De voetjes van je baby, hoe ontwikkelen ze zich?
Een baby ontdekt na ongeveer drie maanden zijn voetjes. Hij pakt ze vast en speelt ermee. Daarbij vouwt hij zijn beentjes dubbel en stopt zijn teentjes in zijn mondje. Zo oefent hij zijn beenspieren die hierdoor steeds sterker worden. Dit is nodig voor de volgende stappen in zijn ontwikkeling. De baby begint tussen drie en zes maanden met omrollen, leert daarna kruipen en als hij zijn lichaamsgewicht kan tillen, gaat hij staan. Als hij zijn eerste stapjes zet staan de beentjes nog ver uit elkaar. Door het vele oefenen gaat het lopen steeds beter. In plaats van de hele voetzool te gebruiken, wikkelt het kind zijn voeten helemaal af tijdens het lopen.
Reflexen bij een pasgeboren baby
Een pasgeboren baby reageert automatisch op prikkels door reflexen. De reflexen verdwijnen als de baby handelingen bewust gaat uitvoeren. Na de geboorte worden de belangrijkste reflexen getest om te controleren of de neurologische ontwikkeling goed is. De voetzoolreflex is één van die reflexen. Door met een vinger op de onderkant van de voorvoet te drukken, krommen de teentjes zich. Het is een soort grijpreflex. Hieraan kun je zien dat de lange zenuwbanen naar de voet goed werken.
De ontwikkeling van de voetjes in de eerste drie maanden
Een pasgeboren baby is zich nog niet bewust van zijn voetjes. Bewegingen gaan automatisch. Wel oefent de baby zijn voet- en beenspieren door te trappelen. Na verloop van tijd ontdekt de baby zijn voetjes en hij gaat ermee spelen.
De baby ontdekt zijn voetjes
Na drie maanden verdwijnen de reflexen steeds meer en komen er bewuste handelingen voor in de plaats. Met zijn handjes pakt de baby voorwerpen vast en nu gaat hij ook zijn voetjes ontdekken. Dit gebeurt in de derde of vierde maand. De beentjes zijn nog heel soepel en met het grootste gemak stopt hij zijn teentjes in het mondje.
Omrollen, de volgende stap in de ontwikkeling
De wereld van een baby wordt steeds groter. Hij begrijpt meer en zijn spieren worden sterker. In de vierde tot zesde maand rolt de baby zich om. Hij ligt dan op zijn buik, terug rollen is eerst nog moeilijk. Omrollen is een belangrijke stap in de ontwikkeling van een baby. Hij kan dit pas als hij de controle heeft over zijn spieren. Zo kan hij zich verplaatsen en leert hij om zijn evenwicht te bewaren. Hij heeft het ook nodig om te leren zitten, kruipen, staan en lopen.
Zitten, kruipen, staan en lopen
Zelfstandig zitten kan een baby vanaf een maand of zes. De volgende stap is kruipen. Dit lukt de meeste baby’s tussen de zeven en tien maanden. Nu komt de baby overal waar hij wil zijn. Dat stimuleert hem bij de volgende stap, optrekken. Hij probeert zich op te trekken aan alles wat hij tegen komt. Van daaruit zet hij zijn eerste stapjes en loopt hij langs het voorwerp. De beentjes staan nog ver uit elkaar en de voetjes zijn plat van onderen. Dit zorgt voor stabiliteit. De meeste kinderen lopen zelfstandig tussen elf en achttien maanden.
Van kraakbeen naar bot
De voetjes van een pasgeboren baby bestaan vooral uit kraakbeen. Daardoor zijn ze zacht en soepel. De voet- en beenspieren zijn nog niet zo sterk. De baby oefent zijn spieren door te trappelen. Rond een jaar zijn de spieren sterk genoeg en kunnen de voetjes het lichaamsgewicht dragen. In de loop van de jaren verandert het kraakbeen in bot. Dit proces is rond het achttiende jaar voltooid.
Vetkussentjes onder de voetjes
Een baby heeft vetkussentjes onder de voetjes. Daardoor staan de voetjes plat op de grond. Ook staan de beentjes ver uit elkaar. Het lijkt alsof de baby O-benen heeft, maar op deze manier is het makkelijker om in balans te blijven. Bij veel kinderen veranderen de O-benen later in X-benen. Ze zijn dan ongeveer twee jaar, maar rond een jaar of zes gaan de benen recht staan. De vetkussentjes verdwijnen en daarmee de platvoeten. De voetholte komt tevoorschijn.
Sokjes of schoentjes?
De voetjes bestaan voornamelijk uit kraakbeen en zijn heel soepel. Te strakke sokjes of de verkeerde schoentjes zorgen ervoor dat de voetjes niet goed groeien en ontwikkelen. Binnenshuis kan de baby het beste op blote voetjes lopen. Met sokjes mag ook, mits ze niet te strak zitten, of te ruim. Kies dan voor sokjes met een antislip laag aan de onderkant. Het beste zijn sokjes van katoen of wol. Ze nemen vocht op. Buitenshuis zijn soepele leren slofjes geschikt.
De eerste schoentjes, waar moet je op letten?
Babyschoentjes moeten gemaakt zijn van natuurlijk materiaal zoals leer. Natuurlijk materiaal neemt vocht op en is luchtdoorlatend. De schoenen moeten soepel zijn en licht van gewicht. Vooral de zool moet soepel zijn en niet te dik. Zo kan het kind zijn voet goed afwikkelen tijdens het lopen. Daarnaast is de juiste maat van belang. Er moet ruimte zijn om te groeien, maar niet te veel. Let ook op de breedte en vorm van de schoen. Tenen mogen niet in de knel komen. Goede schoentjes beschermen de voetjes, zorgen voor grip en bieden ondersteuning.
De voeten groeien hard
De voeten van kleine kinderen groeien hard. Schoenen kunnen zomaar te klein zijn. Om dat te voorkomen controleer je om de twee of drie maanden of de schoenen nog passen. Tot vier jaar groeien voeten één maat per vier maanden. Van vier tot zes jaar is dat één maat per half jaar. Van zes tot acht jaar groeien de voeten één maat per acht maanden en van acht tot tien jaar één maat per elf maanden. In de puberteit groeien de voeten hard, één maat per drie en een halve maand.
Waar moeten goede kinderschoenen aan voldoen?
Standafwijkingen in de voet worden vaak veroorzaakt door slecht passende sokken en schoenen. Omdat kindervoeten zich ontwikkelen en groeien moeten goede schoenen aan de volgende eisen voldoen:
- Ze moeten gemaakt zijn van ademende materialen.
- De maat moet goed zijn, zowel in de lengte als de breedte.
- De zool moet buigzaam en soepel zijn en schokken van rennen en springen dempen.
- Er moet profiel in de zool zitten, om uitglijden te voorkomen.
- Ze moeten steun geven aan de voeten.