Bloedonderzoek: zijn er afwijkingen in het bloed?
Bloedonderzoek wordt gedaan wanneer een arts het vermoeden heeft dat de klachten van een patiënt veroorzaakt worden door afwijkingen in het bloed. Er zijn verschillende soorten bloedonderzoek, waaronder onderzoek naar het bloedvolume, het bloedbeeld en bloedstolling. Omdat bloedwaarden van persoon tot persoon en binnen een persoon kunnen variëren, is het slim meerdere bloedonderzoeken uit te voeren om zekerheid te krijgen.
Het bloedvolume: hoeveel bloed heeft iemand?
Het bepalen van het bloedvolume kan in sommige gevallen een handig hulpmiddel zijn bij het onderzoeken van een klachtenpatroon. Men kan het bloedvolume onderzoeken door een kleine hoeveelheid radioactieve stof in te spuiten in het bloed. Omdat deze stof de bloedbaan niet kan verlaten, kan men door middel van bloedproeven op verschillende momenten de verspreiding van de stof meten en aan de hand daarvan de
hoeveelheid bloed in het lichaam berekenen.
Het bloedvolume is normaliter ongeveer acht procent van het totale lichaamsgewicht. Een volwassene heeft gemiddeld tussen de 5 en 5,5 liter bloed in het lichaam. Wanneer het bloedvolume abnormaal klein is, spreekt men van
hypovolemie. Wanneer het bloedvolume abnormaal groot is, spreekt men van
hypervolemie.
Het bloedbeeld
Het bloedbeeld geeft een indicatie van de verschillende in het bloed aanwezige bloedcellen en de verhouding tussen hen. Bij een onderzoek naar het bloedbeeld komen vaak getallen voor de volgende bloedcellen naar voren:
- De hoeveelheid hemoglobine
- De hematocrietwaarde (het percentage rode bloedcellen)
- Het gemiddelde volume per rode bloedcel (ook wel mean corpuscular volume; MCV genoemd)
- Het aantal witte bloedcellen (leukocyten) en de soorten
- Het aantal bloedplaatjes (trombocyten)
- Het gemiddelde volume van de bloedplaatjes (ook wel mean platelet volume; MPV genoemd)
Referentiewaarden: de normale gemiddelde waarden van enkele bloedcellen
| Man | Vrouw |
Hemoglobine | 8,1 - 11,0 mmol/l | 7,5 - 10 mmol/l |
BSE | 12 mm/uur | 20 mm/uur |
Trombocyten | 150-400 x 10^9/l | 150-400 x 10^9/l |
Het bloeduitstrijkje
Het kan het geval zijn dat er informatie nodig is over het uiterlijk en de
structuur van de bloedcellen. In een dergelijk geval worden er een paar druppeltjes bloed afgenomen welke vervolgens op een glaasje gedaan worden en via de microscoop bekeken worden.
De bloedbezinking (BSE)
De bloedbezinkingssnelheid is de snelheid waarmee in stilstaand, onstolbaar gemaakt bloed, de rode bloedcellen uitzakken. Deze
bloedbezinkingssnelheid wordt mede bepaald door de eitwitsamenstelling van het bloedplasma. Tevens zijn de leeftijd, het geslacht en een eventuele zwangerschap van invloed op de bezinkingssnelheid van het bloed. De bloedbezinkingssnelheid geeft informatie over de aanwezigheid en activiteit van een ontsteking in het lichaam.
De bloedstolling
Met de bloedstollingstest wordt de
stollingsneiging van het bloed bepaald. In de meeste gevallen wordt de
protrombinetijd (PT) bepaald. Een waarde van PT groter dan 1,0 INR (INR is de afkorting van international normalized ratio) duidt op een vertraagde stollingssnelheid.