Waarom heeft ons lichaam moeite met de winter?
De zon komt eerder op in maart, en de buitentemperatuur wordt, hopelijk, langzamerhand aangenamer. We snakken ernaar verlost te zijn van onze moeheid en koude voeten. Waarom heeft ons lichaam toch zo'n moeite met die winter?
De winter heeft twee in het oog springende kenmerken: het is koud, en donker. We voelen ons in de winter dan ook niet altijd topfit. Maar de meesten van ons overleven het elk jaar weer. Stellen we ons nu gewoon aan, met onze dufheid en pijnlijke tenen? Of gaat de winter ons echt niet in de koude kleren zitten? Dat sommige mensen zich in de winter minder fit voelen kan prima kloppen. Veel mensen zien in de winter te weinig daglicht. Tot 150 jaar geleden hadden we weinig last van lichtgebrek. We waren overdag veel buiten. Maar sinds de industriële revolutie (vanaf eind achttiende eeuw) zitten we steeds meer binnen. Kinderen gaan naar school, en mensen werken de hele dag op kantoor. We zien steeds minder echt daglicht, vooral in de winter.
Lichtgebrek ontregelt
Het ritme van licht en donker regelt veel processen in ons lichaam. Elke 24 uur is het exact één keer heel licht (overdag) en precies één keer heel donker ('s nachts). Dit 24-uursritme stuurt je slaap-waak-ritme aan. Een gebrek aan daglicht kan het ritme flink verstoren. Normaal gesproken loopt ons slaap-waakritme precies goed, ook in de winter. Onze interne biologische klok houdt het 24-uursritme nauwkeurig in de gaten. Hij regelt op het juiste moment de afgifte van hormonen waardoor we slaperig worden of juist wakker. Al heeft niemand een biologische klok met een ritme van precies 24 uur, zolang we genoeg daglicht zien, ontstaan geen problemen. Dat komt doordat onze klok zichzelf elke dag weer gelijk zet met het 24-uursritme. Het lijkt erop dat ochtendlicht tussen negen en elf uur een sleutelrol speelt bij het gelijkzetten. Bij gebrek aan morgen-licht loopt het bijstellen in de winter soms flink in de soep. Als er helemaal geen daglicht in je ogen valt, loopt je klok steeds verder uit het ritme. Dit kan gebeuren bij mensen die in het donker op hun werk komen, de hele dag binnen blijven en in het donker weer naar huis gaan. Zo raakt bij iemand met een biologische klok van 24,5 uur na 24 dagen zonder daglicht, de biologische klok twaalf uur van slag. Gevolg: overdag ben je moe, en 's nachts ben je klaarwakker. Eén troost, na nog eens 24 dagen in het donker loopt de klok weer gelijk, en zit je weer lekker in je vel. Een ontregelde interne klok kan verklaren waarom veel mensen zich in de winter regelmatig niet prettig voelen.
Zet jezelf in het licht
Als je biologische klok in de donkere maanden van slag raakt, kun je daar wat aan doen. Ga zoveel mogelijk naar buiten en zorg dat je vooral 's morgens licht krijgt. Zorg dat je binnen niet meer dan twee of drie meter van het raam zit, dan krijg je ook genoeg daglicht in je ogen. Het heeft weinig zin thuis je 40-wattpeertje te vervangen voor een exemplaar van 60 watt. Maar halogeenverlichting kan wel helpen je klok te timen. Een lamp van 200 of 300 watt moet werken. Gebruik hem alleen wanneer je het nodig hebt. Ga dus niet 's avonds onder zo'n lamp zitten, want dan lig je de hele nacht wakker.
Boosdoener is korte dag
Voor een echte winterdepressie is deze vorm van lichttherapie niet voldoende. Mensen met een echte winterdepressie hebben ontzettend veel behoefte aan slaap. Na een nacht van twaalf uur zijn ze nog steeds moe. Ze hebben ook veel meer behoefte aan eten, en kunnen in de winter behoorlijk aankomen. In het voorjaar vliegen de kilo's eraf.
De klachten beginnen in de herfst en de winter, als het kwik zakt en de dagen korter worden. In gebieden met dezelfde daglengte maar met andere temperaturen hebben mensen even veel last van de aandoening. Temperatuur is dus geen oorzaak. Hoe meer je naar de polen gaat, hoe meer mensen een winterdepressie hebben. In Alaska heeft tien op de honderd mensen de ziekte, in Nederland drie op honderd. Omdat temperatuur geen rol speelt, zijn de korte dagen de boosdoener.
Therapie vervangt zon
Bij gebrek aan licht zou lichttherapie moeten helpen. Uit onderzoek naar winterdepressies blijkt dat zeventig tot tachtig procent van de patiënten zich na een week al beter voelt. Even onder de zonnebank gaan, helpt overigens niet. In zonnebanklicht zit ultraviolette straling. Als je dat in je ogen krijgt, word je blind. Het licht van de therapie moet juist in je ogen vallen. Het is nagemaakt daglicht, zonder schadelijke ultraviolette straling. De intensiteit van 10.000 lux is vergelijkbaar met de lichtsterkte van drie kwartier na zonsopgang, veel sterker dan die van een gewone lamp.
De genezende werking van lichttherapie is grotendeels nog een raadsel, maar dat het werkt is duidelijk. Waarom de meeste mensen depressief worden vanwege lichtgebrek is nog onduidelijk. Volgens onderzoekers zijn nog geen aanwijzingen gevonden waaruit blijkt dat een winterdepressie, net als een ontregeld slaap-waakritme, door een verstoorde 24-uursklok komt. In Amerika denken ze van wel, maar er zijn verschillende klokken, die voor et dagritme en die voor het jaarritme. Het lijkt erop dat met de jaarklok van een winterdepressie-patiënt iets mis is.
Brein regelt warmte
Behalve donker kan het in de winter ook aardig koud zijn. De een kan daar beter tegen dan de ander. Je eigen thermostaat in je hersenen zorgt ervoor dat je op een temperatuur van 37 graden Celsius blijft. Koelt je lichaam af, dan stelt de warmteregelaar de temperatuur bij. Je lichaam heeft twee reacties op kou. Je lichaam maakt meer warmte aan, en wil minder warmte verliezen.
Organen en spieren produceren constant warmte. Je stofwisseling in rust zorgt voor een warmtevermogen van 90 tot 100 watt, net zo veel als een flinke gloeilamp. Een getrainde sporter die zich maximaal inspant, kan zelfs de 1000 watt halen. In de kou schroeft je warmteregelaar. En je gaat bibberen. Dit doe je lichaam om onderkoeling tegen te gaan. De hersenen krijgen van je thermostaat door dat het te koud wordt en geven een signaal aan de spieren dat ze moeten rillen. Een gezond getraind persoon produceert met deze spierbeweging wel vier keer meer warmte dan normaal. Ook gedrag speelt een grote rol. Als we het koud hebben, bewegen we meer. We lopen of ijsberen, en we trekken warme kleren aan.
Bloed verwarmt
Tijdens het sporten of in de zomer, als je het warm hebt, worden de aderen in je huid en handen vaak dikker. Je lichaam maakt de bloedvaten wijder, hierdoor raak je meer warmte kwijt en koel je af. Als je in de kou staat, werkt het precies andersom. De aderen in je huid vernauwen, de doorbloeding wordt minder, en zo raak je minder warmte kwijt. Normaal gesproken gaat deze temperatuur-regeling heel geleidelijk. Bij mensen die wintertenen of winterhanden hebben, reageren de vaten in de huid abnormaal op kou. De vaten gaan veel te ver dicht. Je tenen krijgen te weinig bloed. Ze worden wit en doen pijn. Als je weer in de warmte zit, gaan de huidvaatjes plots open staan, maar veel te ver. Dat tintelt, en je krijgt rode, opgezwollen tenen. Wintertenen kunnen zo ernstig zijn dat je blaren krijgt en gaten in je huid vallen. Het is onmogelijk om de oorzaak hiervan weg te nemen, maar je kunt wel de symptomen voorkomen. Zorg ervoor dat je hele lichaam warm blijft en je bloed niet afkoelt. Dikke sokken aandoen terwijl je een flinterdunne broek draagt, helpt dus niet.
Wind neemt warmte mee
In Nederland kennen we geen pooltemperaturen, toch komen bevriezingen en letsel aan de huid hier wel voor. Mensen die buiten werken, zwervers of mensen die met water werken hebben er last van. En niet alleen in de winter lopen we het risico overvallen te worden door de kou. In de zomer komen relatief veel onderkoelingsgevallen voor omdat veel mensen dan hun vrije tijd op en in het water doorbrengen. Als je langdurig meer warmte afstaat dan produceert, kan je thermostaat het niet meer bijhouden, en raak je uiteindelijk onderkoeld. Daarvan is al sprake als de temperatuur rond het hart en de hersenen onder de 35 graden Celsius komt. Hoe lang je precies in een bepaalde temperatuur moet lopen, zwemmen of fietsen om onderkoeld te raken is erg lastig te zeggen. Er is geen drempelwaarde voor een temperatuur of tijd. Er zijn allerlei factoren die meespelen, zoals vetpercentage, lichamelijke conditie en voeding.
In elk geval hoeft het niet te vriezen om onderkoeld te raken of koudeletsel op te lopen. In de regen en wind kun je ook flink verkleumen. De langsschurende wind neemt je warmte makkelijk mee, en dan koelt je lichaam snel af. Regen is nog verraderlijker. Water neemt veel sneller warmte op dan lucht. In de regen raak je dan ook eerder onderkoeld.
Kou maakt hard
Mensen die al tijden in de kou wonen of langdurig in de kou werken, zoals Eskimo's en visfileerders, blijken zich aan de omstandigheden aan te kunnen passen. Zij zijn beter bewapend tegen de extremen. Eskimo's hebben korte dikke vingers en verliezen daardoor minder warmte. De vingers van visfileerders zijn beter doorbloed. Er ontstaat minder snel koudeletsel, waardoor ze hun vingers beter kunnen gebruiken. Nadeel hiervan is wel dat ze meer warmte verliezen en in principe eerder de kans lopen op onderkoeling. De aanpassing van hun lichaam helpt dus maar een klein beetje. Het is vooral 'harding' waardoor deze mensen beter tegen de kou kunnen.
Lichtallergie
Niet iedereen is even blij als de winter voorbij is. Voor mensen met een lichtallergie beginnen de problemen juist als de zon zich meer laat zien. 10 tot 20 procent van de Europeanen heeft hier last van. Je krijgt in het voorjaar of tijdens zonvakanties jeuk, blaasjes of andere huiduitslag zodra je in de zon komt. Ook een lekker zonnetje tijdens de wintersport kan te fel zijn. Meestal helpt het om je huid in de lente aan de zon te laten wennen. De huid wordt dikker, en er wordt meer pigment aangemaakt. Dat beschermt tegen ultraviolette straling. Je krijgt dan in de zomer minder snel of minder ernstige uitslag. Dat betekent niet dat mensen met een donkere huid er geen last van hebben. Ook zij kunnen overgevoelig zijn voor de zon, al is de kans erop wel kleiner.