HIV en natuurlijke hulpmiddelen
Human Immunodeficiëncy Virus of HIV heeft al vele mensen besmet met AIDS. Het virus is niet te genezen, maar met behulp van natuurlijke middelen kan er wel voor gezorgd worden dat het immuunsysteem zo lang mogelijk optimaal blijft werken, waardoor het uitbreken van AIDS uitgesteld kan worden.
Acquired Immuno Deficiëncy Syndrome (AIDS) wordt veroorzaakt door het Human Immunodeficiëncy Virus (HIV) en zorgt voor het ineenstorten van het immuunsysteem. Vreemd is dat sommige promiscue mensen niet worden besmet terwijl andere weinig nodig hebben om HIV op te lopen. De besmettelijkheid is dus heel variabel. Het virus flakkert met periodes op en op zich is HIV weinig besmettelijk. De verspreiding door seksueel overdraagbare aandoeningen hangt af van hoe vaak iemand wisselt van sekspartner. Hoe meer seks met hoe meer partners in korte tijd, hoe groter de kans op een infectie. Een daling in partnerwissels is een krachtige manier om HIV te remmen.
Kans op infectie in rijke landen | |
Man bij geïnfecteerde vrouw | 1 op 2500 |
Vrouw bij geïnfecteerde man | 1 op 1250 |
Ontvangende partner anale seks door geïnfecteerde man | 1 op 60 |
Ziekteverloop
TNT-alfa (tumornecrosefactor) is een cytokine en die zorgt dat dodende elementen geïnjecteerd kunnen worden in geïnfecteerde cellen. TNT-alfa lokt immuuncellen naar microbiële infecties en weefselschade ter bescherming van het lichaam. Bij een overgeactiveerd immuunsysteem kan dit cytokine ongewenste effecten hebben zoals het ontstaan van auto-immuunziekten. Bij onder andere HIV is TNT-alfa in overvloed aanwezig.
De oorzaak van aids komt doordat er te weinig circulerende T-helpercellen (TH) zijn. HIV reproduceert zich in de cellen van het immuunsysteem. Het is een retrovirus* dat de T-helpercellen gijzelt. Ze verhinderen de helpercellen om virusgeïnfecteerde cellen aan te vallen en antilichamen aan te maken. HIV kan van maand tot maand muteren in een andere vorm. Na de eerste infectie kan het twaalf maanden duren voordat iemand positief test. Na een tiental jaar is het niveau van de T-cellen zo laag waardoor er verschillende infecties ontstaan. Er is dan sprake van aids. Uiteindelijk sterft de persoon aan die neveninfecties.
DHEA (dehydro-epiandrosteron) is een bijniersteroïde wat daalt bij HIV. Cortisol zal stijgen waardoor er een disbalans ontstaat tussen TH1 en TH2 (cfr. auto-immuniteit).
Aanpak
Er is geen genezende behandeling tegen HIV, maar men kan er wel voor zorgen dat het immuunsysteem zo lang mogelijk goed blijft werken door:
- de levenswijze en het voedingspatroon (cfr. voedingszandloper): Er zijn twintig mineralen, dertien vitaminen, elf aminozuren en twee vetzuren die behoren tot de essentiële voedingsstoffen. Indien deze ontbreken in het voedingspatroon, dan kan het immuunsysteem gaan wankelen.
- het psychisch welzijn
- natuurlijke therapieën:
- Fytosterolen en sterolines doen het DHEA in de bijnieren opnieuw stijgen en doen TNT-alfa en interleukine 6 (een cytokine om antilichamen aan te maken) tot een normaal werkbaar niveau zakken.
- De secundaire infecties bij aids kunnen behandeld worden door zestig tot honderdvijftig gram natriumascorbaat (vitamine C) intraveneus toe te dienen.
- Vitamine B 6 (samen in een complex) zorgt voor goede T-celactivatie en de antilichamen.
- Selenium verhindert de replicatie en mutatie van o.a. het aidsvirus (HIV) Iemand met HIV en een tekort aan selenium loopt twintig keer meer kans om te sterven dan diegene die voldoende selenium in hun bloed hebben. Dagelijkse behoefte naast de inname via de voeding is volgens de Voedselzandloper honderd microgram. Lorna R. Vanderhaeghe stelt een dagelijkse inname van honderd tot tweehonderd microgram voor (bv. door het eten van twee paranoten per dag).
Meer uitleg over fytosterolen
Het boek over het immuunsysteem schuift fytosterolen en sterolinen van Moducare nogal sterk naar voor als hulpmiddel bij AIDS. Sterolen zijn plantenvetten die in zowat alle planten zitten zoals fruit, groenten, noten en zaden. De rijkste bron zijn rauwe noten, zaden en oliën. Door ze te koken, te bereiden of in te vriezen verdwijnen de sterolen. Andere voedingsbronnen rijk aan deze belangrijke inhoudsstof zijn erwtjes, witte pompoen, vijgen, sesamzaadjes, zonnebloempitten, olijfolie, pinda’s, kruidnagel, oregano, garnalen en kruiden zoals zegepalm, gingko, duivelsklauw, ginseng en echinacea. In de natuur zijn de sterolen altijd vergezeld door hun glucoside, steroline. Samen hebben ze een synergetische werking op het immuunsysteem. Om de immuniteit te stimuleren kan je maar vijf procent van de nodige sterolen uit de voeding halen. De overige vijfennegentig procent komt vanuit een goed voedingssupplement dat naast fytosterolen ook altijd steroline dient te bevatten.
Ondersteuning met kruiden
In het groot handboek geneeskrachtige planten stelt Dr. Geert Verhelst dat volgende kruiden bij een HIV-infectie de immuniteit kunnen ondersteunen, de T-helper/suppressorverhouding verbeteren en/of antiviraal werken. Naar deze kruiden en hun positieve werking bij HIV zou meer wetenschappelijk onderzoek moeten gebeuren.
- Allium sativum (gefermenteerde knoflook): immuniteit verbeteren.
- Astragalus membranaceus (vliezige hokjespeul): voldoende wetenschappelijk aangetoond dat het de kwaliteit van het immuunsysteem verbeterd en de weerstand verhoogt. Het is een goed adjuvans bij HIV-seropositiviteit en AIDS.
- Chlorella pyrenoidosa: immuunstimulans en immuunmodulator.
- Curcuma xanthorrhiza : verhouding T-helper/suppressor verbeteren.
- Echinacea purpurea: voorkomen van opportunistische infecties bij AIDS of een verzwakte immuniteit.
- Ganoderma lucidum (reishi of lakzwam): HIV-infectie, adjuvans bij AIDS.
- Grifola frondosa (maitake of eikhaas (eetbare paddenstoel)): helpt de destructie van T-helpercellen bij HIV te voorkomen, de CD-4 cellen of T4-cellen (een witte bloedcel die een centrale rol speelt in het afweersysteem) in aantal te handhaven en infecties te beperken.
- Hypericum perforatum (Sint Janskruid): immunostimulerend en antiviraal. Het verhoogd de afweer tegen retrovirussen, zoals HIV door hypericine, pseudohypericine en xanthronen die de T-cellen stimuleren. Hierdoor is dit een adjuvans bij HIV-seropositiviteit en preventief tegen opportunistische infecties bij AIDS. Let wel op! Sint Janskruid gaat de werking van veel medicatie en kruiden nadelig beïnvloeden, waardoor je het niet mag combineren.
- Lentinula edodes (shii-take – paddenstoel die groeit op bomen): stimuleert de T-helpercellen.
- Morinda citrifolia (indische moerbei): adjuvans bij HIV en infecties bij AIDS.
- Spirulina platensis (immunostimulans) (bevat veel selenium): stimuleert het zelfgenezend vermogen van het lichaam.
- Trametes versicolor (coriolus versicolor): verbeteren CD-4, waardoor het een hulpmiddel is bij AIDS.
- Uncaria tomentosa (katsklauw): sterke immunistimulans, antiviraal, waardoor een seropositieve langer symtoomvrij kan blijven. Iemand met AIDS gaat meer T-helpercellen hebben waardoor er minder symptomen zijn en de opportunistische infecties verminderen.
In een recent artikel (september 2013) beweren wetenschappers van het Vectorinstituut van Rusland dat de Siberische zwam Inonotus obliquus de oplossing kan zijn tegen HIV en AIDS. De berkenweerschijnzwam bevat namelijk een hoge concentratie aan betulinezuur wat sterk antiviraal en anti-tumor is. De toekomst zal echter uitwijzen of deze zwam inderdaad een wondermiddel is.
* Retrovirussen zijn virussen die hun erfelijk materiaal opslaan in de vorm van RNA. Bij de infectie van een gastheercel wordt de in het virale RNA vastgelegde genetische code naar DNA gekopieerd. (Wikipedia)