Bronchopulmonale dysplasie: Longaandoening door beademing
Bronchopulmonale dysplasie (BPD) is een chronische longaandoening bij pasgeboren baby's. Deze aandoening ontstaat door beschadiging van de longen, vaak veroorzaakt door mechanische ventilatie (gasmasker) en langdurig gebruik van zuurstof. BPD komt veel vaker voor bij baby's met een laag geboortegewicht en te vroeg geboren baby's. De meeste kinderen herstellen van BPD, maar sommige kinderen ervaren op lange termijn ademhalingsmoeilijkheden. Bij deze longziekte is het belangrijk dat een baby geen infectie met het RSV-virus oploopt, omdat dit bij BPD-patiënten een ernstige longontsteking kan veroorzaken. Het voorkomen van RSV is mogelijk op diverse manieren.
Epidemiologie bronchopulmonale dysplasie
Bronchopulmonale dysplasie is, samen met
astma en
mucoviscidose, één van de meest voorkomende chronische longziekten bij kinderen. In Nederland worden jaarlijks enkele honderden patiënten geboren met deze longziekte. BPD komt vaker voor bij kinderen met een blanke huidskleur dan bij kinderen met een donkere huidskleur. Jongens zijn vaak ernstiger getroffen dan meisjes. Bronchopulmonale dysplasie komt het meest voor bij onrijpe pasgeborenen na een zwangerschapsduur van 22-30 weken. Deze kinderen wegen vaak minder dan 1.000 gram bij de geboorte.
Oorzaken en risicofactoren BPD: Beademing voor te vroeg geboren baby's
Oorzaken
Bronchopulmonale dysplasie komt voor bij zeer zieke
baby's. De aandoening treedt vaker op bij prematuur geboren kinderen waarvan de longen niet volledig ontwikkeld zijn bij de geboorte. De meeste baby's die BPD ontwikkelen, zijn meer dan tien weken vóór de uitgerekende datum ter wereld gekomen. Ze wegen minder dan 1.000 gram bij de geboorte en hebben
ademhalingsproblemen. Infecties vóór of kort na de geboorte dragen eveneens bij aan bronchopulmonale dysplasie. Te vroeg geboren baby's hebben bij de geboorte zeer kleine luchtzakjes in de longen (alveoli), die meestal niet rijp genoeg zijn om goed te functioneren, waardoor de baby beademing met zuurstof of mechanische ventilatie (een masker) nodig heeft voor ademhalingsondersteuning. Deze levensreddende behandeling veroorzaakt echter ook longschade in de vorm van bronchopulmonale dysplasie.
Risicofactoren
Risicofactoren voor bronchopulmonale dysplasie zijn onder meer:
Symptomen van bronchopulmonale dysplasie
Primaire symptomen
De pasgeboren patiënt vertoont een blauwachtige huidskleur (
cyanose) en een snelle, oppervlakkige ademhaling (
tachypneu). De patiënt heeft tevens een versnelde hartslag (
tachycardie). Daarnaast lijdt de patiënt aan
hoesten en
kortademigheid. Bij het ademen is een ingetrokken
borstkas te zien.
Alarmsymptomen
Ernstige alarmsymptomen bij bronchopulmonale dysplasie zijn onder meer:
- frequent en ernstig ademhalingsfalen terugkerende ziekenhuisopnames voor ademhalingsondersteuning aanhoudende noodzaak voor zuurstoftherapie na de uitgerekende geboortedatum
Diagnose en onderzoeken bij bronchopulmonale dysplasie
Lichamelijk en diagnostisch onderzoek
Als premature baby's nog steeds zuurstoftherapie nodig hebben op de normaal voorziene bevallingsdatum, is er sprake van bronchopulmonale dysplasie. De arts voert een
bloedonderzoek en een
pulsoximetrie (meting van het zuurstofgehalte in het bloed) uit. Daarnaast worden enkele beeldvormende onderzoeken ingezet, zoals een
CT-scan en een
röntgenfoto van de borstkas (
thoraxfoto). Een
echocardiografie is nodig om hartafwijkingen of
pulmonale hypertensie uit te sluiten.
Differentiële diagnose
De arts verwart mogelijk BPD met de volgende aandoeningen:
Behandeling van bronchopulmonale dysplasie
Medische zorgen in het ziekenhuis
Patiënten met ademhalingsproblemen worden meestal aangesloten op een beademingstoestel. Dit toestel zet druk op de longen van de baby, zodat de longen uitzetten, en levert daarnaast zuurstof aan de patiënt. De arts vermindert langzaam de druk op de longen wanneer de longen van de baby zich ontwikkelen. De baby krijgt gedurende enkele weken of maanden zuurstof via een masker of neussonde. De behandeling heeft vaak een lange duurtijd.
Kinderen met bronchopulmonale dysplasie krijgen meestal voeding toegediend via een buisje in de maag (sondevoeding). Deze baby's hebben extra calorieën nodig vanwege de inspanning van het ademhalen. De vloeistofinname wordt echter beperkt voor de pasgeboren patiënt, omdat teveel vocht niet goed is voor de longen. Verder krijgt de patiënt soms
diuretica (plaspillen) om overtollig vocht uit het lichaam te verwijderen. Andere
geneesmiddelen omvatten onder andere
corticosteroïden, luchtwegverwijders en oppervlakte-actieve stoffen.
Thuiszorg
Het is essentieel dat de baby geen
verkoudheid (milde infectie met symptomen aan neus en keel) of een andere infectie, zoals het
respiratoir syncytieel virus (RSV: symptomen aan luchtwegen) oploopt. RSV veroorzaakt een ernstige longontsteking, vooral bij een baby met bronchopulmonale dysplasie. Regelmatig handen wassen is een eenvoudige manier om een RSV-infectie te voorkomen. De baby mag niet in contact komen met anderen die een verkoudheid of koorts hebben, tenzij zij een masker dragen. Jonge kinderen bezoeken ook geen baby met pulmonale dysplasie, omdat RSV zich gemakkelijk van kind tot kind verspreidt. Kussen van de baby kan mogelijk ook RSV overdragen, dus hierop moeten ouders letten. Verder mag er in huis, in de auto of in de buurt van de baby niet gerookt worden, omdat blootstelling aan tabak het risico op RSV verhoogt. Tot slot moeten alle personen die de baby aanraken hun handen wassen met warm water en zeep.
Prognose van bronchopulmonale dysplasie
Baby's met bronchopulmonale dysplasie genezen langzaam. Zuurstoftherapie is vaak gedurende vele maanden of zelfs jaren nodig. Sommige zuigelingen ondervinden langdurige longschade en hebben bijgevolg zuurstof en ademhalingsondersteuning nodig. Een aantal baby's overlijdt door deze aandoening.
Complicaties aan de longen bij BPD
Baby's die bronchopulmonale dysplasie hebben gehad, lopen een groter risico op het ontwikkelen van herhaalde infecties van de luchtwegen, zoals een longontsteking,
bronchiolitis en het respiratoir syncytieel virus (RSV). Deze aandoeningen vereisen vaak een ziekenhuisopname. Andere mogelijke complicaties bij baby's die bronchopulmonale dysplasie hebben gehad, zijn ontwikkelingsproblemen, slechte groei en pulmonale hypertensie. De longen van patiënten met BPD blijven ook op latere leeftijd gevoelig voor prikkels en infecties door stof en tabaksrook.
Preventie van bronchopulmonale dysplasie
Preventieve maatregelen richten zich vooral op het voorkomen van vroeggeboorte en het optimaliseren van de ademhalingsondersteuning bij premature baby's. Dit kan onder meer door het gebruik van minder agressieve ventilatiemethoden, het vermijden van hoge zuurstofconcentraties en het toedienen van prenatale corticosteroïden aan de moeder om de longontwikkeling van de foetus te bevorderen.