Medicamenteuze behandeling van angststoornissen
Angststoornissen worden gekenmerkt door angst. Niet verwonderlijk daarom dat angsstoornissen dikwijls behandeld worden met benzodiazepines (anti-angstmedicijnen). De medicamenteuze behandeling wordt over het algemeen aangevuld met antidepressiva, met name SSRI's. Dit artikel gaat over medicatie en de gegeneraliseerde angststoornis, de paniekstoornis, de sociale fobie, de posttraumatische stresstoornis en de obsessief-compulsieve stoornis.
Angststoornis
Angst vormt een heel nuttig en eigenlijk zelfs essentieel te noemen onderdeel van ons leven. Onze hersenen zijn er op ingesteld potentieel gevaar te herkennen en daarop te reageren met levensreddende activiteiten, soms ook wel beschreven als de zogenaamde "
fight or flight" respons. Ons lichaam reageert op angst met specifieke kenmerken:
- Versnelde hartslag
- Toegenomen zweten
- Bloedstroom naar de ledematen
- Vergrootte pupillen
- Verhoogde spierspanning
- Verhoogde alertheid
Angst is in zekere mate heel nuttig voor ons lichaam en leven. Angst kan echter een zodanige vorm aannemen dat we kunnen spreken van een
angststoornis. Angst is disfunctioneel wanneer de
angstrespons optreedt in de afwezigheid van een bedreigende stimulus of buitenproportioneel hevig is. Er is dan als het ware sprake van een vals alarm omdat er in wezen geen "fight or flight" respons nodig is.
Het precieze werkingsmechanisme van angst is nog onbekend, maar de volgende hersendelen spelen hoogstwaarschijnlijk een rol:
- De hersenstam wordt geassocieerd met paniekaanvallen en de fight or flight respons
- De hypothalamus controleert de autonome en endocriene systemen
- De amygdala speelt een rol bij klassieke conditionering en in de coördinatie en integratie van angstresponsen
- Het septohippocampale gebied wordt geassocieerd met anticipatorische angst en vermijdingsgedrag
- De temporale en prefrontale cortex worden geassocieerd met sociaal geinduceerde angst
Angststoornissen volgens de DSM-IV
- Gegeneraliseerde angststoornis
- Paniekstoornis (met en zonder agorafobie)
- Fobieën (inclusief specifieke fobie en sociale fobie)
- Posttraumatische stresstoornis
- Obsessief-compulsieve stoornis
Gegeneraliseerde angststoornis
De gegeneraliseerde angsstoornis is een stoornis die relatief veel voorkomt. Geschat wordt dat circa 5% van de mensen ooit in het leven te maken krijgt met de gegeneraliseerde angsstoornis. Deze angsstoornis komt zeer weinig voor bij kinderen. De stoornis komt het meest voor bij mensen in de leeftijd van 30-40 jaar. De stoornis komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. De gegeneraliseerde angsstoornis richt zich niet op een specifieke situatie of voorwerp maar speelt een rol bij diverse aspecten van het leven.
Medicatie en gegeneraliseerde angststoornis
Benzodiazepines zijn lange tijd de eerste keuze geweest wat betreft medicijnen. Deze medicijnen hebben echter vervelende bijwerkingen en kunnen zelfs een verslaving in de hand werken.
Buspiron is een antiangst medicijn dat in redelijk wat studies effectief gebleken is in het reduceren van de angstklachten. Buspiron blijkt met name werkzaam bij mensen die nog niet eerder een benzodiazepine geslikt hebben. Buspiron werkt niet direct en heeft evenals
antidepressiva enkele weken de tijd nodig voor de volledige werkzaamheid bereikt is. Buspiron wordt goed getolereerd door cliënten, is veilig en heeft geen verslavende werking. Dit maakt dit medicijn zeer geschikt voor mensen met verslavingsgevoeligheid.
De populairste medicatie voor de behandeling van de gegeneraliseerde angststoornis blijven echter antidepressiva. Zowel SSRI's als andere antidepressiva blijken zeer effectief in het verminderen van angstklachten. Wanneer men echter stopt met het slikken van het antidepressivum keren de klachten echter dikwijls terug.
Paniekstoornis (met en zonder agorafobie)
De paniekstoornis ontstaat over het algemeen op de volwassen leeftijd en komt tweemaal zo vaak voor bij mannen als bij vrouwen. Hoe langer de stoornis reeds bestaat, hoe slechter de prognose. Circa 4% van de bevolking heeft herhaalde
paniekaanvallen.
Het meest kenmerkende symptoom van de paniekstoornis is de
paniekaanval. Een paniekaanval is een korte maar zeer hevige aanval van angst. Paniekaanvallen zijn op zichzelfstaand geen stoornis. Om de diagnose paniekstoornis te krijgen moet de paniekaanval gevolgd worden door hevige angst voor toekomstige paniekaanvallen, zorgen om de gevolgen van de paniekaanval en/of een significante gedragsverandering ten gevolge van de paniekaanval.
De paniekstoornis kan gepaard gaan met
agorafobie. Agorafobie is angst voor plaatsen waar men niet gemakkelijk uit weg kan of waar geen hulp aanwezig is wanneer er een paniekaanval optreedt. Circa 1/3 van de mensen met een paniekstoornis heeft eveneens agorafobie.
Medicatie en paniekstoornis
De paniekstoornis kan behandeld worden met zowel antidepressiva als
benzodiazepines. SSRI's worden het meest ingezet in de behandeling. Tricyclische antidepressiva worden ook wel gebruikt, maar deze geven vaak hevigere bijwerkingen. Bijwerkingen vormen een groot probleem in de behandeling van de paniekstoornis met medicijnen. Het risico is aanwezig dat cliënten de bijwerkingen als onderdeel van een paniekaanval gaan beschouwen waardoor paniekaanvallen uitgelokt worden. Het is daarom van groot belang dat de psychiater of arts de cliënt vantevoren goed inlicht over de mogelijke bijwerkingen. Mensen met een paniekstoornis zijn vaak extra gevoelig voor bijwerkingen, in de eerste periode van gebruik kan daarom een benzodiazepine voorgeschreven worden welke een snel angstremmende werking heeft.
Sociale fobie
Circa 13% van de mensen krijgt ooit in het leven te maken met een sociale fobie. Daarmee is de sociale fobie de derde meestvoorkomende psychiatrische stoornis, na depressie en alcoholisme. De sociale fobie komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. De sociale fobie kan zich plots manifesteren maar er kan ook een langere tijd van ontwikkeling aan voorafgaan. Wanneer de sociale fobie niet behandeld wordt worden de klachten over het algemeen ernstiger. Sociale fobie wordt gekenmerkt door een excessieve en aanhoudende angst voor het zich openbaar belachelijk maken of uitgelachen worden.
Medicatie en sociale fobie
Mensen die slechts in een klein aantal situaties last krijgen van de sociale fobie hebben soms baat bij het slikken van
beta blokkers. Beta blokkers zijn medicijnen die normaliter gebruikt worden in de behandeling van een te hoge bloeddruk en andere cardiovasculaire aandoeningen. Beta blokkers zijn met name geschikt voor performance-gebaseerde angsten, zoals het geven van een speech en dergelijke.
Mensen met een gegeneraliseerde vorm van sociale fobie hebben meer baat bij een antidepressivum, met een SSRI als voorkeursmedicijn. Andere antidepressiva kunnen ook effectief zijn maar kunnen de angst verergeren door de potentiële bijwerkingen. Beta blokkers en buspiron blijken niet effectief te zijn in het behandelen van een gegeneraliseerde fobie.
Posttraumatische stresstoornis
De posttraumatische-stresstoornis is een aandoening waarbij men angstklachten ontwikkeld ten gevolge van een traumatische gebeurtenis. Opvallend hierbij is dat circa de helft van de mensen in hun leven ooit een traumatische gebeurtenis meemaakt, maar dat slechts 20% van deze mensen een posttraumatische stresstoornis ontwikkelt. De posttraumatische stressstoornis gaat dikwijls gepaard met een comorbide depressie, paniekstoornis en een verhoogde kans op een zelfmoordpoging.
Medicatie en posttraumatische stresstoornis
Bij de behandeling van de posttraumatische-stresstoornis is een gecombineerde behandeling van cognitieve gedragstherapie en medicatie van groot belang. Medicatie is er met name op gericht de depressieklachten en gevoelens van stress te verminderen. SSRI's blijken effectief te zijn, soms dienen zij gecombineerd te worden met een benzodiazepine. In sommige gevallen blijken ook
atypische antipsychotica (waaronder olanzapine en aripiprazole) werkzaam te zijn.
Obsessief-compulsieve stoornis
De obsessief-compulsieve stoornis is een aandoening die bij circa 2 tot 3% van de bevolking voorkomt. De obsessief compulsieve stoornis wordt gekenmerkt door
obsessies (dwanggedachten) en
compulsies (dwanghandelingen). Deze stoornis behoort tot de angststoornissen hoewel dit niet altijd even duidelijk is omdat de angst beheersd wordt door de dwanghandelingen.
Medicatie en obsessief-compulsieve stoornis
Ook bij deze aandoening speelt de cognitieve gedragstherapie een belangrijke behandelrol, en dan met name het exposure gedeelte: het stapsgewijs blootstellen van de cliënt aan de angst. SSRI's zijn ook bij deze angststoornis een belangrijk hulpmiddel. Opvallend is dat bij de obsessief-compulsieve stoornis de werkzame dosis van de medicatie vaak hoger ligt dan bij andere stoornissen. De reactietijd is daarentegen trager dan bij andere stoornissen. De responsratio bij deze stoornis ligt vrij laag: slechts 20 tot 40% van de cliënten reageert positief op de medicatie. Veel cliënten krijgen een terugval wanneer de medicatie gestopt wordt, daarom is aanvullende behandeling met bij voorkeur cognitieve gedragstherapie noodzakelijk.