Pijn en pijnbeleid, rol van de verpleegkundige
In veel gevallen hebben verpleegkundigen regelmatiger en frequenter contact met patiënten dan andere zorgverleners en dat plaatst hen in een unieke positie. Zo zijn zij beter in staat om de pijnklachten van de patiënt te signaleren en daar adequaat op in te spelen.
In 1994 heeft de Verpleegkundige WetenschappelijkeRaad (VWR), samen met het Centraal Begeleidingsorgaan voor de intercollegiale toetsing (CBO), een rapport opgesteld over verpleegkunde en pijn (VWR/CBO, 1994). In dit rapport wordt gesteld dat de verpleging de zorg van de patiënt met pijn dient te coördineren. Op basis van kennis en extra vakinhoudelijke expertise kan de verpleegkundige een bijdrage leveren aan gesprekken over de totale zorg met andere leden van het behandelteam.
Taken bij pijnbestrijding
De belangrijkste taken van verpleegkundigen bij het bestrijden van pijn zijn onder andere:
- signaleren;
- observeren;
- registreren;
- voorlichten;
- begeleiden.
Om bovenstaande taken goed te kunnen uitvoeren moet de verpleegkundige beschikken over ruime kennis van pijnproblematiek en pijnbehandeling. Dit vereist inzicht in de fysiologie van pijn, in de farmacologische aspecten van pijnbestrijding, in deel gevallen niet farmacologische interventies en in de verpleegkundige aspecten van pijnbehandeling. Bij de verpleegkundige aspecten van pijnbehandeling horen zaken als:
- zorgen voor comfort (signaleren van bronnen van ongemak, comfort bevorderende maatregelen, creëren van prettige sfeer, enzovoort);
- het bieden van afleiding (muziek, lezen, bezoek,enzovoort);
- het bewaken van de energiebalans (slaappatroon,nachtrust, beperken van omgevingsprikkels, aanmoedigen van perioden van rust en activiteit, enzovoort);
- huidstimulering (massage, warmte/koude,enzovoort);
- aanbieden/toepassen van ontspanningsoefeningen (muziektherapie, meditatie, progressieve spierontspanning).
Verpleegkundigen moeten op de hoogte zijn van pijnmeetinstrumenten. Daarnaast moeten ze aandacht hebben voor andere factoren die van belang zijn voor het inschatten van de pijnklachten van de patiënt. Tevens moet de verpleegkundige in staat zijn patiënten en hun naasten uitleg te geven over pijn en pijnbehandeling.
Signaleren, observeren en registreren van pijn.
Voor optimale pijnbestrijding is het belangrijk de pijn van de patiënt systematisch in kaart te brengen. Methoden die hierbij gehanteerd kunnen worden zijn observatie en signalering, en het afnemen van een pijnanamnese en -evaluatie .De pijnanamnese is een hulpmiddel dat gebruikt wordt om samen met de patiënt het pijnprobleem te concretiseren. Met behulp van de pijnanamnese wordt een aantal factoren bekeken die mogelijk een rol spelen in het probleem pijn. Tevens worden gegevens verzameld met betrekking tot het pijnprobleem van de patiënt.
Om een beeld te krijgen van het effect van de pijnreducerende interventie zal er geëvalueerd moeten worden. Aan de hand van de gegevens van deze evaluatie kunnen zowel de hulpverlener als de patiënt meer inzicht krijgen in de dagelijkse schommelingen in de pijn(beleving). Tevens kan beter worden beoordeeld in hoeverre de pijnreducerende
interventie voldoet en eventueel moet worden bijgesteld.
Voorlichten
De voorlichting over pijn en de pijnbehandeling geschiedt veelal door de behandelend arts. Vervolgens toetst de verpleegkunde of deze informatie is begrepen, geeft zo nodig verduidelijking of aanvullende informatie. Verder ziet de verpleegkundige toe op het gebruik van de voorgeschreven medicatie en motiveert de patiënt om de voorgestelde behandeling nauwkeurig te volgen. Goede voorlichting wordt afgestemd op de informatiebehoefte van de patiënt.
Het aanbieden van schriftelijke informatie ondersteunt de voorlichting. Verder is het belangrijk om de naasten van de patiënt bij de voorlichting te betrekken. Onvoldoende kennis over de werking en bijwerkingen van pijnmedicatie, en over de misverstanden over en weerstanden tegen deze medicatie blijken in de praktijk helaas nog veel voor te komen. Dit gebrek aan kennis bestaat zowel bij patiënten en hun naasten, als ook bij hulpverleners. In het geval van patiënten en hun naasten is het dan ook essentieel dat er goede (duidelijke en begrijpelijke) voorlichting gegeven wordt. Dit bevordert de
therapietrouw en kan daarmee dus het effect van de pijnbehandeling positief beïnvloeden.
In het algemeen dient de voorlichting betrekking te hebben op:
- het begrip pijn en hoe pijn bij kanker ontstaat;
- de soorten pijn;
- de factoren die de pijn beïnvloeden;
- de mogelijkheden om de pijn te verlichten;
- het belang van het diagnosticeren van pijn;
- de behandelmogelijkheden van pijn;
- het gebruik, de werking, de bijwerkingen;
- beoogde resultaten;
- pijnbehandeling;
- het belang van therapietrouw;
- de hulpverleners die (wanneer en hoe) ingeschakeld kunnen worden bij onvoldoende pijnbehandeling.
Begeleiding van de patiënten
De begeleiding van patiënten door verpleegkundigen bestaat voornamelijk uit:
- actief luistergedrag;
- aanwezig zijn/begrip tonen/serieus nemen van de (pijn)klachten;
- het bieden van emotionele ondersteuning;
- het wegnemen van angst;
- het bieden van hoop;
- het bieden van ondersteuning bij de besluitvorming inzake de pijnbehandeling;
- het geven van eerlijke voorlichting;
- het ondersteunen van de naasten van de patiënt;
- het corrigeren van onjuiste informatie.