhaling van het onderzoek mogelijk is.
Cytologisch of histologisch onderzoek
Als er tijdens een onderzoek iets afwijkend wordt gevonden bij de schildklier, bijvoorbeeld een knobbel, dan kan er gekozen worden voor een punctieonderzoek of er wordt een biopsie van het weefsel genomen. Op deze manier kan er goed worden vastgesteld wat een eventuele oorzaak is. Een punctie kan ook gedaan worden, zonder dat er een ander onderzoek aan vooraf gegaan is. Dit zal dan gebeuren op verzoek van de medische arts. Vaak zijn er dan al wel knobbels direct voelbaar en is het niet direct noodzakelijk dat er een een echoscopie of scintigrafie aan vooraf gaat.
Punctie (cytologisch onderzoek)
Bij een punctie, ook wel cytologische onderzoek genoemd, wordt er een dunne naald in een knobbel of schildklierweefsel geprikt en worden er wat cellen opgezogen. De punctie is vrijwel pijnloos en kan regelmatig herhaald worden. De cellen die opgezogen zijn, worden onder een microscoop verder onderzocht. Zo kan er bij knobbels worden gekeken of het om goedaardige of kwaadaardige cellen gaat, om zo een kwaadaardige aandoening, zoals schildklierkanker uit te sluiten of te constateren. Maar ook ontstekingen aan de schildklier kunnen op deze manier opgespoord worden, al gebeurt dit niet zo heel vaak.
Biopsie (histologisch onderzoek)
Als blijkt dat er sprake is van een kwaadaardige afwijking aan de schildklier, dan is het noodzakelijk dat er schildklierweefsel wordt weggehaald en onderzocht. Dit wordt een biopsie genoemd, oftewel een histologisch onderzoek. Ook wordt er voor een biopsie gekozen, als een diagnose niet goed gesteld kan worden. Bij een goedaardige knobbel bijvoorbeeld, is het heel moeilijk om deze te constateren, omdat het bijna niet van kwaadaardig te onderscheiden is. Door het weefsel te onderzoeken, kan dit echter aangetoond worden en daarom is een biopsie soms nodig. Bij een histologisch onderzoek wordt vaak besloten om een halve schildklier weg te halen. Als na onderzoek blijkt dat er sprake is van een kwaadaardige aandoening van de schildklier, wordt vaak ook de andere helft van de schildklier verwijderd.
Diagnose
Uiteindelijk zal de diagnose uitwijzen of er sprake is van een schildklierafwijking of niet. In het geval van een afwijking aan de schildklier kan er gestart worden met een behandeling.
Lees verder