Paniekaanval en de paniekstoornis
Een paniekstoornis is een angststoornis waarbij herhaaldelijk paniekaanvallen optreden, in combinatie met angst voor een nieuwe paniekaanval. Geschat wordt dat ruim 80% van de mensen met een angststoornis weleens een paniekaanval gehad heeft. Ongeveer 2% van de bevolking krijgt ooit te maken met een paniekstoornis, vrouwen vaker dan mannen. De behandeling van de paniekstoornis bestaat uit psychotherapie (bijvoorbeeld exposure therapie), medicatie of een combinatie van beide.
Wat is een paniekaanval?
Met een paniekaanval wordt een plotselinge episode van intense angst bedoeld. De angst gaat dikwijls gepaard met lichamelijke sensaties (trillen, zweten), moeite met logisch redeneren en een gevoel van catastrofe. Veel mensen met een angststoornis hebben weleens een paniekaanval meegemaakt. Er wordt geschat dat minstens 83% van deze mensen één of meerdere paniekaanvallen meegemaakt heeft. De term paniek is afkomstig van de
Griekse god Pan, welke iedereen afschrikte met zijn onverwachte gekrijs.
Veel mensen geven aan dat zij tijdens een paniekaanval het gevoel hebben dat zij dood gaan, de controle totaal verliezen of het bewustzijn kwijtraken. Hoewel sommige
paniekaanvallen compleet uit het niets lijken te komen, komen de meeste paniekaanvallen voort uit een duidelijk aanwijsbare stressor, bijvoorbeeld een krappe ruimte. Een stressor is een gebeurtenis of situatie die stress oproept. Dit heeft tot gevolg dat mensen de volgende keer dat zij in een dergelijke krappe ruimte moeten gaan, last kunnen hebben van
geanticipeerde angst. Men verwacht dat er weer een paniekaanval op zal treden, wat de kans dát de paniekaanval optreedt juist vergroot. Een paniekaanval duurt gemiddeld vijf tot 20 minuten.
Diagnosticeren van een paniekstoornis
De DSM-IV is een classificatiesysteem van psychische stoornissen dat over de gehele wereld toegepast wordt. Volgens de DSM-IV gelden de volgende criteria voor het diagnosticeren van een paniekstoornis:
- Herhaaldelijk voorkomen van paniekaanvallen, waarvan minstens één paniekaanval gevolgd werd door angst voor een volgende paniekaanval (welke minstens één maand aangehouden heeft)
- Tijdens de paniekaanvallen heeft men last van minstens vier van de volgende sensaties en/of gevoelens:
- Adem tekort
- Duizeligheid of flauwvallen
- Versnelde hartslag
- Trillen
- Gevoel dat men stikt
- Zweten
- Maagklachten
- Gevoel dat men losgekoppeld is van de omgeving
- Het gevoel hebben verdoofd te zijn
- Kippevel of juist hitte-aanvallen
- Pijn op de borst
- Gevoel dat men dood gaat of gek wordt
Hoe vaak komt de paniekstoornis voor?
Uit diverse onderzoeken komt naar voren dat circa 20% van de mensen ooit in het leven te maken krijgt met een psychische stoornis. 2.1% van de vrouwen krijgt ooit in het leven te maken met de paniekstoornis, tegenover 1% van de mannen. De paniekstoornis komt het meest voor bij mensen op volwassen leeftijd, en zelden bij mensen ouder dan 65 jaar. De gemiddelde leeftijd waarop de paniekstoornis ontstaat is 24 jaar.
Behandeling van de paniekstoornis
De paniekstoornis kan behandeld worden met psychotherapie, medicatie of een combinatie van beide. Vroeger werd de paniekstoornis dikwijls behandeld met
stapsgewijze exposure therapie. Dit betekent dat men steeds intensiever geconfronteerd wordt met de gevreesde stimulus, bijvoorbeeld de smalle ruimte. Deze behandelmethode werd vaak aangevuld met
ontspanningstechnieken. Deze behandelvorm blijkt redelijk effectief.
Tegenwoordig wordt de paniekstoornis vaak behandeld met
cognitieve therapie. Hierbij worden eerst de incorrecte denkbeelden over de gevreesde stimuli geïdentificeerd (bijvoorbeeld: "wanneer ik in een krappe ruimte ben zal ik zeker weten een paniekaanval krijgen en dan lacht iedereen me uit'). Daarna worden deze denkbeelden uitgedaagd en vervangen door correcte denkbeelden ("misschien krijg ik inderdaad een paniekaanval in die krappe ruimte, maar misschien ook niet"). Men daagt de denkbeelden imaginair uit maar men begeeft zich ook in de gevreesde situatie om te controleren of de denkbeelden wel kloppen.
De meeste mensen worden echter behandeld met
medicatie. In veel gevallen wordt er een
tricyclisch antidepressivum voorgeschreven. Deze behandeling kent echter diverse potentiële bijwerkingen en een aantal personen krijgt een terugval zodra men met de medicatie stopt. Er worden soms ook
benzodiazepines voorgeschreven, een andere groep medicijnen. Deze medicijnen zijn specifiek ontwikkeld om angst te verhelpen, maar hebben eveneens veel mogelijke bijwerkingen en het risico van terugval na het staken van het medicijngebruik.