Longembolie (LE), een potentieel dodelijke aandoening
Een longembolie (LE) is een aandoening waarbij een bloedstolsel (trombus of thrombus) vanuit een ader losschiet en vast komt te zitten in de slagaders die de longen van bloed voorzien. Hierdoor wordt een deel van de longen minder goed doorbloed en kan er minder zuurstof worden opgenomen in het bloed. Meestal ontstaat een longembolie doordat een diep-veneuze trombose (DVT) in de bloedvaten van de benen losschiet. Longembolie is een potentieel dodelijke aandoening.
Indeling
Wat is een longembolie?
Een longembolie (ook wel afgekort als LE) is een aandoening waarbij een trombus (een bloedstolsel, ook wel thrombus) vanuit een ader losschiet en vast komt te zitten in de slagaders die de longen van bloed voorzien. Het losschieten van een bloedstolsel in het veneuze systeem heet embolisatie. Hierdoor wordt een deel van de longen minder goed doorbloed en kan er minder zuurstof worden opgenomen in het bloed. Meestal ontstaat een longembolie doordat een diep-veneuze trombose (DVT) in de bloedvaten van de benen losschiet. Longembolie is een potentieel dodelijke aandoening.
Hoe vaak komt een longembolie voor?
Een longembolie komt vaker voor naarmate de leeftijd stijgt, hierbij geldt 'de regel van 10' (per levensfase neemt de kans toe met een factor 10).
De regel van 10 (incidentie longembolieën) |
Kinderen | 1:100.000 per jaar |
Jongvolwassenen | 1:10.000 per jaar |
Middelbare leeftijd | 1:1.000 per jaar |
Ouderen | 1:100 per jaar |
Een longembolie komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.
Wat zijn de klachten/symptomen bij een longembolie?
Een longembolie geeft meestal de volgende klachten:
- Pijn bij de ademhaling
- Kortademigheid
- Koorts
- Bloed ophoesten
Hoe ontstaat een longembolie?
Trombusvorming wordt beïnvloed door drie factoren (ook wel bekend als de trias van Virchow):
- Factoren in de vaatwand
- Het stromingspatroon van het bloed
- De samenstelling van het bloed
Over het algemeen geldt dat stolsels zich gemakkelijker vormen in stilstaand of langzaam stromend bloed op plekken waar de vaatwand ruw is. Daarnaast spelen de stollingsfactoren in het bloed een grote rol.
De belangrijkste verworven risicofactoren voor de vorming van een longembolie zijn dan ook:
- Zwangerschap
- Obesitas
- Roken
- Kanker
- Hartfalen
- Eerder doorgemaakte DVT of longembolie
- Leeftijd
- Nieraandoeningen
- Medicatie (anticonceptiepil, hormoon vervangingstherapie, tamoxifen, thalidomide, erythropoietine)
- Operatie
- Polycythemia vera
En verder zijn er nog een aantal aangeboren aandoeningen en aandoeningen die invloed hebben op de bloedstolling die ook kunnen leiden tot trombusvorming:
- Antitrombinedeficiëntie
- Proteïne C deficiëntie
- Proteïne S deficiëntie
- Factor V Leiden mutatie
- Protrombine genmutatie
- Essentiële tromobocytemie
- Verhoogd factor II/VIII/IX/X/XI
- Verhoogd von Willebrand factor
- Verhoogd fibrinogeen
- Verlaagd TFPI (tissue factor pathway inhibitor)
Wat zijn de gevolgen van een longembolie?
Als een trombus losschiet uit een diep-veneuze trombose wordt het bloedstolsel meegevoerd met het bloed tot het vastloopt in de longslagaderen. Hierdoor kan er minder bloed naar de longen stromen en kan er minder bloed worden voorzien van zuurstof. Er kunnen hypoxemie (te weinig zuurstof in het bloed) of pulmonale hypertensie (een verhoogde bloeddruk in het longvaatbed, wat leidt tot verhoogde belasting van de rechterharthelft) ontstaan Dit kan dodelijke gevolgen hebben.
Hoe wordt de diagnose longembolie?
Door middel van anamnes (het uitvragen van de klacht) en lichamelijk onderzoek bepaalt de arts of er sprake kan zijn van een longembolie. Hierbij maakt hij gebruik van een scoresysteem. Hierbij geldt dat een score van 5 of hoger een hoog risico op een longembolie is en een score lager dan 5 een laag risico op een longembolie.
Deze score wordt als volgt berekend:
Kenmerk | Score |
Klinische symptomen van een DVT | 3 |
Longembolie is de meest waarschijnlijke diagnose | 3 |
Hartslagfrequentie >100 slagen per minuut | 1.5 |
Immobilisatie > 3 dagen of operatie in de afgelopen 4 weken | 1.5 |
Eerder DVT of LE | 1.5 |
Bloed ophoesten | 1 |
Kanker | 1 |
Als deze score
lager is dan 5 moet een d-dimeer worden bepaald. D-dimeer is een fibrinolyseproduct (een product dat vrijkomt bij de afbraak van een bloedstolsel). Een d-dimeer is dus vaak verhoogd bij een longembolie en/of een DVT, maar kan ook verhoogd zijn bij een aantal andere ziektes of zelfs gezonde toestanden van het lichaam. Enkele voorbeelden zijn een stijgende leeftijd (vanaf circa 70 jaar), anemie (bloedarmoede), ontsteking, zwangerschap of na de bevalling, hartfalen en kanker.
Als bij een score lager dan 5 de d-dimeer niet verhoogd is kan een longembolie worden uitgesloten. Als de d-dimeer verhoogd is moet een longembolie alsnog worden uitgesloten door middel van een CT-angiografisch onderzoek. Dit onderzoek dient uiteraard ook te worden uitgevoerd als de
score 5 of hoger is.
Hoe wordt een longembolie behandeld?
Als de diagnose longembolie is gesteld wordt direct gestart met antistolling, meestal in de vorm van onderhuidse injectie van
laagmoleculair heparine. Dit gebeurt minstens 10 dagen, daarna wordt besloten of hiermee wordt doorgegaan naar aanleiding van de INR, een maat van de stolling van het bloed.
Ook wordt er gestart met
vitamine K antagonist, meestal acenocoumarol. Dit dient gedurende enkele maanden te worden voortgezet afhankelijk van de ernst en de oorzaak van de longembolie.