Onderzoek: roken bij jongeren
Roken. Er is bijna geen gezondheidsrisico groter. Je wenst je dochter of zoon beter. Anti-rookcampagnes roepen jongeren op om niet te roken. Als ouder kun je ook je steentje bijdragen. Maar uit onderzoek van de Universiteit van Utrecht blijkt: daden zijn veel belangrijker dan woorden. Jongeren adviseren om niet te roken, zou weleens veel minder goed kunnen werken dan het goede voorbeeld te geven. Zien roken doet roken. Juist daar moeten we iets aan doen, betoogt onderzoeker Zeena Harakeh.
Stel, je hebt een jongere die elke dag rookt. Het blijkt dat die meer sigaretten zal opsteken als zij of hij andere jongeren ziet roken. En hoe goed antirookcampagnes het ook bedoelen, ze hebben nogal eens een blinde vlek als het gaat om zulke zogenaamde 'impliciete beïnvloeding'. Dat blijkt uit onderzoek van Zeena Harakeh van de Universiteit Utrecht.
Wat krijgt een jongere aan het roken?
Harakeh deed onderzoek naar de vraag, wat rokende jongeren tussen de 16 en 24 jaar nou precies ertoe brengt om een sigaret op te steken. Daarvoor voerde ze 'live' experimenten uit. Daar kwam onder andere uit naar voren, dat een jongere met name meer gaat roken als zij of hij in de nabijheid is van een rokende leeftijdgenoot. “Ik noem dit impliciete, passieve beïnvloeding, want het gebeurt zonder dat de ander actief een sigaret aanbiedt”, zegt de sociaal wetenschapper over dat resultaat. Daarnaast is ook nog eens gebleken dat jongeren die online zijn met een leeftijdgenoot die rookt, zelf meer gaan roken. Harakeh: “De beïnvloeding is er dus zelfs als ze de sigarettengeur van de ander niet ruiken.”
Passief stimuleren van rookgedrag onderschat
Uit Harakeh's onderzoek komt ook naar voren dat het actief aanbieden van sigaretten verbazend genoeg minder invloed heeft op rokende jongeren dan tot nu wordt aangenomen. “Jongeren lijken de verleiding van een leeftijdgenoot die een sigaret aanbiedt gemakkelijker te kunnen weerstaan. Gemakkelijker dan de verleiding van een leeftijdgenoot die er zelf een aan het roken is”, aldus Harakeh. Daar vallen gaten in veel van de bestaande anti-rookcampagnes. Want die richten zich vooral tegen expliciete, actieve invloed, zoals dat aanbieden van een 'sigaretje'. Harakeh: “Aan de passieve, impliciete beïnvloeding gaan de preventieprogramma’s voorbij. Daar zou meer aandacht voor moeten zijn.”
Ouders van een rokende jongere? Doen, niet zeggen!
Het ligt voor de hand dat dit onderzoeksresultaat van belang is voor ouders. Als je als ouder rookt, kun je nog zo hard roepen dat je hoopt dat je dochter of zoon je voorbeeld nooit volgt, dat je wilde dat je nooit begonnen was enzovoorts. Jouw 'live' voorbeeld blijft spreken - en als we dit onderzoek mogen geloven, zelfs harder dan jouw goedbedoelde woorden. Rokende dochter of zoon? Zelf stoppen en het goede voorbeeld geven, anders blijven al je woorden in de lucht hangen!
Aanbeveling: rookverbod op schoolpleinen
Harakeh doet naar aanleiding van haar onderzoek ook aanbevelingen. Belangrijk daarbij is haar advies om een rookverbod op schoolpleinen in te stellen. Harakeh. “Juist daar zien honderden jongeren elkaar roken en imiteren ze elkaar.” Ook die passieve beinvloeding van rookgedrag is volgens de wetenschapper dus aan te pakken. Ook door in antirookcampagnes geen rokende jongeren meer af te beelden, zelfs niet als de boodschap van de campagne nog zo hard aanraadt om te stoppen. Het lijkt Harakeh namelijk niet onmogelijk dat ook in zulke omstandigheden het beeld van een rokende jongere andere jongeren onbedoeld extra aanzet een sigaret op te steken. Een averechts effect dus: daden spreken luider dan woorden.
NWO en onderzoek
Zeena Harakeh doet onderzoek met een Veni-subsidie van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). De Veni-subsidie van 250.000 euro is bedoeld voor recent gepromoveerde wetenschappers. Het is een van de meest prestigieuze subsidies voor jonge, talentvolle onderzoekers. De resultaten van het onderzoek zijn online gepubliceerd in de wetenschappelijke tijdschriften Nicotine and Tobacco Research en Drug and Alcohol Dependence.