Eetstoornissen: Bulimia Nervosa
Mensen met dit probleem kunnen hun eetgedrag niet beheersen. Vreetbuien worden afgewisseld met vertwijfelde pogingen om calorieën kwijt te raken
Bulimia nervosa
Tijdens de periodes van vraatzucht spelen braken, het gebruik van laxerende middelen, vasten, of voortdurende lichamelijke inspanning de hoofdrol. De patiënt wil toch zijn of haar gewicht in de hand houden. Als het hem of haar niets kon schelen wat voor figuur ze had, leiden de ongetemde vreet- buien tot zwaarlijvigheid. Maar het figuur is belangrijk en de patiënt blijft verstrikt in wanhopige pogingen om het effect van de schrokpartijen te neutraliseren om niet aan te komen. Zo ontstaat een vicieuze cirkel.
Bulimia nervosa is een maar al te vaak voorkomend probleem, in het bijzonder onder jonge vrouwen tussen de puberteit en voorin de twintig. Het begint dikwijls met lijnen om het ‘babyvet’ kwijt te raken. Het grimmig vasten geeft aanleiding tot ongecontroleerde vreetbuien, die op hun beurt motiveren tot nog strenger vasten. Al snel wordt het braken of de laxeermiddelen, of allebei, als alternatieve mogelijkheden ter compensatie van en als zelfbestraffing voor de vreetepisodes ontdekt. De cyclus van vreetgedrag en ‘antivreetgedrag’ gaat het leven volledig domineren.
Volgens het diagnostisch handboek is er sprake van bulemia nervosa bij het volgende:
- Episodes van vreetbuien waarin er geen beheersing is over het eetgedrag en de patiënt consumeert een hoeveelheid voedsel die absoluut groter is dan wat de meeste mensen in dezelfde tijdspanne en onder soortgelijke omstandigheden zouden eten.
- Om de calorieopname te neutraliseren en gewichtstoename te voorkomen, zal de patiënt braken, gebruik maken van laxerende of vochtafdrijvende middelen of klismas, langdurig vasten of overdadig sporten of trainen.
- De vreetbuien met aansluitend de compenserende maatregelen doen zich dikwijls voor (dat wil zeggen gemiddeld minstens twee keer per week gedurende drie maanden).
- Wat de patiënt van zichzelf vindt, wordt net als bij anorexia in excessieve mate bepaald door de omvang en het gewicht van het lichaam.
Er zijn twee subtypen bulimia nervosa, afhankelijk van de door de patiënt gehanteerde methode om de gevolgen van de vreetbuien te neutraliseren. Het purgerende type omvat de groep die gebruik maakt van zelfopgewekt braken, laxerende of vochtafdrijvende middelen of klisma’s. Tot het niet-purgerende type behoren degenen die vasten en overmatige lichaamsbeweging toepassen tegen gewichtstoename als gevolg van een eetaanval. Mensen van het purgerende type zullen eerder tekenen van depressie vertonen en zijn nog sterker met hun lichaamsbeeld bezig dan degenen die niet aan purgeren doen.
Kenmerkend
- Door het woest en roekeloos vol proppen, kan voedsel in de luchtpijp terechtkomen, wat kan leiden tot een plotselinge dood of longontsteking.
- Zelfopgewekt braken en misbruik van laxerende en vochtafdrijvende middelen kunnen een aantal ernstige en soms levensbedreigende problemen tot gevolg hebben.
- Veelvuldige blootstelling van tanden, mond en het bovenste deel van het spijsverteringskanaal aan de zure maaginhoud kan leiden tot blijvende aantasting van de tanden, pijnlijke ontsteking van de speekselklieren en zweertjes in de slokdarm.
- Het vochtverlies door het braken en/of het gebruik van laxerende middelen, diuretica (vochtafdrijvende middelen) of klisma’s kan uitdroging en een verstoorde elektrolytenbalans veroorzaken, waarbij soms ernstige hartritmestoornissen kunnen optreden.
- Overmatig gebruik van laxerende middelen of klisma’s kan leiden tot afhankelijkheid van deze methoden om de darmfunctie te stimuleren.
Behandeling
De antidepressiva werken goed, zelfs bij mensen die niet depressief zijn. Bij de behandeling van bulimia helpen ze de frequentie van zowel de vreetbuien als de purgeerepisodes te verminderen, werken ze stemmingsverbeterend en verzachten ze de verstoorde opstelling tegenover lichaamsvorm en lichaamsgewicht.
Ook psychotherapie helpt goed, als enige behandelingsvorm of in combinatie met medicijnen. Het is belangrijk dat de patiënt inziet dat vreten een ‘normale’ reactie op uithongering is. Elke poging om een irreëel laag gewicht te bereiken of in stand te houden door extreem hongerlijden, is vragen om ongecontroleerde vreetbuien. Om dit patroon te doorbreken en de neiging tot schrokpartijen te verminderen is het een goed idee om de frequentie van vreet- en purgeeraanvallen bij te houden en tot in het kleinste detail op te tekenen hoeveel en wat voor voedsel de patiënt heeft genuttigd. Deze observatie zal op zich misschien volstaan om de frequentie van de vreetpartijen aanzienlijk terug te brengen, evenals de hoeveelheid die de patient elke keer naar binnen werkt.
Gedragsmodificatie kan werken door wijziging van de prikkels, van de manier waarop de patiënt erop reageert of allebei. Om niet te bezwijken voor de prikkels kan hij of zij de lichamelijke honger verminderen door dikwijls een kleinigheid te eten, problematische situaties te vermijden en andere manieren aan te leren om met spanningen en pijnlijke emoties om te gaan.