Ductaal carcinoma in situ: Voorstadium van borstkanker
Een ductaal carcinoma in situ (DCIS) een voorloper van kanker aan de borst (stadium 0). Bij deze aandoening vertonen patiënten zelden symptomen of een borstknobbeltje. Een arts diagnosticeert dit voorstadium van borstkanker tijdens een standaard mammografie. In veruit de meeste gevallen ervaren vrouwen geen symptomen bij DCIS, al zijn sporadisch wel veranderingen aan de borst of de tepel merkbaar. De behandeling bestaat uit chirurgie, met of zonder radiotherapie. De prognose van behandelde patiënten is uitstekend. Patiënten die geen behandeling ondergaan, hebben tot slot een sterk verhoogde kans op het ontwikkelen van borstkanker.
Synoniemen voor ductaal carcinoma in situ
Bekende synoniemen voor een ductaal
carcinoma in situ zijn:
- ductaal carcinoom in situ
- intraductaal carcinoma in situ
- intraductaal carcinoom
Terminologie van voorstadium van borstkanker
Bij patiënten met DCIS zijn er abnormale cellen aanwezig in de bekleding van één of meer melkgangen (ductaal) in de borst.
Carcinoom verwijst naar elke vorm van kanker die begint in de huid of andere weefsels (inclusief borstweefsel) die de interne organen bedekken of bekleden. In situ betekent ‘op zijn plaats’ en verwijst naar het feit dat de abnormale cellen zich niet uit het borstkanaal en in één van de omliggende weefsels in de borst hebben verplaatst.
Epidemiologie
Ductaal carcinoma in situ (DCIS) is een vroege vorm van borstkanker die beperkt is tot de melkkanalen van de borst. Het komt voor bij een aanzienlijk percentage van vrouwen die worden gescreend voor borstkanker. De incidentie van DCIS is toegenomen door verbeterde screeningsmethoden.
Oorzaken
DCIS komt tot stand door genetische mutaties (veranderingen) in het DNA van borstkanaalcellen. De genetische mutaties zorgen voor abnormale cellen in de bekleding van één of meer melkgangen, maar deze zijn nog buiten het borstkanaal getreden. De specifieke oorzaken van DCIS zijn nog onbekend anno oktober 2020.
Risicofactoren van niet-invasieve borstkanker
De risicofactoren voor het ontwikkelen van deze aandoening zijn vergelijkbaar met die voor invasieve
borstkanker. Sommige vrouwen zijn echter gevoeliger dan anderen voor het ontwikkelen van een ductaal carcinoma in situ:
- atypische hyperplasie
- blootstelling aan straling of blootstelling aan bepaalde chemicaliën
- genetische mutaties (BRCA1- of BRCA2-genen)
- het langdurig gebruik van oestrogeen-progestine hormoonvervangingstherapie (HST) gedurende meer dan vijf jaar na de menopauze
- leeftijd: ouder dan 45 jaar
- vrouwen die een late menopauze gehad
- vrouwen die laat in het leven kinderen hebben gekregen
- vrouwen die nog nooit kinderen hebben gehad
- vrouwen die op jonge leeftijd ongesteld geworden zijn
- vrouwen met een familiegeschiedenis van borstkanker
Symptomen
De meeste vrouwen die DCIS ontwikkelen, ervaren geen symptomen. Het merendeel van de vrouwen krijgt de diagnose wanneer ze een
screeningmammografie ondergaan. Vroege tekenen ontbreken; de eerste tekenen verschijnen pas wanneer de kanker vordert.
In enkele gevallen veroorzaakt DCIS wel een aantal symptomen zoals:
- een (bloederige) tepelafscheiding of tepelgevoeligheid; soms is ook sprake van een ingetrokken tepel
- een bult of verdikking in of nabij de borst of onder de arm
- een verandering in de grootte of vorm van de borst
- een verandering van het uiterlijk van de huid van de borst, het tepelhof of de tepel (roodheid, schilfering, zwelling) of hoe deze gebieden aanvoelen (warmte)
- putjes in de borst; dit doet denken aan de schil van een sinaasappel
Alarmsymptomen
DCIS vertoont vaak geen symptomen, maar kan in sommige gevallen gepaard gaan met een verdikking in de borst of veranderingen in de tepel. Soms kan het worden opgemerkt bij een mammogram voordat er fysieke symptomen optreden.
Diagnose en onderzoeken
Een mammografie onthult dit voorstadium van borstkanker. De arts voert een mammografie uit bij een gewone screening op borstkanker of anders om een
borstknobbeltje verder te onderzoeken. Toont de mammografie afwijkingen, dan is een echografie en een
biopsie van borstweefsel nodig.
Behandeling
Er zijn verschillende meningen over de beste behandeling van een ductaal carcinoma in situ. Chirurgie, met of zonder aanvullende radiotherapie of tamoxifen (remt oestrogeengevoelige tumoren en vermindert borstvorming), is de aanbevolen behandeling voor DCIS. De arts opteert voor een volledige (
mastectomie) of gedeeltelijke verwijdering (lumpectomie) van de aangetaste borst. Als de arts een lumpectomie (borstsparende operatie) uitvoert, combineert hij deze vaak met
radiotherapie. Tamoxifen is inzetbaar als hormonale therapie als de cellen oestrogeenreceptorpositiviteit vertonen.
Chemotherapie is niet nodig voor DCIS omdat de vroegste vorm van borstkanker niet-invasief is. Een operatie verkleint het risico op daaropvolgende
kanker, maar veel patiënten ontwikkelen nooit kanker, zelfs zonder behandeling en de bijbehorende bijwerkingen. Daarom verkiezen sommige artsen een afwachtend beleid.
Prognose van voorloper van kanker aan de borst bij vrouwen
Prognose
De prognose van ductaal carcinoma in situ (DCIS) is over het algemeen zeer gunstig, vooral wanneer het vroegtijdig wordt ontdekt en behandeld. DCIS wordt beschouwd als een niet-invasieve vorm van borstkanker, wat betekent dat de kankercellen zich nog niet buiten de melkgangen (ductuli) hebben verspreid naar omliggend borstweefsel. Omdat DCIS in een vroeg stadium blijft en geen metastasen (uitzaaiingen) vormt, zijn de overlevingskansen doorgaans uitstekend.
De belangrijkste factoren die de prognose beïnvloeden, zijn:
- Tumorgrootte: Grotere laesies hebben een iets hogere kans om uit te groeien tot een invasieve borstkanker dan kleinere laesies.
- Graadsysteem: DCIS wordt geclassificeerd op basis van de mate van afwijking van de normale celstructuur. DCIS met een lage graad (gradatie 1) heeft een betere prognose dan hoge graad (gradatie 3) DCIS, dat een hoger risico heeft om over te gaan in invasieve kanker.
- Hormoonreceptorstatus: Als de tumorcellen hormoonreceptoren voor oestrogeen of progesteron bevatten (hormoonreceptorpositief), kan hormoontherapie helpen om terugkeer van de ziekte te voorkomen.
- Marges: De chirurgische "marges" (het weefsel rond de verwijderde tumor) moeten vrij van kankercellen zijn. Schone marges verminderen de kans op terugkeer van de ziekte.
- Behandelingsplan: De gekozen behandeling speelt een belangrijke rol in de prognose. Chirurgie (zoals lumpectomie of mastectomie) in combinatie met bestraling of hormoontherapie verlaagt het risico op een recidief aanzienlijk.
- Leeftijd van de patiënt: Jonge vrouwen met DCIS hebben vaak een iets hogere kans op recidief dan oudere vrouwen.
De kans dat DCIS zich ontwikkelt tot invasieve borstkanker is afhankelijk van diverse factoren, zoals de graad van de afwijking en de behandelingsopties. Als DCIS onbehandeld blijft, kan het risico dat het overgaat in invasieve borstkanker variëren van 14% tot 50%, afhankelijk van de kenmerken van de laesie.
Anno september 2024 is de vijfjaarsoverleving voor patiënten met DCIS nagenoeg 100%, vooral wanneer de aandoening adequaat behandeld wordt.
Complicaties
Hoewel de behandeling van DCIS vaak succesvol is, kunnen er enkele complicaties optreden, zowel door de aandoening zelf als door de behandeling. Deze complicaties omvatten:
- Recidief: Hoewel het risico op terugkeer van DCIS na behandeling relatief laag is, blijft er een kans op recidief, vooral bij patiënten die geen bestraling of hormoontherapie hebben gekregen na een lumpectomie. Het risico op terugkeer van de ziekte kan variëren van 10% tot 30%, waarbij sommige gevallen invasieve kanker kunnen zijn.
- Ontwikkeling van invasieve borstkanker: Indien onbehandeld of als de behandeling niet voldoende is, kan DCIS in sommige gevallen overgaan in invasieve borstkanker. De ontwikkeling van invasieve kanker verhoogt het risico op metastasering naar andere delen van het lichaam.
- Bijwerkingen van de behandeling: Afhankelijk van de gekozen behandeling kunnen er complicaties optreden, zoals:
- Chirurgische complicaties: Bloeding, infectie, of seroomvorming (ophoping van vloeistof onder de huid) kunnen voorkomen na een operatie.
- Littekenvorming en cosmetische effecten: Na een lumpectomie of mastectomie kan er littekenvorming optreden, wat kan leiden tot asymmetrie of veranderingen in de vorm van de borst.
- Bijwerkingen van bestraling: Deze kunnen variëren van vermoeidheid tot huidveranderingen, zoals roodheid, zwelling en blaarvorming. Op de lange termijn kan bestraling het risico op littekenvorming of fibrose verhogen, wat de elasticiteit van het borstweefsel kan verminderen.
- Bijwerkingen van hormoontherapie: Voor vrouwen met hormoonreceptorpositieve DCIS kan hormoontherapie worden voorgeschreven om het risico op recidief te verminderen. Dit kan echter bijwerkingen veroorzaken, zoals opvliegers, vermoeidheid, gewrichtspijn en een verhoogd risico op trombose of endometriumkanker.
- Psychosociale complicaties: De diagnose DCIS en de behandeling ervan kunnen een emotionele tol eisen, met gevoelens van angst, depressie of zorgen over terugkeer van de ziekte.
Preventie
Hoewel er geen manier is om DCIS volledig te voorkomen, zijn er enkele stappen die vrouwen kunnen nemen om hun risico te verlagen en de kans op vroegtijdige detectie te vergroten:
- Regelmatige screenings: Mammografie is de meest effectieve methode voor het opsporen van DCIS in een vroeg stadium. Vrouwen ouder dan 50 jaar, of vrouwen met een verhoogd risico op borstkanker, wordt geadviseerd om jaarlijks of tweejaarlijks een mammogram te laten maken.
- Gezonde levensstijl: Het handhaven van een gezond gewicht, regelmatige lichaamsbeweging en een evenwichtige voeding kunnen het risico op borstkanker, inclusief DCIS, verminderen. Het beperken van alcoholgebruik en stoppen met roken zijn ook belangrijke preventieve maatregelen.
- Hormoontherapie beperken: Langdurig gebruik van hormoonvervangende therapie (HRT) tijdens of na de menopauze kan het risico op borstkanker verhogen. Vrouwen die HRT overwegen, moeten met hun arts overleggen om het risico te bespreken en alternatieve opties te overwegen.
- Genetische testen: Vrouwen met een familiegeschiedenis van borstkanker of die drager zijn van genmutaties zoals BRCA1 of BRCA2 kunnen overwegen om genetische testen te laten uitvoeren. Indien er een verhoogd risico wordt vastgesteld, kunnen preventieve maatregelen zoals intensieve screening of profylactische chirurgie overwogen worden.
- Medicatie voor risicoreductie: Voor vrouwen met een verhoogd risico op borstkanker kan preventieve medicatie, zoals tamoxifen of raloxifen, worden overwogen om de kans op het ontwikkelen van DCIS of invasieve borstkanker te verkleinen.
- Borstvoeding: Studies suggereren dat borstvoeding mogelijk het risico op borstkanker vermindert, hoewel dit nog niet volledig wetenschappelijk is bewezen.
Daarnaast is het belangrijk om alert te zijn op veranderingen in de borst, zoals knobbeltjes, pijn, of veranderingen in de huid of tepels, en deze direct met een arts te bespreken. Vroegtijdige detectie biedt de beste kans op een gunstige prognose.
Lees verder