Allergie: een foutje in je afweersysteem
Steeds meer mensen krijgen te maken met allergie. Veel mensen hebben last van hooikoorts of zijn allergisch voor hun huisdieren. Er lopen zelfs onderzoeken naar het nadelige effect van hooikoorts op eindexamenresultaten van middelbare scholieren, omdat de eindexamens plaatsvinden in het hooikoortsseizoen. Het afweersysteem heeft als doel om ons lichaam te beschermen tegen ziektes, maar het kan ons ook teveel beschermen waardoor het effect negatief is. Verkoudheid, tranende ogen en andere vervelende reacties zijn het effect. Allergie heeft alles te maken met de (over?)werking van je afweersysteem. Hoe werkt ons afweersysteem, wat gaat er dan mis in ons afweersysteem en welke soorten allergieën bestaan er? En nog belangrijker: wat zijn de behandelingen tegen deze allergieën?
De barrières van ons afweersysteem
Pathogenen zijn ziekteverwekkende organismen. Er zijn vier klassen pathogenen die van belang zijn voor mensen: bacteriën, schimmels en gisten, virussen en parasieten. Om ons lichaam tegen deze beestjes te beschermen hebben we drie barrières om ze buiten te sluiten.
De eerste barrière heet de fysieke barrière, hier valt onze huid onder. Onze huid produceert stoffen, zoals talg, die voornamelijk bacteriën niet lekker vinden. Soms werken deze stofjes zelfs als een soort antibioticum.
De tweede barrière heet de niet-specifieke afweer. Deze afweer maakt geen tot weinig onderscheid tussen de pathogenen. Aangezien 95% van de biomassa alleen niet-specifieke afweer heeft, kun je concluderen dat deze barrière behoorlijk effectief is.
Mensen hebben ook nog een derde barrière, de zogenoemde specifieke afweer. Deze komt in actie wanneer de niet-specifieke afweer pathogenen niet snel genoeg kan opruimen, bijvoorbeeld wanneer de ontsteking te lang duurt en/of te sterk wordt. De specifieke afweer reageert op bepaalde antigenen. Het voordeel van specifieke afweer is, is dat hierbij geheugencellen geproduceerd worden, waardoor het lichaam een eventuele volgende keer het pathogeen sneller kan afbreken.
Er zijn twee verschillende soorten cellen voor het specifieke immuunsysteem: de B-lymfocyten en de T-lymfocyten. De B-lymfocyten komen in actie tegen extracellulaire pathogenen, dus ziekteverwekkers van buitenaf. B-lymfocyten maken plasmacellen, en deze plasmacellen produceren geheugencellen en immunoglobines/antilichamen (IgG, IgA, IgM, IgD en IgE). IgE is erg relevant bij allergieën. De T-lymfocyten komen in actie tegen intracellulaire pathogenen, dit zijn dus ziekteverwekkers die van binnenuit de cel werken, zoals virussen. Een allergie ontstaat door een overmatige productie van IgE tegen relatief onschuldige allergenen. Of je tegen een bepaald onschuldig allergeen allergisch reageert, wordt bepaald door erfelijke factoren en omgevingsfactoren. Allergieën zijn niet overdraagbaar door bloed op bloed contact.
Verschillende soorten allergieën
Er zijn veel verschillende soorten van allergieën:
- Allergische rhinitis (reactie in je neus)
- Allergische conjunctivitis (reactie in je oogslijmvliezen)
- Allergische dermatitis (reactie in je huid)
- Allergisch astma (reactie in je longen)
- Voedselallergie (wisselend)
- Anaphylaxis (bij een reactie door je hele lichaam, bij bijvoorbeeld bijen of wespensteken, voedsel of medicijnen)
Zo kunnen mensen dus allergisch zijn van uitwerpselen van huisstofmijt, pollen van windbestuivende planten, huidschilfers van dieren, voedsel zoals melk en pinda’s, het gif van wespen en bijen en kakkerlakken.
Hoe ontstaat een allergische reactie?
Specifieke afweerreacties worden opgewekt door antigenen. Antigenen zijn bijna altijd eiwitten. Ieder lichaam heeft eigen antigenen, en kan antigenen van anderen als lichaamsvreemd herkennen. Als antigenen als lichaamsvreemd worden herkent start je lichaam een afweerreactie. Dit is vaak het probleem bij donor-organen.
Een antigeen die een allergische reactie oproept wordt een allergeen genoemd. Het allergeen wordt ‘opgegeten’ door een macrofaag en de macrofaag verandert in een APC-cel. Aan deze APC-cel binden zich Th1- en Th2-lymfocyten. De Th2-lymfocyten scheiden signaalstoffen af, IL-4 en IL-13. De signaalstoffen stimuleren de B-lymfocyten. Deze B-lymfocyten maken plasmacellen en geheugencellen.
De plasmacellen maken dan de antistoffen, bij allergieën IgE. Deze antistoffen binden zich aan een mestcel, in de mestcel bevinden zich ook allerlei andere stoffen zoals histamine. Als een allergeen reageert met zo’n afweerstof komen alle stoffen uit de mestcel vrij, en dit veroorzaakt de symptomen van een allergie.
Steeds meer allergie
Hoewel er in de afgelopen jaren een sterke afname in infectieziekten heeft plaatsgevonden, is het aantal immunologische aandoeningen sterk gestegen. Er zijn meerdere mogelijke oorzaken voor dit probleem. Eén van deze mogelijke oorzaken is bijvoorbeeld de gestegen hygiëne. Mensen worden minder blootgesteld aan pathogenen waardoor ons afweersysteem zich niet goed kan ontwikkelen.
Uit onderzoek blijkt dat er een soort regelmechanisme is om het afweersysteem een beetje te remmen. De T-regelcellen zijn hiervoor verantwoordelijk. T-regelcellen kunnen een reactie stopzetten, kunnen zorgen dat een reactie niet te sterk is en kunnen zorgen dat er niet op alle stoffen een reactie plaatsvindt. Je zou dus kunnen stellen dat er een kans is dat bij allergische personen de T-regelcellen niet goed georganiseerd zijn. Er is geen verband gevonden tussen het toenemende aantal vaccinaties en de toename in allergie.
Verder is het ook nog mogelijk dat er een stijgende lijn is in het aantal allergieën omdat mensen sneller naar de dokter gaan.
Behandelingen
Voor veel allergieën bestaan medicijnen. Vaak worden er medicijnen voorgeschreven die de werking van histamine tegengaan. (Ze voorkomen dus niet dat de histamine vrijkomt.) Dit middel heet antihistaminica.
Voor hooikoortspatienten wordt er soms hyposensibilisatie gebruikt. De bedoeling is dat de patiënt meer weerstand krijgt tegen het hooikoortsallergeen. Er wordt ongeveer drie tot vijf jaar stuifmeelallergeen onder de huid geïnjecteerd. De behandeling vereist veel doorzettingsvermogen en heeft niet altijd succes.
Mensen die veel last hebben van allergie kunnen ook proberen contact met het desbetreffende allergeen zo veel mogelijk te vermijden. Dit is in de praktijk echter niet altijd mogelijk.