Trombosebeen: een bloedstolsel in een van de beenaderen
Dertigduizend mensen per jaar krijgen een veneuze trombose, zoals een trombosebeen of longembolie (2020). Om complicaties en chronische klachten te voorkomen is het van belang om snel hulp te zoeken als je een trombosebeen vermoedt. Het is belangrijk om de symptomen te herkennen. Wat zijn de oorzaken van trombose, de verschijnselen, hoe wordt het behandeld en wat is de prognose? Via de website van de Trombosestichting kun je een gratis Antistollingspas aanvragen.
Inhoud artikel
Trombose
Bij trombose is er sprake van
een bloedstolsel, ook wel trombus genoemd, in een slagader of ader. Meestal in een ader. Je kunt bij trombose onderscheid maken in trombose door een aderontsteking (tromboflebitis) en trombose zonder een ontsteking. Deze laatste vorm komt het meest voor, vooral bij diepe trombose en noem je: flebotrombose. Trombose kan op verschillende plaatsen in het lichaam optreden, maar er is een
voorkeur voor de benen, vandaar dat de term trombosebeen.
Trombosebeen, diep veneuze trombose (DVT)
Als er een stolsel in de diep gelegen aderen van het been ontstaat dan spreek je van
diep veneuze trombose (DVT). De kans bestaat dat een stolsel of een deel ervan loslaat. Het kan via het hart in de bloedsomloop komen en als het in een bloedvat naar de longen terechtkomt dan kan er een afsluiting ontstaan die fataal kan zijn.
Oorzaken trombosebeen
Diepe veneuze trombose ontstaat vaak door het samengaan van factoren: het bloed stroomt langzaam door een ader, de bloedstollingsneiging is verhoogd en de wand van de ader is beschadigd. De bloedstroom kan vertraagd zijn als iemand te lang heeft stilgezeten (denk aan een vliegreis), maar het kan ook gebeuren als je door omstandigheden lang op bed moet liggen. Andere mogelijke oorzaken: een tumor, als het ongeboren kindje tijdens een zwangerschap een ader samendrukt. Een breuk van het been kan ook leiden tot vertraging van de omloop van het bloed en zorgen voor een stolsel. Na een ongeluk, een operatieve ingreep, een kwaadaardige tumor of tijdens de periode van zwanger zijn, kan het bloed sneller stollen. Er kan ook sprake zijn van een aangeboren ziekte.
Symptomen trombosebeen
Als een bloedstolsel in een diepe ader in de benen of bekken zit dan kun je last hebben van de onderstaande klachten.:
- Dikke enkels;
- Het been doet pijn en is gevoelig, warm;
- Het been is opgezwollen;
- De huid kan strak, glanzend zijn;
- Aders onder de huid kunnen opgezet zijn.
Maar let op, de helft van de trombosebenen geeft helemaal geen klachten!
Longembolie
Bij circa twintig procent van de gevallen leidt diep veneuze trombose tot longembolie. Verschijnselen bij een longembolie zijn pijn op de borst die erger wordt bij ademhalen en iemand is kortademig. Wordt de toevoer van bloed naar de longen helemaal belemmerd dan ontstaat er een zeer gevaarlijke situatie. Trombose kan zorgen voor schade aan de ader die niet meer verdwijnt, er kunnen spataders ontstaan. Voor diep veneuze trombose en longembolie wordt ook wel de term
veneuze trombo-embolie gebruikt:
VTE.
Diagnose trombosebeen
De verschijnselen die optreden bij diepe veneuze trombose lijken op die van andere aandoeningen zoals een onderhuidse ontsteking van bindweefsel. De arts zal dus een aantal onderzoeken moeten doen om de diagnose te bevestigen. Met een dopplerecho kan de stroom van het bloed door de aders worden gemeten. Door middel van bloedonderzoek kan worden vastgesteld hoe snel het bloed stolt.
Behandeling trombosebeen
De behandeling die toegepast wordt in de meeste ziekenhuizen is directe toediening van een bloedverdunner, eerst via injecties, later in pilvorm (acenocoumarol, marcoumar). De eerste twee jaar na het trombosebeen zal een steunkous moeten worden gedragen. De kans om opnieuw een trombosebeen te krijgen is vrij groot en twintig tot vijftig procent van de mensen krijgt later
posttrombotisch syndroom.
Prognose trombosebeen en posttrombotisch syndroom
Als diep veneuze trombose snel wordt ontdekt dan is het meestal goed te behandelen met thrombolytica en antistollingsmiddelen. Het posttrombotisch syndroom (PTS) kan op langere termijn ontstaan als gevolg van een diep veneuze trombose. Het stolsel kan de kleppen in de ader aantasten en als deze niet meer goed werken dan kan het bloed gemakkelijker terugstromen. De druk op de aders en kleine haarvaatjes neemt toe en het bloed staat stil in gedeelten van de aders. Dit kan ontstekingsreacties geven en dan is er sprake van het posttrombotisch syndroom. Klachten: zwaar, moe gevoel in het lichaamsdeel, er kunnen krampen optreden, vochtophopingen (oedeem), bruine verkleuringen huid, eczeem en spataders. Verder kan de huid er dun uitzien en glanzen, witte verkleuringen op de huid en soms is er sprake van wonden die moeizaam genezen. Dit laatste wordt ook wel een
open been genoemd. Door een goede behandeling is een posttrombotisch syndroom meestal te voorkomen, maar als het er eenmaal is, dan is het nooit meer helemaal te genezen.
CAVA studie (CAtheter Versus Anticoagulation)
In een grootschalig onderzoek (onder leiding van het Maastricht UMC+) werden behandelmethoden ter preventie van het posttrombotisch syndroom met elkaar vergeleken. Het onderzoek werd uitgevoerd in vijftien ziekenhuizen in Nederland. In de studie werden behandelmethoden ter preventie van het posttrombotisch syndroom met elkaar vergeleken. Op
27 november 2019 werden de uitkomsten van het onderzoek gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Lancet Haematology. De resultaten lagen niet in de lijn der verwachting. Een nieuwe kathetergeleide techniek om een acute trombose in de lies aan te pakken, leverde een minder grote afname van het posttrombotisch syndroom dan werd verwacht. Er zou bijna geen verschil zijn met de behandeling die standaard wordt toegepast: antistollingsmedicatie en een steunkous.
Antistollingspas
Gebruik je bloedverdunners, dan kun je een (gratis) Antistollingspas aanvragen via de website van de Trombosestichting. Met deze pas heb je altijd de gegevens bij je die van belang zijn en je kunt er bloedingen en een verkeerde behandeling mee voorkomen. Neem de pas mee naar de huisarts, specialist en tandarts of als je medicatie ophaalt bij de apotheek of drogist. Maar ook als je de pedicure, mondhygieniste of fysiotherapeut bezoekt of een vaccinatie bij de GGD gaat halen.