Basis van de genetica
Genetica wordt steeds belangrijker in de huidige maatschappij, nu het DNA steeds meer gebruikt wordt. Er zullen nog maar weinig mensen niet weten wat dit is, al is het alleen al door de vele misdaadprogramma’s op tv. Maar DNA wordt voor veel meer doeleinden gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan het opsporen van erfelijke ziekten. De belangrijkste functie van het DNA is dat alle informatie voor de bouw van ons lichaam hierin ligt. In dit artikel wordt basis van de genetica uiteen gezet.
Waar zit het DNA?
Het DNA zit in principe overal in je lichaam. Je lichaam bestaat uit cellen en deze cellen hebben celkernen. Dit is de bewaarplaats voor je DNA. In de celkern zitten chromosomen, van ieder soort een. Ze zien eruit als een soort staafjes. Normaal gesproken hebben mensen 46 chromosomen, in 23 paren. 1 van die paren verschilt per man en vrouw. Dit zijn de geslachtschromosomen. De vrouw heeft twee x-chromosomen, de man heeft een x- en een y-chromosoom. Op deze aantallen zijn uitzondering. Het Down-syndroom wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door een derde exemplaar van chromosoom 21.
Op de chromosomen liggen de genen. Deze genen bepalen, soms in samenwerking met andere genen, een eigenschap. DNA is dus de informatie waarin staat hoe je lichaam opgebouwd wordt. Hier staat bijvoorbeeld in wat voor kleur ogen je hebt en natuurlijk of je een man of vrouw bent, zoals hierboven al uitgelegd is.
Hoe werkt het DNA?
Als je verwekt wordt krijg je van beide ouders een set chromosomen. Je hebt er in totaal 46, dus van elke ouder krijg je een paar chromosomen. Van je moede krijg je altijd 22 chromosomen plus een x-chromosoom, van je vader een x- of een y-chromosoom. Je vader bepaalt je geslacht dus eigenlijk. Deze chromosomen gaan chromosomen paren vormen, en door de combinaties worden je eigenschappen bepaald.
Elk gen staat voor een bepaalde eigenschap. Je hebt dus een gen voor blond haar, maar ook voor zwart haar. Je hebt een gen voor blauwe ogen, maar ook voor bruine ogen. (Dit is eenvoudig uitgelegd, in werkelijkheid is het iets anders). Afhankelijk van wel gen je krijgt wordt de eigenschap bepaald. Genen kunnen dominant (overheersend) of recessief (zwak) zijn. Uiteraard overheersen de dominante genen de recessieve genen. Dit leg ik uit aan de hand van de oogkleur
Je hebt een moeder met blauwe ogen en een vader met bruine ogen. Laten we er even vanuit gaan dat ze beide homogeen zijn, ze hebben dus twee identieke genen in hun DNA voor oogkleur. Je krijgt dan dus van je moeder een blauw gen en van je vader een bruin gen. Blauw is recessief en bruin is dominant. Dat betekent dat in jouw DNA het bruine gen overheerst, je krijgt dus bruine ogen. Dat blauw recessief is betekent dat je voor blauwe ogen altijd twee blauwe genen moet hebben.