Agorafobie (pleinvrees) zonder paniekstoornis
Agorafobie (pleinvrees) zonder paniekstoornis is één van de twaalf angststoornissen die door de DSM-IV worden onderscheiden. In dit artikel wordt uitgelegd wat een angststoornis is, hoe deze ontstaat, wat agorafobie is en wanneer er wordt gesproken van agorafobie zonder paniekstoornis als zelfstandige ziekte. Daarnaast wordt de behandeling van deze stoornis uitgelegd.
Indeling
Wat is een angststoornis?
Angststoornissen komen voor bij 15-20% van de Nederlandse bevolking. Angststoornissen komen vaker voor bij vrouwen dan bij mannen en ze gaan vaak gepaard met
depressie of middelenafhankelijkheid.
Angst is een normale reactie op angstopwekkende prikkels. Wanneer na zo’n prikkel abnormaal intense en/of langdurige angst ontstaat of wanneer de angst optreedt zonder dat er een angstprikkel aanwezig is, wordt gesproken van pathologische (ziekelijke) angst. Deze pathologische angst wordt een angststoornis genoemd als de patiënt deze als last ervaart en/of als deze leidt tot beperkingen in het functioneren. Ongeveer 25% van de patiënten met een angststoornis geneest spontaan.
Angst geeft vaak een aantal lichamelijke reacties. Hieronder staan een aantal voorbeelden van deze lichamelijke verschijnselen:
- flauwvallen
- hartkloppingen
- transpireren
- beven
- duizeligheid
- hyperventilatie
- benauwdheid
- een drukkend of pijnlijk gevoel in of op de borst
- tintelingen of een doof gevoel in handen en/of voeten
- misselijkheid
- diarree
- desoriëntatie (het gevoel niet meer te weten wie of waar iemand is)
- het gevoel de controle te verliezen, gek te worden of dood te gaan
Hoe onstaat een angststoornis?
Er zijn sterke aanwijzingen dat erfelijkheid een rol speelt bij het ontstaan van angststoornissen. Het aandeel dat genen hierin hebben ligt rond de 40%. Ook blijkt uit onderzoek dat sommige patiënten die tijdens de volwassenheid een angststoornis ontwikkelen, al tijdens hun jeugd met angst en teruggetrokkenheid reageerden op nieuwe gebeurtenissen en onbekende situaties (dit wordt inhibitiegedrag genoemd).
Een overbeschermende en controlerende opvoeding lijkt een aandeel te hebben in het ontstaan van angststoornissen, maar dit is niet met zekerheid vast te stellen.
Neurobiologisch gezien is er bij angststoornissen sprake van een ontregeling van het angstcircuit in de hersenen. De locus coeruleus is hierbij overactief.
Meer informatie over angststoornissen kunt u vinden in de
special angststoornissen.
Wat is agorafobie?
Bij
agorafobie vermijden patiënten uit angst bepaalde plaatsen of situaties. Dit zijn vaak plaatsen of situaties die niet veilig of vertrouwd aanvoelen of waar geen controle wordt ervaren. Er treedt angst op als de situatie zodanig is vormgegeven dat vluchten niet mogelijk is, dat er een beschamende situatie kan ontstaan of indien geen hulp mogelijk is. Het gaat daarom vaak om openbare ruimten. De naam agorafobie stamt hier van af, het is een samenvoeging van de woorden
agora -marktplein- en
fobos -angst of vrees- en de aandoening wordt in het Nederlands daarom ookwel benoemd als
pleinvrees. Plaatsen en situaties die vaak vermeden worden zijn: openbare gelegenheden, supermarkten, winkelcentra, openbaar vervoer, rijen voor de kassa, restaurants, liften of bioscopen.
De DSM-IV-PZ is een handboek voor diagnose en statistiek van psychische aandoeningen. Dit boek wordt wereldwijd als standaard in de psychiatrische diagnostiek gebruikt. De DSM-IV-PZ heeft de diagnostische criteria voor agorafobie zonder paniekstoornis (als zelfstandige stoornis) als volgt omschreven:
- A. De aanwezigheid van agorafobie in relatie met de angst om paniekachtige symptomen te ontwikkelen (bv. duizeligheid of diarree).
- B. Er zijn geen criteria voor de paniekstoornis aanwezig.
- C. De stoornis is geen direct gevolg van de inname van een substantie (bv. drugs, geneesmiddelen) of van een somatische aandoening.
- D. In het geval van een somatische aandoening is de angst zoals beschreven in criterium A duidelijk ernstiger dan normaal bij de somatische aandoening.
Agorafobie komt vaak voor in combinatie met een paniekstoornis. Er wordt dan niet gesproken over agorafobie als een zelfstandige stoornis, maar over een
paniekstoornis met agorafobie.
Behandeling
Psycho-educatie (voorlichting over de aandoening) is de eerste stap. Hierbij wordt uitleg gegeven over de ontstaanswijze van de angststoornis en de behandelopties worden besproken. Zo kan er bijvoorbeeld worden behandeld met medicatie, cognitieve gedragstherapie, een andere vorm van psychotherapie of een combinatie. Psychotherapie is de meest toegepaste vorm van therapie bij agorafobie zonder paniekstoornis en dit leidt tot goede resultaten. Als alcohol een rol speelt bij het ontstaan of in stand houden van de angststoornis wordt geprobeerd om het alcoholgebruik te staken.
Psychotherapie
Het meeste onderzoek op dit gebied is gedaan naar
cognitieve gedragstherapie (CGT), dit is de eerste keuze binnen de psychotherapeutische behandelingen. CGT richt zich op het denken en het daaruit voortkomende gedrag van de patiënt, hierbij wordt gebruik gemaakt van registratieformulieren. Met deze registratieformulieren wordt inzicht verkregen in het gedrag van de patiënt en in de sessies wordt aandacht besteed aan de onderliggende redenen voor dit gedrag. Aan de hand hiervan wordt gewerkt aan het doorbreken van het negatieve patroon. Daarnaast worden bij agorafobie zonder paniekstoornis ook exposuretherapie (blootstellen aan de angstprikkel zonder dat de gevreesde reactie optreedt), relatietherapie en systeemtherapie (gezinstherapie) toegepast. In de meeste gevallen leidt psychotherapie tot een grote verbetering. Deze vorm van therapie wordt dan ook verkozen boven de medicamenteuze behandeling.
Medicamenteuze behandeling
De eerste medicamenteuze stap bestaat uit het voorschrijven van een
antidepressivum uit de categorie specifieke serotonine heropnameremmers (SSRI’s). Bij onvoldoende reactie kan worden overgestapt op een zwaarder antidepressivum uit de categorie tricyclische antidepressiva (TCA’s). Het effect van de antidepressiva is pas na 6 weken te meten.
Lees verder