Gezondheid, ziekte en zorgverlening – de definities
Als twee begrippen elkaar uitsluiten, dan zijn het wel 'ziekte' en 'gezondheid'. Intuïtief weet men dat ze elkaar niet verdragen. Maar alles is relatief. Persoonlijke ervaringen omtrent ziekte en gezondheid zijn immers per definitie subjectief. Daardoor rijst de vraag of volmaakte gezondheid überhaupt wel bestaat. Gezondheid is vergelijkbaar met een evenwichtstoestand, waarbij allerlei fysiologische mechanismen de orgaanfuncties proberen te handhaven of in balans te houden. In veel gevallen houdt genezing in dat de schade dankzij tal van natuurlijke processen – al dan niet met een medisch of verpleegkundig steuntje in de rug – grondig wordt hersteld en er doorgaans zelfs geen merkbare restverschijnselen overblijven.
Inhoud
Definitie van gezondheid van de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie)
Een mens kan niet tegelijkertijd gezond en ziek zijn. In het dagelijks taalgebruik staan beide
begrippen haaks op elkaar. Voor een groot deel heeft dat te maken met hoe men de geneeskunde heeft gedefinieerd, ingericht en wat men als haar taak ziet. De medische wereld is gericht op zowel het behoud van de gezondheid als op het herstel ervan. En als herstel onmogelijk is, zal de arts het lijden proberen te verlichten. Het is juist deze kijk op gezondheid en
ziekte die deze begrippen onverdraagzaam ten opzichte van elkaar lijken te maken.
Bron: Stevepb, Pixabay Definitie uit 1948
De Wereldgezondheidsraad (WHO) werd in 1948 opgericht en maakt onderdeel uit van de Verenigde Naties. De organisatie heeft als doel de gezondheidszorg waar ook ter wereld overzichtelijk en inzichtelijk te maken, in kaart te brengen, maar ook om de gezondheid van de wereldburgers te bevorderen en eventuele gezondheidsproblemen
wereldwijd op overkoepelende wijze te managen of te coördineren. De gezondheidsdefinitie van de WHO uit 1948 luidt:
Gezondheid is een toestand van volledig welbevinden op lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk/sociaal gebied, en niet louter de afwezigheid van ziekte en/of gebrek. (Definitie WHO, 1948)
Nieuwe definitie van gezondheid
Er is veel kritiek op de 'oude' definitie, die tot medicalisering zou leiden. De WHO-definitie stamt uit de naoorlogse periode, waarin men in de
waan leefde dat ziekten letterlijk konden worden uitgebannen, mede dankzij de opkomst van de antibiotica. Velen vinden deze visie achterhaald. Ook volgens dr.
Machteld Huber, promovenda aan de Universiteit van Maastricht en senior onderzoeker bij het Louis Bolk Instituut.
Huidige inzichten
De oude definitie, gericht op de biomedische interpretatie, zou niet meer passen bij de huidige inzichten omtrent gezondheid en ziekte. Inzichten waarbij sterk de nadruk wordt gelegd op veerkracht, zelfredzaamheid ondanks ziekte of handicap, sociale participatie, zingeving, leren omgaan met een (chronische) aandoening en het vinden van levenskwaliteit ondanks alle gebreken. Een
chronische ziekte, waar men zogezegd niet meer vanaf komt, hoeft met andere woorden geen hoge kwaliteit van leven te ondermijnen. De nieuwe definitie van gezondheid is opgesteld en ontwikkeld door dr. Machteld Huber in samenwerking met de Gezondheidsraad en ZonMw, en luidt:
Gezondheid als het vermogen om zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. (Dr. Machteld Huber i.s.m. de Gezondheidsraad en ZonMw, 2014)
Definitie van ziekte
De 'oude' definitie mag volgens anderen niettemin als zeer omvattend worden beschouwd. In de omschrijving wordt immers de nadruk gelegd op het woord 'welbevinden', een
begrip dat een persoonlijke, subjectieve lading heeft en zeer ruim kan worden opgevat. Daarnaast mag men stellen dat 'objectief welbevinden' simpelweg niet bestaat. De geestelijke gezondheid waarnaar in de oude definitie wordt verwezen, duidt bovendien op het emotioneel en psychologisch welzijn.
Juridische kwesties
In gevoelsmatig opzicht en in het dagelijks taalgebruik zullen de begrippen ziekte en gezondheid als tegenstellingen weinig problemen opleveren. Ze ontstaan eerder bij een nadere omschrijving in bijvoorbeeld juridische kwesties. Artsen wegen
factoren, of een complex van factoren, tegen elkaar af en maken aldus een balans op van ziekte en gezondheid. Ziekte kent tal van definities en interpretaties. Een daarvan luidt:
Ziekte is een verstoring van de gezondheid, een schadelijke fysieke dan wel psychische afwijking of verstoring van de homeostase, ofwel het 'inwendig evenwicht' dat voor het normaal functioneren van het lichaam (en de psyche) noodzakelijk is.
Bron: Devanath, Pixabay Definitie van zorgverlening
Iemand die ziek is, zal op een bepaalde wijze op de ziekte reageren. Introversie en regressie zijn slechts enkele mogelijke persoonlijke reacties om een nieuwe
balans te vinden in de nieuwe levenssituatie, bijvoorbeeld om met een (chronische) ziekte te leren leven. Daar komt bij dat gezonde mensen zich doorgaans moeilijk kunnen inleven in de wereld van iemand die ziek is. De innerlijke gesteldheid van de patiënt als reactie op het doormaken van een ziekte moet door buitenstaanders op de juiste wijze worden geduid om bepaalde gedragingen te begrijpen.
Begrip en karakter
Waarom reageert de ene patiënt opstandig en de andere berustend of aanvaardend? Met name voor verpleegkundigen, andere zorgverleners, gezinsleden of de partner is het belangrijk om de patiënt te begrijpen in samenhang met de sociale achtergrond, de wijze waarop iemand in het leven staat, hoe hij of zij tegen ziekte (en
dood) aankijkt en welke gevolgen het voor iemand heeft als hij een tijdje zogezegd uit de roulatie is en daarmee wellicht geen inkomen heeft als zelfstandig ondernemer. Ook het karakter en de grondstemming van de patiënt en niet te vergeten de houding van de zorgverleners zijn van belang. In dat opzicht is een specifieke definitie van zorgverlening/verpleging interessant. De onderstaande omschrijving stamt uit 1962 en is van Virginia Henderson, een Amerikaanse verpleegkundige. Vrij vertaald luidt deze definitie:
Het is de unieke functie van een verpleegkundige/zorgverlener om het individu, ziek of gezond, bij te staan in het volbrengen van de activiteiten die bijdragen aan de gezondheid, het herstel van een ziekte of het begeleiden naar een vredige dood. Activiteiten die de persoon in kwestie zonder hulp zou kunnen volbrengen als hij de nodige kracht, het wilsvermogen en de kennis daartoe zou bezitten. De verpleegkundige/zorgverlener dient dit te doen op zulk een wijze dat het individu zo snel mogelijk weer zo onafhankelijk en zelfstandig mogelijk wordt in het dagelijks leven. (Virginia Henderson, 1962)
Lees verder