Coffin-Siris syndroom: Afwijkingen aan hersenen en skelet
Een patiënt met het Coffin-Siris syndroom heeft naast een verstandelijke handicap en ontwikkelingsproblemen ook vaak afwijkingen aan het gezicht en de vingers en/of tenen. Bovendien presenteert de patiënt zich mogelijk met bijkomende symptomen. Deze zeldzame ziekte is het gevolg van veranderingen in de genen en kent een dominant overervingspatroon. Het diagnosticeren van de aandoening verloopt via een genetisch onderzoek. Voor de behandeling van de patiënt werken erg veel artsen samen. Zij bieden voornamelijk een ondersteunende en symptomatische behandeling aan. G.S. Coffin beschreef de ziekte voor het eerst in de medische literatuur in 1970.
Synoniemen Coffin-Siris syndroom
Andere benamingen voor het Coffin-Siris syndroom zijn:
- CSS
- dwerggroei-onychodysplasie
- korte gestalte-onychodysplasie
- mentale retardatie met hypoplastische (onderontwikkelde) vijfde vinger- en teennagels
- vijfde digitale syndroom
Epidemiologie syndroom van Coffin-Siris
Het Coffin-Siris syndroom is een zeldzame aandoening die sinds het beschrijven van de aandoening enkele honderden keren is gerapporteerd. Vrouwen zijn vier keer vaker dan mannen aangetast. De aandoening komt tot slot wereldwijd voor en kent geen etnische voorliefde.
Oorzaken en erfelijkheid
Genmutatie
Mutaties (veranderingen) in het ARID1A-, ARID1B-, SMARCA4-, SMARCB1- of SMARCE1-gen veroorzaken het Coffin-Siris syndroom. Deze genen zijn verantwoordelijk voor het kopiëren en delen van DNA en voor de celdeling en celgroei.
Overervingspatroon
Het Coffin-Siris syndroom kent een autosomaal dominant overervingspatroon, waardoor slechts één kopie van het gemuteerde gen aanwezig moet zijn opdat de ziekte tot uiting komt.
Symptomen: Afwijkingen aan hersenen, skelet en gezicht
Hersenen en ontwikkeling
De meeste patiënten hebben een milde tot ernstige verstandelijke beperking of een vertraagde ontwikkeling van spraak- en motorische vaardigheden zoals zitten en lopen. Patiënten met deze ziekte leren gemiddeld zitten op de leeftijd van twaalf maanden, lopen op dertig maanden, en de eerste woorden spreken ze pas uit na vierentwintig maanden. Gedragsafwijkingen omvatten hyperactiviteit, agressiviteit en soms een
autismespectrumstoornis (autisme: problemen met sociale interactie, communicatie en gedrag).
Epileptische aanvallen, toevallen en tics zijn ook gerapporteerd. Deze starten op mogelijk elke leeftijd.
Hypotonie, de
medische term voor een lage spierspanning, start meestal in de kindertijd en is hardnekkig.
Skelet
Bij patiënten met het Coffin-Siris syndroom zijn de uiteinden van de
vingers of tenen vaak onderontwikkeld. Soms ontbreken ook de nagels. Deze afwijkingen treden het vaakst op bij de vijfde vingers of tenen, maar ook andere vingers en/of tenen kunnen getroffen zijn. Andere
skeletafwijkingen omvatten
scoliose (laterale afwijking van de wervelzuil) en een hernia, abnormaal soepele (flexibele) gewrichten, een
kort gestalte,
clinodactylie (afwijking in de stand van een of meer vingers of tenen door zijwaartse verkromming) en een vertraagde botleeftijd die meestal twee à drie jaar achterblijft op de biologische leeftijd.
Gezicht
Mogelijk heeft de patiënt met deze aandoening een abnormaal klein hoofd (
microcefalie). Daarnaast hebben de meeste patiënten typische grove gelaatstrekken. Deze omvatten een brede neus met een platte neusbrug, een brede mond met dikke lippen, en dikke wenkbrauwen en lange
wimpers. Soms ontstaat een overtollige haargroei op het
gezicht, de rug en de armen (
hirsutisme), terwijl wel sprake is van schaars hoofdhaar (vooral in de kindertijd). De gezichtsafwijkingen komen niet bij elke patiënt tot uiting en bovendien zijn er ook erg veel verschillen tussen de patiënten.
Bijkomende symptomen
Andere symptomen die mogelijk zijn bij het Coffin-Siris syndroom zijn:
Diagnose en onderzoeken
Lichamelijk en diagnostisch onderzoek
Nodige onderzoeken gebeuren door de neuroloog, gastro-enteroloog, diëtist,
oogarts, audioloog, cardioloog (hartspecialist) en nefroloog of uroloog. Het bevestigen van de diagnose gebeurt via een genetisch onderzoek.
Differentiële diagnose
De symptomen van het Coffin-Siris syndroom lijken op volgende aandoeningen of syndromen:
- 4q deletie syndroom
- Borjeson-Forssman-Lehmann syndroom
- Brachymorfisme-onychodysplasie-dysfalangisme syndroom
- Cornelia de Lange syndroom
- DOORS-syndroom
- Foetaal alcohol spectrum
- Foetaal hydantoïne / fenytoïne embryopathie
- Mabry syndroom
- Mozaïek trisomie 9
- Nicolaides-Baraitser syndroom
Behandeling is ondersteunend
Het Coffin-Siris syndroom kent een ondersteunende en symptomatische behandeling. Logopedie en fysiotherapie zijn nuttig bij patiënten met dit niet te genezen syndroom. Verder bezoekt de patiënt voedingstherapie, voedingssupplementen en/of een voedingssonde. Hierbij werken een diëtist en gastro-enteroloog samen want soms komen ook maagdarmproblemen voor bij deze ziekte. Zij volgen de patiënt ook op regelmatige basis op. Verder krijgt de patiënt regelmatig een gehoor- en
oogonderzoek. Een bril of operatie bij scheelzien verhelpt de oogproblemen. Een
hoortoestel is tot slot nuttig bij gehoorproblemen.
Prognose ziekte
Door de zeldzaamheid van de ziekte is geen informatie bekend over de levensduur bij patiënten met het Coffin-Siris syndroom. Soms komen kinderen te overlijden aan
aspiratiepneumonie en/of epileptische aanvallen, al komt dit zelden voor.
Complicaties aandoening
Er zijn CSS-patiënten gediagnosticeerd met bepaalde tumoren zoals schildklierkanker en een schwannoom (goedaardige zenuwtumor) en een hepatoblastoom (een kwaadaardig levergezwel dat hoofdzakelijk ontstaat uit embryonaal leverweefsel en vooral voorkomt bij kinderen).