Syndroom van Down (trisomie 21): Oorzaken en behandeling
Het lichaam heeft het juiste aantal genen nodig voor een goede, normale werking. Patiënten met het syndroom van Down komen ter wereld met een extra chromosoom. Chromosomen zijn bundels genen. Patiënten die een extra chromosoom hebben, hebben diverse mentale en lichamelijke symptomen, maar elke patiënt heeft een andere klinische presentatie. Sommige patiënten hebben veel hulp en ondersteuning nodig, terwijl anderen zelfstandig kunnen leven. Het syndroom van Down is een ongeneeslijke levenslange aandoening, maar met de juiste zorgen heeft de patiënt een zinvol en actief leven.
Epidemiologie
Het syndroom van Down komt wereldwijd voor bij ongeveer 1 op de 700 geboorten. De prevalentie varieert iets afhankelijk van de regio en bevolkingsgroep. Het komt vaker voor bij kinderen van moeders die ouder zijn dan 35 jaar, maar het kan ook optreden bij jongere moeders. In landen met geavanceerde prenatale zorg is het percentage van pasgeborenen met Down-syndroom relatief constant.
Oorzaken
Chromosomen zijn de delen van de cellen die de genen bevatten. Genen zijn delen van het DNA die door de moeder en vader zijn doorgegeven. Ze bevatten informatie die de unieke eigenschappen bepaalt, zoals de hoogte en oogkleur. Mensen hebben normaal gesproken 46 chromosomen in elke cel, verdeeld in 23 paren. Eén van elk paar chromosomen komt van de moeder en het andere paar komt van de vader. Bij het Down-syndroom is er een extra exemplaar van chromosoom 21. Het extra chromosoom verandert de manier waarop het lichaam en de
hersenen zich ontwikkelen. Artsen weten anno september 2024 niet precies waarom dit gebeurt. Er is geen link naar iets in de omgeving of iets dat de ouders wel of niet deden.
Risicofactoren
Genen
Het komt niet vaak voor, maar het is mogelijk om het Down-syndroom door te geven van ouder naar kind. Soms heeft een ouder translocatiegenen. Dat betekent dat sommige genen zich niet op de normale plaats bevinden, en mogelijk te vinden zijn op een ander chromosoom dan waar ze gewoonlijk aanwezig zijn. De ouder heeft geen syndroom van Down omdat ze het juiste aantal genen hebben, maar het kind heeft dan 'translocatie Down-syndroom'. Niet iedereen met translocatie Down-syndroom krijgt deze aandoening van de ouders; de aandoening treedt ook toevallig op.
Leeftijd
Vrouwen van 35 jaar en ouder hebben een hogere kans op een
baby met het syndroom van Down. De kans op het krijgen van een baby met het syndroom van Down neemt namelijk toe naarmate een vrouw ouder wordt.
Reeds kind met aandoening
Als een vrouw reeds een kind heeft gehad met het syndroom van Down, stijgt ook de kans dat een ander kind deze aandoening krijgt.
Types van het syndroom van Down
Er zijn drie soorten Down-syndroom. Het is niet mogelijk om op basis van het uiterlijk te weten aan welk type Down-syndroom de patiënt lijdt. De effecten van alle drie de typen lijken erg op elkaar, maar een patiënt met mozaïek Down-syndroom heeft mogelijk niet zoveel symptomen omdat minder cellen het extra chromosoom hebben.
Trisomie 21
Bij trisomie 21 heeft elke cel in het lichaam drie exemplaren van chromosoom 21 in plaats van twee exemplaren. Dit is het meest voorkomende type.
Translocatie Down-syndroom
Bij dit type heeft elke cel een deel van een extra chromosoom 21 of een geheel extra chromosoom.
Mozaïek Down-syndroom
Dit is het zeldzaamste type, waarbij slechts enkele cellen een extra chromosoom 21 hebben.
Symptomen
Het syndroom van Down heeft mogelijk vele effecten. De klinische presentatie is heel verschillend voor elke patiënt. Sommigen patiënten leven vrijwel volledig zelfstandig, terwijl anderen hulp nodig hebben om voor zichzelf te zorgen.
Fysieke tekenen
Patiënten met het syndroom van Down hebben doorgaans bepaalde fysieke kenmerken gemeen. Ze hebben bijvoorbeeld vaak één of meer van de volgende symptomen:
- een enkele vouw in de handpalm
- een kleine mond
- een kleiner en abnormaal gevormd hoofd
- een korte nek
- een overtollige huid in de nek
- een platte neus
- een verminderde spierspanning bij de geboorte (hypotonie)
- gescheiden hechtingen tussen de botten van de schedel
- kleine oren
- naar boven hellende ogen
- wijde, korte handen met korte vingers
- witte vlekken op het gekleurde deel van het oog (borstelvlekken)
De lichamelijke ontwikkeling is vaak langzamer dan normaal. De meeste kinderen met het syndroom van Down bereiken nooit de gemiddelde volwassen lengte.
Mentale tekenen
Het mentale vermogen is variabel, maar de meeste patiënten hebben milde tot matige problemen met denken, redeneren en begrijpen. Ze leren tijdens hun hele leven nieuwe vaardigheden, maar het duurt vaak langer om belangrijke doelen te bereiken, zoals
wandelen, praten en sociale vaardigheden. Andere symptomen zijn een kort aandachtspanne en impulsief gedrag. Omdat kinderen met het Down-syndroom groeien en zich bewust worden van hun beperkingen, voelen ze mogelijk ook frustratie en woede.
Andere tekenen
De meeste patiënten met het Down-syndroom hebben geen andere gezondheidsproblemen, maar sommige patiënten hebben wel andere problemen, zoals
Alarmsymptomen
- langdurige of ernstige ademhalingsproblemen
- onverwachte veranderingen in gedrag of stemming
- significante veranderingen in eet- of drinkgewoonten
- herhaalde koorts of infecties
- uitgesproken veranderingen in gewicht of eetlust
- veranderingen in cognitieve functies, zoals plotselinge achteruitgang in leervermogen of geheugen
Diagnose en onderzoeken
Tijdens de zwangerschap
Een zwangere vrouw krijgt een
vruchtwaterpunctie, waarbij de arts een monster van het vruchtwater (het vocht dat de ongeboren baby omringt) wegneemt. Dit gebeurt meestal tussen de vijftiende en twintigste zwangerschapsweek. Ook is een
vlokkentest mogelijk, waarbij de arts een monster uit de placenta wegneemt. Deze test gebeurt in de meeste gevallen tussen de tiende en dertiende zwangerschapsweek. Verder is een
percutane navelstrengbloedafname mogelijk, waarbij de arts een bloedmonster uit de navelstreng afneemt.
Na de geboorte
Na de geboorte kan het syndroom van Down worden vastgesteld door een arts door middel van een lichamelijk onderzoek. Daarna kan een genetische test (karyotypering) worden uitgevoerd om te bevestigen of het extra chromosoom 21 aanwezig is.
Behandeling
Het syndroom van Down kan niet worden genezen, maar een combinatie van behandelingen en therapieën kan helpen om de symptomen te beheersen en de kwaliteit van leven te verbeteren.
Medische zorg
Patiënten met het Down-syndroom moeten mogelijk worden behandeld voor verschillende gezondheidsproblemen die voortvloeien uit hun aandoening. Dit kan omvatten:
- behandelingen voor aangeboren hartafwijkingen
- regelmatige controles en behandelingen voor gehoor- en oogproblemen
- medicijnen of therapieën voor schildklierproblemen
- behandelingen voor spijsverteringsproblemen en andere medische complicaties
Therapieën
- Fysiotherapie om de motorische vaardigheden te verbeteren
- Logopedie om de communicatievaardigheden te bevorderen
- Ergotherapie om dagelijkse activiteiten te vergemakkelijken
- Ondersteuning van een psycholoog of counselor voor emotionele en gedragsproblemen
Prognose
De levensverwachting van mensen met het syndroom van Down is de laatste decennia aanzienlijk verbeterd door vooruitgang in medische behandelingen en zorg. Mensen met Down-syndroom hebben tegenwoordig vaak een levensverwachting van 60 jaar of ouder. De levenskwaliteit hangt af van de ernst van de symptomen, de algehele gezondheid en de beschikbaarheid van ondersteuning en zorg.
Complicaties
Mensen met het syndroom van Down hebben een verhoogd risico op verschillende complicaties, zoals:
- hartafwijkingen die behandeling of chirurgie kunnen vereisen
- herhaalde oorinfecties die kunnen leiden tot gehoorverlies
- problemen met de schildklier die medische behandeling vereisen
- beperkingen in motorische vaardigheden en ontwikkeling die therapie en ondersteuning nodig hebben
- risico op ontwikkelingsstoornissen en mentale gezondheidsproblemen, zoals depressie en angst
Preventie
Het syndroom van Down kan niet worden voorkomen, maar vroege diagnose en medische zorg kunnen helpen om de symptomen te beheersen en de levenskwaliteit te verbeteren. Vrouwen die zwanger willen worden of zwanger zijn, kunnen prenatale screening overwegen om de kans op het syndroom van Down te beoordelen. Het is ook belangrijk voor ouders om toegang te hebben tot educatieve en ondersteunende diensten om hen te helpen bij het omgaan met de uitdagingen die het syndroom van Down met zich meebrengt.