Diep-veneuze trombose (DVT)
Een diep-veneuze trombose (DVT) is een aandoening waarbij een bloedstolsel (trombus of thrombus) de bloeddoorstroom door een ader (vene) belemmert. Hierdoor kan bloed minder goed worden afgevoerd. Meestal ontstaat dit in de bloedvaten van de benen. Een diep-veneuze trombose is een potentieel dodelijke aandoening. Er zijn veel risicofactoren die het ontstaan van een DVT kunnen beïnvloeden. In dit artikel leest u alles over de diep-veneuze trombose.
Indeling
Wat is een diep-veneuze trombose?
Een diep-veneuze trombose (ook wel afgekort als DVT) is een aandoening waarbij een trombus (een bloedstolsel, ook wel thrombus) de bloeddoorstroming door een ader (vene) belemmert. Hierdoor kan bloed minder goed worden afgevoerd. Meestal ontstaat dit in de bloedvaten van de benen. In een aantal gevallen treedt de trombusvorming echter op in de bloedvaten van de armen. Diep-veneuze trombose is een potentieel dodelijke aandoening.
Hoe vaak komt een diep-veneuze trombose voor?
Een diep-veneuze trombose komt in de huisartsenpraktijk voor bij 0,5 tot 1,5 per 1000 patiënten per jaar. Het komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Een diep-veneuze trombose komt vaker voor op hogere leeftijd.
Wat zijn de klachten/symptomen bij een diep-veneuze trombose?
Een diep-veneuze trombose geeft meestal de volgende klachten:
- Een slapend/doof gevoel in het been
- Pijn
- Een gezwollen been
- Roodheid
Hoe ontstaat een diep-veneuze trombose?
Trombusvorming wordt beïnvloed door drie factoren (ook wel bekend als de trias van Virchow):
- Factoren in de vaatwand
- Het stromingspatroon van het bloed
- De samenstelling van het bloed
Over het algemeen geldt dat stolsels zich gemakkelijker vormen in stilstaand of langzaam stromend bloed op plekken waar de vaatwand ruw is. Daarnaast spelen de stollingsfactoren in het bloed een grote rol.
De belangrijkste verworven risicofactoren voor de vorming van een diep-veneuze trombose zijn dan ook:
- Zwangerschap
- Obesitas
- Roken
- Kanker
- Hartfalen
- Eerder doorgemaakte DVT of longembolie
- Leeftijd
- Nieraandoeningen
- Medicatie (anticonceptiepil, hormoon vervangingstherapie, tamoxifen, thalidomide, erythropoietine)
- Operatie
- Polycythemia vera
En verder zijn er nog een aantal aangeboren aandoeningen en aandoeningen die invloed hebben op de bloedstolling die ook kunnen leiden tot trombusvorming:
- Antitrombinedeficiëntie
- Proteïne C deficiëntie
- Proteïne S deficiëntie
- Factor V Leiden mutatie
- Protrombine genmutatie
- Essentiële tromobocytemie
- Verhoogd factor II/VIII/IX/X/XI
- Verhoogd von Willebrand factor
- Verhoogd fibrinogeen
- Verlaagd TFPI (tissue factor pathway inhibitor)
Wat zijn de gevolgen van een diep-veneuze trombose?
Het merendeel van de diep-veneuze tromboses in de aderen van de kuit lossen vanzelf weer op. Als een trombus echter losschiet uit een diep-veneuze trombose kan een longembolie ontstaan, het bloedstolsel wordt dan meegevoerd met het bloed tot het vastloopt in de longslagaderen. Hierdoor kan er minder bloed naar de longen stromen en kan er minder bloed worden voorzien van zuurstof. Dit kan dodelijk zijn.
Hoe wordt de diagnose diep-veneuze trombose gesteld?
Door middel van anamnes (het uitvragen van de klacht) en lichamelijk onderzoek bepaalt de arts of er sprake kan zijn van een diep-veneuze trombose. Hierbij maakt hij gebruik van een scoresysteem. Hierbij geldt dat een score van 4 of hoger een hoog risico op een DVT is en een score lager dan 4 een laag risico op een DVT.
Deze score wordt als volgt berekend:
Kenmerk | Score |
Mannelijk geslacht | 1 |
Gebruik orale anticonceptie | 1 |
Aanwezigheid maligniteit | 1 |
Operatie ondergaan in de laatste maand | 1 |
Afwezigheid van trauma dat zwelling in kuit verklaart | 1 |
Uitgezette venen van het been | 1 |
Verschil maximale kuitomvang > 3 cm | 2 |
Als deze score
lager is dan 4 moet een d-dimeer worden bepaald. D-dimeer is een fibrinolyseproduct (een product dat vrijkomt bij de afbraak van een bloedstolsel). Een d-dimeer is dus vaak verhoogd bij een diep-veneuze trombose, maar kan ook verhoogd zijn bij een aantal andere ziektes of zelfs gezonde toestanden van het lichaam. Enkele voorbeelden zijn een stijgende leeftijd (vanaf circa 70 jaar), anemie (bloedarmoede), ontsteking, zwangerschap of na de bevalling, hartfalen en kanker.
Als bij een score lager dan 4 de d-dimeer niet verhoogd is kan een DVT worden uitgesloten. Als de d-dimeer verhoogd is moet een DVT alsnog worden uitgesloten door middel van een echografisch onderzoek. Dit echografische onderzoek dient uiteraard ook te worden uitgevoerd als de
score 4 of hoger is.
Hoe wordt een diep-veneuze trombose behandeld?
Als de diagnose DVT is gesteld wordt direct gestart met antistolling, meestal in de vorm van onderhuidse injectie van
laagmoleculair heparine. Dit gebeurt minstens 5 dagen, daarna wordt besloten of hiermee wordt doorgegaan naar aanleiding van de INR, een maat van de stolling van het bloed.
Ook wordt er gestart met
vitamine K antagonist, meestal acenocoumarol. Dit dient gedurende enkele maanden te worden voortgezet afhankelijk van de ernst en de oorzaak van de DVT.