Aangeboren en aangeleerd gedrag, de invloed van ons DNA
Sommig gedrag komt voort uit de genen en ander gedrag is aangeleerd. Vaak wordt hierbij het belang van de opvoeding overschat. Natuurlijk is het belangrijk om een kind goed op te voeden en de juiste normen en waarden mee te geven, maar in hoeverre hebben ouders daadwerkelijk invloed op het gedrag van hun kind en in hoeverre kan een misdadiger zijn opvoeding de schuld geven van zijn misdadig gedrag?
Genetica en ééneiige tweelingen
Onderzoek naar het verschil tussen aangeboren en aangeleerd gedrag is vrij complex. Eigenlijk kan dit alleen goed onderzocht worden bij tweelingen, die na de geboorte zijn gescheiden. In dat geval kan je de overeenkomsten en verschillen in karakter en gedrag vergelijken. Maar dan zijn we er nog niet. Ook een ééneiige tweeling is verschillend. Soms krijgt de één een ziekte en de ander niet, soms wordt de één wat langer dan de ander. Wat is hiervan de oorzaak? Dit kan toch haast niet aan de opvoeding liggen. Onderzoek wijst uit dat er in dat geval vlak na de splitsing met één van de bevruchte eitjes iets mis is gegaan. Hierdoor zijn er kleine mutaties in het DNA ontstaan. Dit zorgt ervoor dat de ene helft van de tweeling wat zwakker en wat kleiner is. Wat lichamelijk kan, kan natuurlijk ook geestelijk. Zo is de kans groot dat deze kleine mutaties er ook voor kunnen zorgen dat de enen helft van de ééneiige tweeling geestelijk wat stabieler is dan de andere helft.
Ook wanneer er niets mis gaat met de eitjes, blijven er altijd verschillen. Een mens wordt niet alleen gevormd door zijn genetische basis. Men leert van zijn ervaringen en ook bij een ééneiige tweeling is het mogelijk dat ze verschillende ervaringen opdoen in hun leven. De ene krijgt een leraar die hem stimuleert, de ander een leraar die een demotiverende invloed heeft. De een krijgt een hartsvriendin waarmee ze tot in de volwassenheid een warme vriendschap onderhoudt en de ander heeft door omstandigheden niet zo'n vriendschap. De één maakt iets dramatisch mee en de ander niet, enz. enz. Kortom allemaal ervaringen die je vormen in het leven, maar de basis, de genetische blauwdruk is bij beiden hetzelfde, dus zullen ze toch erg op elkaar blijven lijken.
Verslavingen en genetica
De één raakt verslaaft aan iets en de ander niet. De één kan het bij één biertje laten en de ander kan geen maat houden en drinkt door tot hij dronken is. Dit is genetisch bepaald. In onze genen ligt besloten of wij gevoelig zijn voor verslavingen of niet. Natuurlijk is dit niet allesbepalend. Iemand die gevoelig is voor verslavingen heeft nog altijd zelf de vrij keuze. Tegen je slechte eigenschappen kan je vechten en je goede eigenschappen kan je verder uitbouwen, maar je kan er ook kiezen om dit niet te doen. Dat is een persoonlijke keuze en hierop hebben externe factoren slecht gedeeltelijk invloed. Natuurlijk kan je ook niet verslaafd raken, wanneer je nooit in aanraking komt met verslavende middelen. Iemand die nooit drinkt, kan ook niet verslaafd raken aan alcohol.
Depressieve klachten en genetica
De aanleg voor depressies is grotendeels genetisch bepaald. Natuurlijk kan een depressie worden uitgelokt door een ernstig verlies of een traumatische ervaring, maar in deze gevallen is de depressie meestal te overwinnen. Uiteindelijk krabbel je er dan weer bovenop. Een depressie kan ook een biochemische oorzaak hebben, doordat er een onbalans aanwezig is in de chemische stoffen in de hersenen. Dit kan veroorzaakt worden door genetische aanleg, maar ook door medicijnen en drugsgebruik. De grootste oorzaak van depressieve klachten blijft de genetische blauwdruk en deze depressies worden dus niet veroorzaakt door externe factoren. Het heeft dus ook weinig zin om eindeloos over deze klachten te blijven praten. Het is een genetisch foutje, waar je helaas mee zal moeten leren leven. Uiteindelijk vinden de meeste mensen met depressieve klachten gelukkig wel een manier om hier mee om te gaan, met of zonder medicatie.
Gedragsproblemen en genetica
Ook voor gedragsproblemen is onze genetische blauwdruk grotendeels verantwoordelijk. Concentratieproblemen, angsten, agressieproblemen, extrovert, introvert en normafwijkend gedrag wordt voor een groot deel genetisch bepaald. Externe factoren zoals opvoeding, verschillende manieren van onderwijs enz. hebben hier nauwelijks invloed op. Wel kan een kind door het geven van het goede voorbeeld en door een stabiele omgeving zodanig beïnvloedt worden dat hij ervoor kiest om het ontoelaatbare gedrag te onderdrukken en om te buigen tot een sociaal aanvaardbaar alternatief. Wanneer het kind hiernaast hersenletsel oploopt, bepaalde medicijnen voorgeschreven krijgt of drugs gaat gebruiken is de kans groot dat de gedragsproblemen verergeren en dat het moeilijk, zo niet onmogelijk wordt om te kiezen voor het onderdrukken van het probleemgedrag.
De wetenschap van de genetica heeft nog veel uit te zoeken, maar waarschijnlijk is de invloed van ons DNA van grotere invloed op onze geestelijke en emotionele ontwikkeling dan tot nu toe werd gedacht.