Verdwalen in je eigen straat
Er zijn mensen die de weg moeilijk kunnen vinden in een vreemde buurt of mensen die altijd overhoop liggen met een wegenkaart. De meeste mensen kunnen in hun eigen buurt de weg wel vinden. Denk je eens in hoe het is om niet naar de buurtsuper te kunnen gaan omdat je de weg erheen niet kunt vinden. Stel dat je de weg naar de bank of naar een bioscoop niet kan vinden. Stel dat je alleen met een strikte stereotype routebeschrijving naar je werk kan komen. Hoe zou je leven er dan uitzien?
Verdwaald
Canadese onderzoekers hebben in 2008 een tot dan toe onbekende stoornis ontdekt bij een drieënveertig jarige vrouw. De vrouw is sinds haar vroege jeugd nooit in staat geweest zich ruimtelijk te oriënteren, ondanks een verder normale geestelijke ontwikkeling. Zelfs in haar eigen woonplaats verdwaalt ze nog. Na onderzoek bleek dat de vrouw geen mentale kaart van haar omgeving kan vormen. Ze hebben haar stoornis
‘selective developmental topograhical disorientation’ genoemd. Er wordt vermoed dat er meer mensen zijn die hier in meer of mindere mate onder lijden.
Manieren om te navigeren
Zowel menselijke als niet-menselijke dieren zijn in staat om van een van de meest complexe cognitieve activiteiten gebruik te maken, namelijk navigeren en oriënteren. Om ons heen is de wereld rijk aan informatie die nuttig is voor het navigeren. We maken gebruik van verschillende cognitieve functies zoals het geheugen, aandacht, perceptie en besluitvaardigheid, om de juiste informatie te kunnen selecteren. Tijdens het oriënteren zijn er verschillende strategieën die we kunnen gebruiken. Een aantal van ons zal de voorkeur geven aan specifieke oriëntatiepunten zoals winkels of gebouwen. Waarbij we gebruik maken van directionele informatie van deze specifieke oriëntatiepunten, dat wil zeggen, sla linksaf bij de supermarkt, sla rechtsaf bij de bank, enzovoort. In andere gevallen kunnen we rekenen op afstanden en automatische verplaatsingen, zonder dat we specifieke oriëntatiepunten nodig hebben. Dat wil zeggen: ga rechtsaf, ga rechtdoor, ga linksaf, ga weer linksaf, enzovoort. In sommige gevallen zijn we zelfs in staat om bepaalde plaatsen te bereiken zonder een specifiek beroep te doen op visuele informatie in de omgeving. Dit is mogelijk door een zeer primitief oriëntatiemechanisme, dat bekend staat als path integrationof dead reckoning, of gegist bestek. Bij dit mechanisme is het belangrijk dat het vertrekpunt bekend is, met welke snelheid we gaan, welke richting we op gaan en hoelang we erover doen. Dieren gebruiken hetzelfde mechanisme om terug te komen bij hun nest na het zoeken naar voedsel.
Procedureel geheugen
De mogelijkheid om te oriënteren is een complex fenomeen, toch zijn wij in staat om in een vertrouwde omgeving bepaalde locaties moeiteloos te bereiken. Dit komt door twee verschillende gedragsmatige mechanismen. Het eerste bestaat uit het uitvoeren van gewone routes, zoals de route naar ons werk, naar school of naar de supermarkt, waar we gewoonlijk zo naartoe lopen of rijden, zonder ook maar te denken aan de omgeving. In dit geval zijn we erg vertrouwd met de route en zijn we in staat om oriëntatiepunten wel of niet te gebruiken bij het navigeren en om een aantal acties uit te voeren, op een soort van automatische piloot, die geen hoge eisen stellen aan de aandacht. Dat wil zeggen dat we tijdens het reizen langs een gewone route, zo vertrouwd zijn met de bezienswaardigheden, afstanden en het links- en rechtsaf slaan, dat we in staat zijn ons automatisch te verplaatsen. Dit kan men vergelijken met hoe we presteren na het leren van andere complexe gedragingen, zoals fietsen of een muziekinstrument bespelen. Het geheugensysteem van dit soort automatisch (of impliciete) gedrag wordt ‘procedureel geheugen’ genoemd.
Ruimtelijk geheugen
Het tweede gedragsmatige mechanisme bestaat uit het bereiken van de gewenste locatie door het volgen van elke beschikbare route in de omgeving. In dit geval hoeven we niet vertrouwd te zijn met de route die we volgen, om toch ons doel te bereiken zonder te verdwalen. De reden hiervoor is, dat wanneer we vertrouwd raken met een nieuwe omgeving, we ons selectieve bezienswaardigheden (winkels, gebouwen, enzovoort) herinneren en hun locaties ten opzichte van elkaar. Wanneer we dit doen, creëren we een mentale kaart van alle bezienswaardigheden die we tot dan toe hebben gezien. Tijdens het navigeren en met behulp van deze mentale kaart, zijn we in staat om vertrouwd te raken met onze huidige locatie en de locaties van de bezienswaardigheden die we tot dan toe hebben waargenomen. Door een dergelijke mentale representatie te gebruiken, kunnen we naar elke locatie gaan vanaf elk punt dat vertegenwoordigd is op onze mentale kaart. Dat wil zeggen dat we ons oriënteren met behulp van een analoge kaart wanneer we ons proberen te oriënteren in een nieuwe stad. Het geheugensysteem van dit gedrag wordt ‘ruimtelijk geheugen’ genoemd. De mentale representatie van de omgeving wordt ‘cognitieve kaart’ genoemd.
Niet in staat om een cognitieve kaart te maken
Beide gedragsmatige mechanismen stellen ons in staat om bij de gewenste locatie te komen. Het vormen van een cognitieve kaart is het meest betrouwbare hulpmiddel om te oriënteren, omdat het ons in staat stelt om verschillende locaties te bereiken vanaf elk gewenst punt. Wanneer een persoon niet in staat is om een cognitieve kaart te vormen of niet in staat is er correct gebruik van te maken, dan zal deze persoon makkelijker verdwalen, hoewel hij wel in staat kan zijn om gewone routes te volgen. Ook wanneer een persoon moeite heeft met het onthouden of herkennen van bezienswaardigheden, kan hij verdwalen. Een ander kan misschien geen onderscheid maken tussen links en rechts of moeite hebben met het bijhouden van de huidige locatie tijdens het navigeren. Weer anderen kunnen misschien geen mentale rotaties uitvoeren, wat een belangrijke cognitieve vaardigheid is tijdens het navigeren, doordat we continu van richting veranderen tijdens het navigeren. Wanneer men een van deze cognitieve vaardigheden in meer of mindere mate mist, kan dit resulteren in een handicap die van invloed is op vele aspecten in het dagelijks leven van een individu.
Onderzoek
Dankzij studies bij patiënten met beschadigde hersenen en de meest recente neuroimaging technieken, zoals
Magnetic Resonance Imaging (MRI)
en Diffusion Tensor Imaging (DTI) is er in de afgelopen vijftien jaar veel kennis vergaard over de neurale mechanismen die betrokken zijn bij de cognitieve functies die ten grondslag liggen aan onze oriëntatie vaardigheden. In 2009 werd het eerste artikel over een 43-jarige persoon met
developmental topographical disorientation gepubliceerd. Ondanks een normale cognitieve ontwikkeling is ze nooit in staat geweest zich te oriënteren. Vanaf dat ze zes jaar was, herinnert ze zich in paniek te zijn geraakt, wanneer ze haar moeder even niet zag in de supermarkt. Als ze naar school ging, werd ze altijd begeleid door haar zussen of haar ouders en ze ging nooit alleen het huis uit, omdat ze anders verdwaalde. Als tiener was ze altijd samen met vrienden die haar vergezelden wanneer ze het huis verliet. In haar familie komen verder geen soortgelijke gevallen van navigatiemoeilijkheden voor. Het kantoor waar ze al vijf jaar werkt, bereikt ze door een strikte stereotype routebeschrijving te volgen. Ze weet welke bus ze moet nemen naar het centrum en herkent het grote, zich onderscheidende plein waar ze de bus moet verlaten, dan volgt ze een rechte route van ongeveer dertig meter, waar in een hoog gebouw, haar kantoor, zich bevindt. Ze volgt dezelfde route in omgekeerde volgorde om weer thuis te komen. Soms verdwaalt ze toch en moet ze haar vader bellen om hem te vragen of hij haar kan komen halen. Afgezien van deze specifieke route kan ze de weg naar de supermarkt of naar een theater niet vinden en verdwaalt ze elke keer dat ze het probeert. Na uitgebreid testen kwamen ze erachter dat deze persoon een selectieve stoornis heeft in de vorming van cognitieve kaarten van de omgeving. Dat wil zeggen, dat haar gebrek aan oriëntatievaardigheden vooral gerelateerd is aan het onvermogen om cognitieve kaarten te maken.
Niet alleen
In 2010 zijn de bevindingen van deze studies beschreven en werden er honderd twintig nieuwe gevallen bekend. Tot op heden zijn er zevenhonderd personen bekend die zijn getroffen door deze nieuw ontdekte cognitieve stoornis. Dagelijks neemt het aantal gevallen van DTD (
developmental topographical disorientation) toe, waardoor wordt bevestigd dat er een significant aantal mensen getroffen wordt door deze stoornis.