Lui oog: oorzaak en behandeling
Een lui oog, oftewel amblyopie, ontstaat vaak bij baby's doordat één oog niet actief meedoet. De behandeling moet zo vroeg mogelijk starten, liefst vanaf zes maanden oud. Een operatie is alleen nodig wanneer er sprake is van scheelzien in combinatie met het luie oog.
Oorzaken van een lui oog
Een lui oog ontstaat al in de jonge kinderjaren, het meest bij baby's. Er zijn verschillende oorzaken voor. Duidelijk is dat het luie oog niet actief meedoet aan het twee-ogig zicht. Het ontstaan van een lui oog kan voorkomen door:
- Scheelzien: scheelzien komt het meest voor na het eerste levensjaar. Door scheelzien kunnen beiden ogen niet samenwerken. Soms neemt één oog het beeld dan over en wordt het ander oog lui.
- Hangend oog lid: hierdoor komt het beeld niet goed binnen en zal het oog niet meer actief meedoen.
- Troebeling van de lens of het hoornvlies: beelden komen verstoord binnen. Het onaangetaste oog neemt het beeld over.
- Brekingsafwijking: het beeld valt voor of achter het netvlies en komt wazig binnen. Het oog dat niet scherp ziet wordt lui.
Lui oog herkennen
Een lui oog komt meestal eenzijdig voor, maar kan soms ook aan beiden ogen voorkomen (dubbelzijdig). Meestal ontstaat een lui oog al vroeg in de kinderjaren. Jonge baby's kunnen al last hebben van een lui oog. Soms ontstaat een lui oog ook na het eerste levensjaar. Een lui oog kan niet op volwassen leeftijd ontstaan. De ogen ontwikkelen zich tot het zevende/achtste levensjaar.
Een lui oog is niet altijd even goed te herkennen door de ouders. Het kind zelf zal niet aangeven dat één oog slechter ziet. Scheelzien is wel makkelijk te herkennen, omdat één of beiden ogen niet recht vooruit kijken. Een lui oog kan ontstaan door scheelzien, dus het is belangrijk om bij scheelzien al goed te controleren op een lui oog.
Een kind dat met maar 'één oog kijkt, zal minder goed diepte waarnemen. Hierdoor is afstand moeilijk in te schatten en zal het kind vaker misgrijpen naar een voorwerp of vaker vallen of struikelen.
Op het consultatiebureau worden kinderen altijd vóór hun vierde levensjaar één tot tweemaal gecontroleerd op het zicht van de ogen. Beiden ogen worden apart getest. Eén oog wordt afgedekt, waarna het kind met het andere oog op bepaalde afstand plaatjes moet benoemen. Door op deze manier beiden ogen te testen, kan bekeken worden of er sprake is van slechter zicht. Wanneer slecht zicht aan één oog voorkomt terwijl het andere oog goed ziet, kan er sprake zijn van een lui oog.
Behandeling van het luie oog: afplakken of operatie?
Een lui oog moet zo vroeg mogelijk behandeld worden. Na het twaalfde levensjaar is het niet meer mogelijk een lui oog te corrigeren. Een operatie is alleen zinvol wanneer er sprake is van scheelzien of van troebelingen. Hiermee wordt echter alleen de oorzaak aangepakt: het luie oog zal blijven bestaan.
Om een lui oog te behandelen, wordt gedurende langere periode het goede oog afgeplakt middels een speciale pleister. Hierdoor wordt het luie oog gestimuleerd om beter te gaan zien. Hoe lang dit duurt, is afhankelijk van de leeftijd van het kind en de mate van het luie oog. Jonge kinderen kunnen vaak al volstaan met het afplakken gedurende enkele uren per dag. Hoe ouder het kind, hoe slechter het luie oog zal gaat zien. Vaak zal de pleister dan bijna de gehele dag moeten blijven zitten.
Soms is het ook mogelijk om te behandelen middels druppels. Hieraan zijn echter wel voorwaarden verbonden: het luie oog mag geen zicht hebben dat minder is dan 50 procent. Bovendien moet het verschil tussen het luie oog en het goede oog minder zijn dan 20 procent. Speciale druppels worden in het goede oog gedruppeld. Hierdoor vermindert het zicht van het goede oog. Het luie oog wordt hierdoor gestimuleerd om beter te gaan zien.
Voor beiden behandelingen geldt dat deze zo vroeg mogelijk gestart moeten worden, doch vóór het achtste levensjaar. Na het twaalfde levensjaar is correctie van een lui oog niet meer mogelijk. Het oog is dan volgroeid.
Lui oog op volwassen leeftijd
In de vorige eeuw werd er minder goed gecontroleerd op het zicht van kleine kinderen. Daardoor kon er wel eens een lui oog onopgemerkt bleven. Het probleem van een lui oog zit hem niet in het oog zelf, maar in de hersens. Deze kiezen er soms voor om met maar één oog te gaan zien. In sommige gevallen kan het zicht verbetert worden door goede training. Er wordt gebruikt gemaakt van de zogenaamde Gabor-afbeeldingen (Dennis Gabor, uitvinder van de holografie). Dit zijn afbeeldingen die verschillen in scherpte en contrast bevatten. Door deze afbeeldingen te wisselen, wordt het luie oog gestimuleerd en geprikkeld.