Maramaboon: de boon uit de Kalahariwoestijn in Zuid-Afrika
De Tylosema esculentum is een gewas dat groeit in de Kalahari, in het zuiden van Afrika. Deze plant is in staat langdurige droogte te overleven bij extreem hoge temperaturen, dankzij de aanwezigheid van een ondergrondse knol die grote hoeveelheden water opslaat. De zaden van de plant bevatten grote hoeveelheden plantaardige eiwitten en gezonde vetten en daarnaast meerdere belangrijke vitaminen en mineralen. Ook de knol van het gewas is eetbaar en bezit een hoog gehalte aan eiwitten. Ter bevordering van voedselzekerheid in extreem droge gebieden en het stimuleren van de biodiversiteit wordt anno 2021 veelvuldig onderzoek verricht naar de mogelijkheden van dit gewas.
Wat is de maramaboon?
De marmamaboon (Tylosema esculentum) is een van de vijf gewassen van het Tylosemageslacht, dat deel uitmaakt van de vlinderbloemenfamilie (Fabaceae), die allen voorkomen in het zuiden en oosten van Afrika. De Tylosema esculentum is een meerjarige kruipende plant, waarvan de stengels in verschillende richtingen over de grond kruipen en enkele meters lang kunnen worden.
Waar groeit de Tylosema esculentum?
Deze plant groeit in het wild onder andere in de Kalahari, een semi-woestijn in het zuiden van Afrika, die grote delen van Zuid-Afrika, Botswana en Namibië beslaat. In een semi-woestijn, die voornamelijk uit steppen en savannen bestaat, valt meer regen dan in de normale woestijn. Echter anno 2021 valt, door de klimaatverandering, ook in dit gebied steeds minder neerslag en de verwachting is dat deze trend zich door zal zetten en de Kalahari steeds droger zal worden.
De potentie als toekomstig gewas
Door deze aanhoudende droogte nemen door mislukte oogsten de landbouwopbrengsten aanzienlijk af. Om voedselzekerheid in de toekomst te bevorderen, is men op zoek naar gewassen die opgewassen zijn tegen deze extreme weersomstandigheden en de maramaboon biedt potentie. Deze plant kan namelijk groeien op plekken waar vele andere gewassen dit niet kunnen. Het gewas kan langdurige droogte overleven met extreme hoge temperaturen, maar overleeft ook de nachtvorst in de Kalahari. De langdurige periode zonder regenval overleeft het gewas dankzij de ontwikkeling van de ondergrondse knol, die dient als opslagorgaan van grote hoeveelheden water en voedsel. Bovendien heeft de maramaboon een hoge voedingswaarde, door onder meer een bijzonder hoog eiwitgehalte en veel gezonde plantaardige vetten. Op deze manier is de maramaboon goed in staat de inheemse bevolking van de Kalahari van belangrijke voedingsstoffen te voorzien wanneer andere gewassen de droogte niet overleven. De plant groeit anno 2021 alleen in het wild of wordt door inheemse gezinnen van de Kalahari geteeld, maar er wordt volop onderzoek gedaan in diverse landen, onder andere in Australië en de Verenigde Staten (Texas), naar mogelijkheden van de maramaboon ter bevordering van de biodiversiteit en de voedselzekerheid in extreem droge gebieden.
De teelt van de maramaboon
Bij het telen van het gewas moeten zaden droog worden ingezaaid om rotting te voorkomen. Ongeveer tien dagen na het inzaaien begint de plant zich te ontwikkelen. De plant ontwikkelt stengels die over de grond kruipen, mede ter bescherming van de droge stormen die voorkomen in de Kalahari. Tijdens de wintermaanden sterven de stengels van de plant af, maar groeit de knol onder de grond door en bij het aanbreken van de lente vormt de knol nieuwe stengels. Na het tweede jaar ontwikkelt de plant in de zomermaanden (december/januari in Zuid-Afrika) goudgele bloemen waarna later (april) de peulen zich vormen. Dit zijn platte ovale peulen met een roodbruine kleur die bij het rijpen lichtgroen verkleuren. Deze jonge peulen kunnen als groente worden gegeten. Wanneer de peul rijp is, is deze houtachtig en heeft een donkerbruine kleur. Deze peul bevat gemiddeld een tot twee zaden, elk omhult met een houtachtige roodbruine tot zwartachtige kleur. Verse zaden zijn zacht en wit en hebben weinig smaak.
Voedingswaarde van de maramaboon
De maramabonen hebben een hoge voedingswaarde: ze bevatten onder andere de mineralen calcium, zink, ijzer en de vitamine E, maar ook vezels en belangrijke vetten. Vooral het hoge eiwitgehalte van bijna 40%, hoger dan vele andere peulvruchten, maakt de maramaboon bijzonder geschikt als vervanger van dierlijke eiwitten. De eiwitten bevatten bovendien essentiële aminozuren lysine (5,0%) en methionine (0,7%).
Het gebruik van de Tylosema esculentum
Deze plant is op verschillende manieren te gebruiken, zowel de jonge peulen als de rijpe zaden zijn eetbaar, maar ook de ondergrondse knol is als voedselbron te gebruiken.
Jonge peulen
Jonge peulen zijn lichtgroen van kleur en worden gekookt gegeten als groente of toegevoegd aan soepen of stoofschotels.
Rijpe zaden (bonen)
Rauwe zaden zijn wit en zacht en hebben weinig smaak, hierdoor wordt de boon zelden rauw gegeten. Wanneer de zaden geroosterd en gedroogd zijn, verkleuren ze bruin en krijgen ze een heerlijke nootachtige smaak, vergelijkbaar met cashewnoten. Het roosteren zorgt er bovendien voor dat de harde schil makkelijker te verwijderen is. Zaden worden na het roosteren als snack gegeten, maar de zaden kunnen ook net als bonen worden gekookt samen met bijvoorbeeld maismeelpap. Verder kunnen de zaden worden gebruikt voor:
- Plantaardige olie: de zaden hebben een hoog vetgehalte, bijna twee keer zo hoog als de sojaboon en ongeveer evenveel als de pinda. Hierdoor zijn de zaden erg geschikt om olie van te persen. Deze olie is goudgeel van kleur met een nootachtige geur, vergelijkbaar met amandelolie.
- Melk van de zaden: er wordt ook melk van de maramaboon gemaakt, deze heeft een romige en crèmekleurig en is vergelijkbaar met sojamelk. De melk bevat meer natrium en ijzer en minder calcium vergeleken met gewone melk en sojamelk.
- Meel van de zaden: de zaden kunnen zowel rauw als gekookt, vermalen worden tot een eiwitrijk meel.
De knol van het gewas
Naast de zaden kan ook de knol van het gewas worden gegeten. Deze knol is erg voedzaam, bevat complexe koolhydraten en ook erg veel eiwit. Het eiwitgehalte is 9% en dit is een stuk meer dan het eiwitgehalte van een aardappel of van de cassave, die tussen de 1 en 3% aan eiwit bevat. De knol heeft een roodbruine kleur en een houtachtige schil en wordt geoogst wanneer deze een jaar oud is en ongeveer een kilo weegt. Hij kan worden gebakken, geroosterd of worden gekookt. Knollen ouder dan twee jaar zijn niet meer te gebruiken, deze zijn te vezelig en te bitter geworden. Wanneer een knol niet wordt geoogst, kan deze wel 10 kilo of meer wegen.