Slaapfasen en de biologische klok
Als we slapen komen we in verschillende fasen terecht. Maar hoe weet ons lichaam wanneer welke slaapfase is? En hoe weet het wanneer we wakker moeten worden?
De verschillende slaapfasen
De eerste fase / doezelen:
Deze fase duurt bij de meeste mensen drie of vier minuten. In de eerste fase valt iemand in slaap. Het is bijvoorbeeld de periode waarin iemand het gevoel heeft alsof hij valt. De ogen beginnen langzaam te draaien, en de hersenactiviteit is heel laag (3-8 Hz). De eerste fase wordt tot de slaap gerekend, maar mensen die wakker gemaakt worden in de eerste fase kunnen denken dat ze niet geslapen hebben.
De tweede fase / lichte slaap:
Ook in deze fase kan iemand nog gemakkelijk wakker worden van bijvoorbeeld geluiden op straat. Deze fase duurt ongeveer een half uur, en dit is het eerste ‘echte’ slaapstadium voor de slaper. Op de EEG kun je een grotere amplitude zien dan bij de eerste fase, hoewel de activiteit wel langzamer is. Met flarden van gedachten in de hersenen, en het nog meer verslappen van de spieren, is de slaper na een tijdje moeilijk wakker te krijgen.
De derde fase / diepe slaap / deltaslaap:
De spieren zijn compleet ontspannen, het hartritme (en dus ook de bloeddruk) daalt, de ademhaling is regelmatig en de lichaamstemperatuur daalt. Deze slaap wordt ook wel sws-slaap (slow-wave-slaap) genoemd, omdat de hersengolven heel langzaam worden, met een grote amplitude. Er wordt pas van deltaslaap gesproken als de hersengolven voor 20% uit deze 2Hz golven bestaan. In de sws-slaap rust iemand het meeste uit. Als een persoon moe is, blijkt het dat hij een beetje meer sws-slaap heeft dan Remslaap.
De vierde fase / diepe slaap / deltaslaap:
In deze fase is de slaper afgedwaald naar de diepste slaap. Ook deze slaap zijn de ‘slow waves’ op de EEG scan weer duidelijk te zien, en daarom wordt óók de vierde fase sws-slaap genoemd. In deze fase is het wel heel moeilijk om iemand wakker te krijgen, en als de persoon wakker is, is hij helemaal verward en gedesoriënteerd. De sws-slaap (derde en vierde fase samen) duurt ongeveer een uur.
De REM fase / dromen:
De onderzoekers die voor het eerst de hersenactiviteit van een slapende proefpersoon zagen op een EEG, moeten bij deze fase wel even snel naar de proefpersoon hebben gekeken. ‘Slaapt hij nog wel?...’ Het moet een rare ontdekking zijn geweest dat iemand midden in de nacht als hij slaapt, opeens net zoveel hersenactiviteit krijgt als overdag, als hij wakker is.
In de REM fase kan iemand makkelijk wakker gemaakt worden. De hersengolven krijgen een andere vorm, namelijk een zaagtandvorm, en ze hebben een frequentie van gemiddeld 13Hz. Hoewel tussen twee EEG’s van ‘wakker’ en ‘in slaap’ weinig verschil te zien is, ligt de slapende persoon grotendeels stil. Dat komt door de ‘blokkadezenuwcellen’. Die houden de signalen die naar de receptoren gaan grotendeels tegen.
Deze vijf fasen komen per nacht, bij een gemiddelde slaap van acht uur, ongeveer vijf of zes keer voor.
Biologische klok
Hoe kan het dat elke fase maar een bepaalde tijd duurt? En hoe weten je hersenen wanneer het tijd is om te dromen?
In ons lichaam zit de biologische klok (suprachiasmatic nucleus of SCN). Die zorgt er voor dat de verschillende fasen maar een bepaalde tijd duren, en dat rond zes uur in de morgen het hart weer sneller begint te kloppen, en andere organen ook weer sneller beginnen te werken. Sommige organen mogen nog even uitrusten. De lever bijvoorbeeld komt wat later op gang, omdat de meeste mensen een half uurtje later pas ontbijten. De biologische klok regelt het allemaal.
Toch is de SCN niet groter dan een speldenknop. Hij bestaat uit maar 20,000 neuronen, en hij ligt in een deel van de hersenen: de thalamus. De thalamus ligt vlakbij de gezichtszenuw. Als er licht op het weefsel achter in het oog valt, geven de gezichtszenuwen de signalen door aan de SCN, en die geeft weer signalen door naar andere delen van de hersenen. De biologische klok werkt dus door middel van licht. Hij kan dag en nacht onderscheiden, en zo zijn tijd bepalen