Drie keukenkruiden met ongezonde bijwerkingen
We houden allemaal van eten dat lekker smaakt en gebruiken daarom graag allerlei specerijen en kruiden in de keuken. Helaas weten we ook dat niet alle toevoegingen aan onze maaltijd even gezond zijn. Zo kun je van zout beter niet teveel binnen krijgen. Maar er zijn ook smaakmakers waarvan minder bekend is dat ze slecht voor ons kunnen zijn.
Ve-tsin
Een veel gebruikte smaakmaker die erg ongezond is, is het oosterse specerij ve-tsin. Het wordt vaak toegevoegd aan Chinese en Indonesische gerechten en heeft een sterke, zoute smaak. De chemische naam van ve-tsin is mononatriumglutamaat. De Europese autoriteit voor voedselveiligheid heeft mononatriumglutamaat een E-nummer (E621) gegeven, wat betekent dat ze van mening is dat het veilig gebruikt kan worden. Het zit dan ook in veel bewerkte voedingsmiddelen die je in de supermarkt kunt kopen. Als ingrediënt krijgt het van de fabrikant verschillende namen mee, zoals onder andere: calciumcaseïnaat, glutamaatzuur, gehydrogeneerde eiwitten of gistextract. De Europese Commissie heeft geen acceptabele dagelijkse inname vastgesteld voor E621.
Onderzoek heeft verschillende nadelige effecten van ve-tsin op de gezondheid aan het licht gebracht. Ten eerste versterkt ve-tsin het hongergevoel, waardoor je door blijft eten van voedsel waaraan het toegevoegd is. Zo kan het regelmatig eten van voedingsmiddelen die ve-tsin bevatten tot overgewicht leiden. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat de schildklier onder invloed van ve-tsin minder snel gaat werken. Aangezien onze schildklier juist de spijsvertering regelt, kan een tragere schildklier zo nog eens extra gewichtstoename tot gevolg hebben.
Helaas is zwaarlijvigheid niet het enige schadelijke gevolg van ve-tsin gebruik. Er zijn aanwijzingen dat ve-tsin de kans op ouderdomsdiabetes verhoogt door de insuline-aanmaak te verdrievoudigen en het lichaam zo langzaam ongevoeliger voor insuline te maken. Ook blijkt uit diverse studies dat ve-tsin kankerverwekkend kan zijn en dat het giftig is voor de hersenen omdat het de zenuwen aantast. Je kunt daarom het beste ve-tsin uit de keuken verbannen en liefst ook alle voedingsmiddelen met E621 uit je winkelwagentje.
Kaneel
Kaneel wordt verkregen uit de bast van de kaneelboom of de cassiaboom en zit vaak als smaakmaker in zoete gerechten. Het bestanddeel dat voor de typische smaak van kaneel zorgt, is coumarine. Het kaneel dat wij in de winkel kopen, is meestal eigenlijk cassia dat goedkoper is dan het echte Ceylon kaneel. Cassia bevat van nature veel coumarine, Ceylon kaneel bijna niet. Een kilo cassia bevat ongeveer 4,5 gram coumarine.
Coumarine wordt in het lichaam omgezet in dicoumarol, dat de bloedstolling remt. Het eten van veel cassia gedurende langere tijd (vanaf 5,5 mg cassia per dag) kan leverschade veroorzaken. Bovendien zijn er aanwijzingen dat coumarine mogelijk kankerverwekkend is. Wetgeving van de Europese Commissie schrijft voor hoeveel coumarine er maximaal in bepaalde etenswaren mag zitten, bijvoorbeeld niet meer dan 20 mg/kg in ontbijtgranen zoals muesli. Af en toe meer coumarine binnenkrijgen kan geen kwaad, maar het advies is om niet langdurig grote hoeveelheden kaneel afkomstig van cassia te eten.
Nootmuskaat
Nootmuskaat is afkomstig van de muskaatnoot, de pit van de vrucht van de foelieboom. Door de noot fijn te raspen wordt een poeder verkregen met een scherp aroma dat afkomstig is van myristicine. Dit stofje heeft een antidepressieve en hallucinerende werking. In hoge doseringen kan het maagkrampen, overgeven en beven veroorzaken. Een kilo verse nootmuskaat bevat ongeveer 2 tot 13 gram myristicine.
Daarnaast bevat de muskaatnoot kleine hoeveelheden safrol (minder dan 2 gram per kilo). In grote hoeveelheden kan safrol tot lever- en nierbeschadigingen leiden. Onderzoek met proefdieren heeft aangetoond dat hoge doses safrol mogelijk kankerverwekkend zijn. Hetzelfde geldt voor het in muskaatnoot voorkomende methyleugenol. Voor beide stoffen heeft de Europese Commissie daarom een maximum gehalte in levensmiddelen (waaraan nootmuskaat is toegevoegd) vastgesteld. Afhankelijk van het voedingsmiddel is voor safrol 1 tot 25 mg/kg en voor methyleugenol 1 tot 60 mg/kg toegestaan.
Het is dus af te raden om grote hoeveelheden nootmuskaat te gebruiken. Overigens kunnen veel dieren nog minder goed tegen nootmuskaat dan de mens. Voor hen kan nootmuskaat al in veel kleinere hoeveelheden fataal zijn. Om die reden kun je dan ook beter geen speculaas aan je hond voeren.