Carcinoma in situ: Kankercellen nog op plaats van oorsprong
Carcinoma in situ is een vroege vorm van kanker waarbij abnormale cellen aanwezig zijn die zich nog niet hebben verspreid voorbij hun oorspronkelijke locatie. Deze kanker begint in de slijmlaag (epitheelcellen) van organen zoals de blaas, de baarmoederhals, de borst en de huid. Hoewel deze in situ-cellen zich nog niet hebben verspreid, kunnen ze in de toekomst wel ontaarden in invasieve kankercellen die zich naar andere delen van het lichaam kunnen verspreiden. Vroege detectie van carcinoma in situ is cruciaal, omdat het doorgaans goed te behandelen is en verdere verspreiding kan worden voorkomen.
Synoniemen
Andere benamingen voor carcinoma in situ zijn:
- niet-invasieve kanker
- pre-invasieve afwijking
- pre-invasieve kanker
- ziektestadium 0
Locaties van carcinoma in situ
Carcinoma in situ kan zich in verschillende delen van het lichaam voordoen, maar is nog niet uitgezaaid (
gemetastaseerd) naar andere delen. Enkele van de meest voorkomende vormen zijn:
- carcinoma in situ van de urineblaas
- cervicaal carcinoma in situ
- ductaal carcinoma in situ (DCIS)
- plaveiselcelcarcinoom in situ of ziekte van Bowen
Carcinoma in situ van de urineblaas (blaaskanker)
Carcinoma in situ van de blaas komt vaak voor bij patiënten met een voorgeschiedenis van
blaaskanker die in remissie zijn geweest. Ongeveer 90% van de patiënten met blaaskanker ervaart een recidief. Vooral rokers van middelbare leeftijd en ouder hebben een verhoogd risico. Symptomen zijn onder meer
dysurie (pijn bij het plassen),
nycturie (nachtelijk urineren),
pollakisurie (frequent urineren) en microscopische
hematurie (bloed in de urine). Behandeling omvat meestal het verwijderen van de voorlopercellen door middel van blaasspoeling of een transurethrale resectie. Indien nodig kan een radicale cystectomie (volledige verwijdering van de blaas) worden uitgevoerd.
Radiotherapie is doorgaans niet effectief voor deze vorm van carcinoma in situ. Omdat de kanker langzaam groeit, adviseren artsen vaak een waakzaam beleid. Veel patiënten overlijden uiteindelijk door andere gezondheidsproblemen.
Cervicaal carcinoma in situ (baarmoederhalskanker)
Bij cervicaal carcinoma in situ bevinden de kankervoorlopercellen zich op de oppervlaktelaag van de baarmoederhals (
cervix). Deze afwijkingen zijn tijdig op te sporen met een
uitstrijkje. Hoewel behandelbare, kan de kanker soms terugkeren. Artsen adviseren daarom regelmatige uitstrijkjes na behandeling om eventuele terugkeer van kankercellen vroegtijdig op te sporen. Behandeling bestaat uit het verwijderen van precancereuze cellen via cryochirurgie (bevriezing), laserchirurgie of een lus elektrochirurgische excisieprocedure (LEEP/LEETZ). In sommige gevallen kan een
hysterectomie (verwijdering van de baarmoeder) worden aanbevolen, vooral als andere behandelingen niet effectief zijn geweest.
Ductaal carcinoma in situ (DCIS) (borstkanker)
Ductaal carcinoma in situ, ook bekend als ‘intraductaal carcinoma in situ’, is een veel voorkomende vorm van borstkanker waarbij de kankercellen in de melkkanalen van de borst groeien. Ongeveer 20% van de borstkankerpatiënten heeft DCIS. Behandeling kan een borstsparende operatie (BCS) omvatten, waarbij zowel de kankercellen als een deel van het omliggende borstweefsel worden verwijderd. In sommige gevallen kan een borstamputatie (
mastectomie) nodig zijn, vooral als de tumor groot is. Na een operatie kan radiotherapie worden aanbevolen om het risico op terugkeer van kankercellen te verminderen. In sommige gevallen kan ook een chirurgische verwijdering van de
lymfeklieren noodzakelijk zijn.
Plaveiselcelcarcinoom in situ of ziekte van Bowen (huidkanker)
Plaveiselcelcarcinoom in situ, ook wel de
ziekte van Bowen genoemd, is een vroege vorm van huidkanker die vaak voorkomt op huidgebieden die blootgesteld zijn aan zonlicht, zoals het
gezicht, de oren en de nek. Artsen adviseren meestal om de pre-kankercellen lokaal te verwijderen. Radiotherapie kan ook worden ingezet om het risico op terugval te minimaliseren.
Prognose van voorloper van kankercellen
De kans dat carcinoma in situ uitgroeit tot invasieve kanker is groot als het onbehandeld blijft. Behandeling is dan ook noodzakelijk om te voorkomen dat de cellen ontaarden in kanker en zich verspreiden. Bij een succesvolle behandeling blijven de cellen meestal beperkt tot de oorspronkelijke locatie en is de patiënt vaak kankervrij. Regelmatige screenings en opvolgbezoeken na behandeling zijn essentieel voor het tijdig opsporen van eventuele terugkerende voorlopercellen, wat de kans op de ontwikkeling van invasieve kanker verder vermindert.
Complicaties
Complicaties van carcinoma in situ kunnen variëren afhankelijk van de locatie en het type kanker. Mogelijke complicaties zijn onder meer:
- Verspreiding naar omliggende weefsels: Als carcinoma in situ niet tijdig wordt behandeld, kunnen de abnormale cellen zich ontwikkelen tot invasieve kanker die zich naar omliggende weefsels verspreidt.
- Terugkeer van de kanker: Bij sommige vormen van carcinoma in situ, zoals cervicaal carcinoma in situ, kan de kanker terugkeren na behandeling, vooral als de behandeling niet volledig is geweest.
- Functionele beperkingen: Behandelingen zoals chirurgische ingrepen kunnen leiden tot functionele beperkingen, zoals verlies van orgaanfunctie of mobiliteit, afhankelijk van de behandelde locatie.
- Psychologische impact: De diagnose en behandeling van kanker kunnen psychologische stress en angst veroorzaken, wat kan leiden tot emotionele en mentale gezondheidsproblemen.
Preventie
Het voorkomen van carcinoma in situ kan door het nemen van preventieve maatregelen zoals regelmatige screenings (bijvoorbeeld uitstrijkjes voor baarmoederhalskanker en mammografieën voor borstkanker) en het vermijden van risicofactoren zoals roken en overmatige blootstelling aan zonlicht. Vroegtijdige detectie en behandeling zijn de sleutel tot succesvolle preventie en management van deze aandoeningen.
Lees verder