De betekenis van licht voor de mens
De mens oriënteert zich vooral met zijn ogen: zijn omgeving is een zichtwereld. Meer dan 80 procent van alle informatie komt tot ons via de ogen. Ze zijn ons belangrijkste zintuig. Zonder licht zou dat niet mogelijk zijn. Licht is het medium dat visuele waarneming überhaupt mogelijk maakt. Onvoldoende licht of duisternis verhindert goed zien. We worden onzeker en kunnen onszelf slechter oriënteren. Alleen door verlichting ontstaat een 'veilig gevoel', zelfs in het donker. Duidelijk is dat licht niet alleen visuele behoeften dient, maar ook emotionele en biologische effecten heeft op mensen. Moderne lichtconcepten houden daarom niet alleen rekening met de visuele maar ook met de niet-visuele lichteffecten. Die kunnen het welzijn, de stemming en de gezondheid van de persoon bevorderen.
De mens en licht
Licht staat gelijk aan leven. Onder invloed van de zon ontwikkelden zich drie miljard jaar geleden de eerste levende wezens. De mens (Homo Sapiens) bestaat ongeveer 200.000 jaar. Lange tijd kende hij alleen vuur. Sinds ongeveer 150 jaar gebruikt hij elektrisch licht. Licht is er niet alleen noodzakelijk voor mensen om te zien, het is ook een belangrijke maatgever voor onze biologische klok. Licht heeft veel te maken met de vraag of we wakker, uitgerust en krachtig zijn, of we goed slapen en ons fit en gezond voelen.
Het ritme van de natuur bepaald door licht
Alle leven op aarde is ruimtelijk en in tijd georganiseerd. Veel natuurlijke processen verlopen ritmisch: de aarde draait bijvoorbeeld in 24 uur rond zijn as en in 365 dagen rond de zon. Dit creëert dag en nacht, zomer en winter. De maan op haar beurt draait om de aarde en veroorzaakt de getijden en in wisselwerking met de zon het maandelijkse ritme. Deze cycli hebben het leven op aarde enorm beïnvloed. Ook de mens heeft zich in de loop van de evolutie daarop aangepast en ontwikkelde een genetisch intern besef van perioden: de interne klok. Raakt die uit de pas, dan is de persoon in kwestie lusteloos en moe, slaapt slechter en lijdt aan stemmingswisselingen. In donkere wintermaanden kunnen die tot depressies uitgroeien. De symptomen daarvan kunnen met een geschikte lichttherapie worden bestreden.
Van oog naar hersenen
De mens gebruikt om te zien alleen de zichtbare elektromagnetische straling. De ogen dragen de opgenomen informatie tien keer zo snel over als de oren. Het brein verwerkt de informatie en berekent een ruimtelijke indruk van de beelden die het rechter- en het linkeroog 'zenden'. Dat gebeurt zodanig dat de mens driedimensionaal kan zien en ook afstanden kan inschatten. Het brein onderscheidt nabij en verder afgelegen objecten mede op basis van blauwe delen in het licht. Dichterbij gesitueerde voorwerpen worden bijvoorbeeld weergegeven in warmere tinten met hogere intensiteit. Objecten op grotere afstand in blauwachtige en bleke tinten.
Ons oog als belangrijkste zintuig
Eenvoudig geconstrueerd, maar toch uiterst krachtig. De ogen zijn het belangrijkste zintuig van de mens, uitgerust met buitengewone capaciteiten. Slechts weinige, maar zeer gevoelige componenten vullen elkaar aan tot een verbluffend instrument om te zien. Het optische deel van het oog kan worden vergeleken met een fotocamera. Hoewel een camera een star beeld creëert, biedt het oog de hersenen verschillende keren per seconde nieuwe gegevens, zelfs als iemand lang naar hetzelfde voorwerp staart. De hersenen verwerken deze stroom van gegevens in een afbeelding. De taken van de cameralens worden in het oog waargenomen door het hoornvlies, de lens en het daartussen gelegen oogvocht. De ooglens kan buigen en regelt op die manier de brandpuntafstand. Die is noodzakelijk voor het scherp zien van verder verwijderde objecten. Overigens neemt dit vermogen af met het stijgen der jaren. De ooglens boet aan elasticiteit in, verhardt en wordt minder doorlatend.
Biologisch werkzaam licht
De cellen van het netvlies zijn niet alleen bedoeld om te zien, maar regelen ook onze interne biologische klok. Daarmee hebben chronobiologen, de verlichtingsindustrie en architecten de mogelijkheid om samen de kwaliteit van leven voor mensen aanzienlijk te verbeteren. Human Centric Lighting (HCL) verzorgt het samenspel van natuurlijke verlichting en het biologische effect daarvan in interieurs, brengt daglicht in gebouwen en vult het naar behoefte aan met kunstlicht in de juiste helderheid en kleurtemperatuur. Goede verlichting verkrijgt daarmee een nieuwe dimensie: het houdt ook rekening met de biologische werkzaamheid van licht. Want dynamisch licht met veranderende helderheid en lichte kleuren:
- versterkt het bioritme van de mens;
- bevordert het welzijn en de gezondheid;
- biedt meer kracht en concentratie;
- voorkomt slaapstoornissen.
Kortom, een stimulerende verlichting creëert vitaliteit en meer kwaliteit van leven.
Licht en en kwaliteit van leven
Het effect van licht op het menselijke organisme staat onomstotelijk vast. Waar niet genoeg daglicht is, kan tegenwoordig kunstmatige belichting met dynamisch licht belangrijke impulsen geven. Daarmee verkrijgt het thema licht en gezondheid een geheel nieuwe dimensie. Dynamisch licht kan ons dagelijks leven positief beïnvloeden: aan ons bureau, in de industrie, op school en thuis. Alles voor een betere kwaliteit van leven.
Gebrek aan licht in de winter
Ook seizoenen beïnvloeden het bioritme van de mens: vaak is hij minder fit in de winter, kan hij zich maar moeilijk concentreren of reageert hij trager. Veel mensen zijn ook nerveuzer dan in de zomer en vaker slecht gehumeurd. Sommige mensen worden zo zwaar belast door het gebrek aan licht in de donkere wintermaanden dat ze lijden aan seizoensgebonden depressie (SAD: Seasonal Affective Disorder). Lichttherapie helpt tegen de symptomen daarvan.
Slaapbehoefte en leeftijd
In de loop van het leven verandert het bioritme van mensen:
- Zo wordt de interne klok van zuigelingen en jonge kinderen bijvoorbeeld nog bepaald door een ultradiane ritme, perioden van drie of vier uur dus. Pas vanaf de leeftijd van vijf jaar past een persoon zich aan aan dag en nacht;
- Tieners gaan 's avonds graag laat naar bed en slapen ‘s morgens langer uit, vaak meer dan acht uur aan een stuk. Van het 18e tot het 20e jaar neemt de behoefte aan slaap dan weer af; Zeven uur slaap volstaat dan vaak;
- Na het dertigste levensjaar neemt de kwaliteit van slaap continu af. De mens slaapt dan oppervlakkiger hoewel hij eerder en regelmatiger naar bed gaat dan in voorgaande jaren;
- Is men de zeventig eenmaal gepasseerd, dan heeft de mens 's nachts steeds minder slaap nodig. Zijn slaap-waak-ritme koppelt zich in toenemende mate af van externe factoren zoals licht. Dat is de reden is dat veel oudere mensen hechten aan hun middagdutje.