DCIS: voorstadium van borstkanker maar nog geen kanker
Ductaal carcinoom in situ (DCIS) is een voorstadium van borstkanker dat vaak wordt vastgesteld naar aanleiding van bevolkingsonderzoek. Patiënten hebben dan nog geen klachten maar op de mammografie zijn kenmerkende kalkspatjes waarneembaar. Deze duiden op een groei van kwaadaardige cellen in de melkgangen. Ook al gaat het hier om een voorstadium van borstkanker en (nog) niet om een invasieve vorm van kanker, patiënten worden toch behandeld als kankerpatiënten. Dit komt omdat artsen nog niet goed in kunnen schatten welke vormen van DCIS uitgroeien tot kanker.
Ductaal carcinoom in situ (DCIS): voorstadium van borstkanker
DCIS: ductaal carcinoom in situ
DCIS is een afkorting die staat voor
ductaal carcinoom in situ en wordt geassocieerd met borstkanker. Om precies te zijn, is het een voorstadium van borstkanker en kan dit nog zeer goed behandeld worden. Omdat onderzoekers nog niet precies weten welke vormen van DCIS gevaarlijk zijn worden patiënten echter wel behandeld alsof ze daadwerkelijk kanker hebben. Men spreekt van DCIS wanneer er reeds kwaadaardige cellen in de borst gegroeid zijn maar deze nog niet het omliggende weefsel hebben aangetast. Er wordt dan gesproken van niet-invasieve kankercellen. DCIS kan zich wel ontwikkelen tot een invasieve vorm van kanker (mammacarcinoom) maar de medische wetenschap is er nog niet uit wat hiervoor de belangrijkste factoren zijn.
Bij DCIS bevinden deze cellen zich in de
melkgangen of ducten. Dit moet niet verward worden met LCIS (lobulair carcinoom in situ), waarbij de kwaadaardige cellen zich juist in de melkklieren bevinden. De kans dat DCIS uitgroeit tot een invasieve vorm van borstkanker is veel groter dan bij LCIS.
Verschillende stadia
De ziekte wordt in verschillende stadia opgedeeld. Het stadium waarin de ziekte zich bevindt zegt iets over de kans dat het uitgroeit tot een invasieve vorm van kanker. De volgende drie gradaties worden onderscheiden:
- Graad 1: afwijkende cellen zijn geconstateerd maar er zijn nog weinig mutaties en er is weinig activiteit van cellen waarneembaar.
- Graad 2: afwijkende cellen zijn geconstateerd en deze zijn gematigd gedifferentieerd.
- Graad 3: afwijkende cellen zijn geconstateerd en deze zijn onrustig, delen veelvuldig en groeien ongecontroleerd.
Hoe vaak komt het voor?
De diagnose DCIS wordt steeds vaker gesteld, onder meer door betere onderzoekstechnieken. In 2016 werd de ziekte in Nederland bij 2.675 vrouwen vastgesteld. Het gaat om ongeveer 15% van het totale aantal patiënten met (een voorstadium van) borstkanker. De meeste gevallen komen aan het licht bij het bevolkingsonderzoek. DCIS wordt in tegenstelling tot andere vormen van borstkanker niet gekenmerkt door een waarneembaar knobbeltje in de borst. Het is dus niet een type kanker waarmee patiënten zich zelf bij de huisarts melden na zelfonderzoek. Bij een mammografie openbaart het zich meestal door de waarneembaarheid van kenmerkende, goed waarneembare kalkspatjes.
Hoe wordt DCIS behandeld?
Omdat de kans dat DCIS uitgroeit tot een invasieve vorm van borstkanker groot is wordt dit altijd behandeld. Ook al gaat het om een voorstadium van kanker, patiënten worden toch behandeld alsof ze kanker hebben. Dit in tegenstelling tot LCIS, dat vaak niet behandeld wordt. De behandeling bestaat vrijwel altijd uit een operatie waarbij het aangedane weefsel wordt verwijderd. Dit zal in sommige gevallen gaan om een borstsparende operatie zoals een lumpectomie, maar in andere gevallen zal het om een volledige amputatie (mastectomie) gaan. Voor welk type operatie gekozen wordt is afhankelijk van diverse factoren zoals het beeld op de mammografie, CT-scan, echografie, MRI en/of biopt (dunnenaaldaspiratiecytologie), de omvang van het aangedane gebied en de fysieke gesteldheid van de patiënt. Wordt gekozen voor een borstsparende operatie dan volgt hierop altijd een traject van bestralingen.
In enkele gevallen kan worden volstaan met een behandeling met alleen medicatie. Bij vormen van DCIS waarbij sprake is van oestrogeenreceptoren kan worden gekozen voor een behandeling met het medicijn tamoxifen. Dit zorgt ervoor dat de cellen niet meer reageren op oestrogeen en daardoor niet verder ontwikkelen. Vaak vindt dan nog wel een schildwachtklierprocedure plaats, waarbij in de omringende lymfeklieren gekeken wordt of er uitzaaiingen zijn.
Meer onderzoek
DCIS is voor patiënten vaak een verwarrende diagnose, een geval van 'goed en slecht nieuws', waarbij het goede nieuws is dat je geen borstkanker hebt maar het slechte nieuws is dat je wel behandeld gaat worden als ware je kankerpatiënt. Is graad 1 DCIS geconstateerd, dan is behandeling mogelijk niet nodig maar wordt hier voor de zekerheid toch voor gekozen. Om te voorkomen dat patiënten onnodig ingrijpende behandelingen moeten ondergaan wordt vanaf 2017 onderzoek gedaan, gericht op het verkrijgen van een beter beeld met betrekking tot de noodzaak van behandelingen bij graad 1 DCIS. Voor het onderzoek, dat wordt geleid door patholoog Jelle Wesseling van het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis, is € 17 miljoen euro beschikbaar gesteld door KWF Kankerbestrijding en Cancer Research UK. De onderzoekers hopen dat ze een methode kunnen ontwikkelen waarbij op basis van een biopt kan worden vastgesteld of het om actieve - en dus gevaarlijke - cellen of juist 'slaperige' - en dus ongevaarlijke - cellen gaat. Men hoopt dat zodoende minder vrouwen geopereerd hoeven te worden.
Lees verder