Ontstekingsreacties
Een ontsteking is een reactie van het lichaam die ontstaat na weefselbeschadiging. Mensen ervaren deze reactie als zeer onprettig, met symptomen als zwelling, pijn, warmte en roodheid. Toch hebben deze symptomen een duidelijke functie, ze stimuleren het herstel van het weefsel.
Ontstaan van een ontstekingsreactie:
Een ontsteking ontstaat na een weefselbeschadiging. Deze weefselbeschadiging kan bijvoorbeeld ontstaan door een infectie met een bacterie, schimmel of virus. Ook kan een weefselbeschadiging ontstaan door verbranding (hitte) of een irriterende stof (sterke zuren, basen, vergiften). Een beschadiging aan het weefsel kan ook ontstaan door een allergie of auto-immuunziekte.
Functie van een ontstekingsreactie:
- Voorkomen van verdere verspreiding van de schadelijke stoffen naar nabije weefsels
- Het wegwerken van celafbraakproducten en pathogenen
- In gang zetten van herstelprocessen
Bij een beschadiging van een barrière kunnen pathogenen het lichaam binnendringen. SALT (skin associated lymphoid tissue) wordt geactiveerd. Hierdoor blijven de indringers beperkt tot het oppervlak net onder huid en de pathogenen kunnen hierdoor dus niet in de bloedstroom komen. Pathogenen komen binnen en binden aan macrofagen en dendritische cellen. Hierdoor worden TNF en IL-1 gemaakt. Dit leidt tot vasodilatatie en verhoogde vasculaire permeabiliteit. De verhoogde permeabiliteit zorgt voor het uittreden van plasma. Dit veroorzaakt een zwelling. In dit plasma zitten alle mediatoren van de 4 cascades (complement systeem, kininesysteem, coagulatiesysteem, fibrinolytisch systeem). Ook veroorzaakt de verhoogde permeabiliteit het uittreden van witte bloedcellen.
De eerste die lokaal arriveren zijn neutrofiele granuloocyten. Daarna komen de monocyten. Deze eten de pathogenen op (fagocytose). Lokale activatie van het complement systeem versterkt het proces.
Complement systeem:
3 pathways brengen de cascade op gang:
- Klassieke pathway
- Lectine pathway
- Alternatieve pathway
De klassieke pathway komt op gang als er een antigeen-antilichaamcomplex is. Hierbij komen factoren vrij (C1, C2, C4)
Bij de lectine pathway bindt lectine aan een pathogeen oppervlak als MBP bindt aan MBP-associated serine esterase (ASP). Dit activeert C2 en C4. De functie van deze pathway is het toch activeren van de klassieke pathway zonder een antilichaam.
Bij de alternatieve pathway activeren moleculen met repeterende chemische structuren (bijvoorbeeld endotoxines, lipopolysaccharide, IgA of IgE) proteïne B en P. Dit leidt tot activatie van C3 en hieruit volgt de verder cascade. C3 is het eerste actieve molecuul en wordt gesplitst door C3-convertase tot C3a en C3b. C3a heeft het aantrekken van inflammentoire cellen tot gevolg. C3b zorgt voor opsonisatie (het klaarmaken om opgegeten te worden) van pathogenen. C3b activeert ook de verdere cascade. C5 wordt gesplitst in C5a en C5b. C5a doet hetzelfde als C3a. C5b vormt samen met C6, C7, C8 en C9 een porie in het pathogeenmembraan wat leidt tot de dood van het pathogeen.
Kininesysteem:
Onstekingsmediatoren zorgen voor een afname van de pH in de extracellulaire vloeistof. Hierdoor ontstaat kallikreïne en dit zorgt voor de vorming van bradykinine uit de precursor van bradykinine. Bradykinine bindt aan receptoren op de capillairwand. Hierdoor gaan de junctions tussen de cellen open en de leukocyten en de vloeistof kunnen de capillair verlaten en naar de plaats van de infectie gaan. Bradykinine bindt ook aan mestcellen in het bindweefsel van kleine bloedvaten. Er vindt activatie van de mestcellen plaats door een calcium-influx. De geactiveerde mestcellen geven mediatoren af:
- Histamine: zorgt voor vasodilatatie en verhoogde capillairpermeabiliteit
- Heparine: anticoagulans
- Enzymen die voor proteolyse zorgen
- Stoffen die neutrofielen, basofielen, eosinofielen en monocyten aantrekken
- Cyclo-oxygenase (COX): zorgt voor de vorming van tromboxaan, PGE2 en F2. Deze zorgen op hun beurt voor vasodilatatie, plaatjesaggregatie en stimulatie van de pijnreceptoren.
- Lipo-oxygenase: zorgt voor de vorming van leukotriënen. Leukotriënen zijn vaso-actieve stoffen en het zorgt ook voor oedeem.
Bloedstollingsysteem:
Belangrijkste functie hier is om de micro-organismen op hun plek te houden
Fibrinolytisch systeem:
Het afbreken van de stolling.
Begrippen
- Chemotaxis: neutrofielen en anderen worden geleid naar de plek van ontsteking
- Interferonen (cytokine) zijn eiwitten die geproduceerd worden door verschillende gastheercellen als reactie op een infectie. Ze hebben een antivirale activiteit door proteïne PKR te activeren. Dit blokkeert de ribosomen, zodat de virussen zich niet meer goed kunnen repliceren.