Autisme en erfelijkheid
Vroeger dacht men dat erfelijkheid en autisme niets met elkaar te maken heeft. Veel onderzoeken later blijkt dat de bovenstaande opvatting niet juist is. Autisme blijkt grotendeels genetisch een bepaalde ontwikkelingsstoornis te zijn. Mensen met autisme hebben vaak moeite met overzicht houden en hebben problemen in het contact met anderen.
Autisme Spectrum Stoornissen
Bron: Nickelbabe, Pixabay
ASS is een aangeboren ontwikkelingsstoornis en staat voor Autisme Spectrum Stoornissen.
ASS komt voor bij 1% van de bevolking, zowel bij kinderen als volwassenen. De stoornis is op jonge leeftijd lastig te diagnosticeren. Onder ASS vallen verschillende stoornissen, zoals het Klassiek Autisme, het Syndroom van Asperger en PDD-NOS. Mensen met autisme hebben vooral moeite met het sociale begrip en intuïtie. Uit onderzoeken van de laatste tijd blijkt dat ASS grotendeels verklaard wordt door biologische factoren. Ook lijken de hersenen anders te functioneren. Kinderen met autisme maken bijvoorbeeld fouten bij verschillende taken en hebben moeite met nieuwe oplossingen te bedenken of te wisselen van strategie. Ook hebben ze moeite om zich te verplaatsen in andere mensen en kunnen ze eindeloos dezelfde
handelingen herhalen.
Nieuwe onderzoeken
Als de vader of moeder autisme heeft, is de kans dat je als kind ook autisme krijgt ongeveer 15 tot 20%. Als twee mensen uit het gezin deze psychische aandoening hebben, is de kans zelfs 40%. Ter vergelijking: Is deze aandoening niet aanwezig in de familie, dan is de kans op autisme ongeveer 1%.
Uit familieonderzoek blijkt dat stellen met een autistisch kind tussen de 2 en 8% kans hebben op het krijgen van nog een kind met autisme. Dit gegeven wijst op een genetische bijdrage aan het ontstaan van autisme.
Ook hebben ze de afgelopen jaren in Scandinavië en Engeland een tweelingonderzoek verricht. Hierbij is ontdekt dat als bij eeneiige tweeling 1 kind autistisch is, de kans dat de ander dat ook is tussen de 60 en 90% ligt. Bij twee-eiige tweelingen is deze kans veel lager, minder dan 5%. Uit studies blijkt dat het ontstaan van autisme voor 90% afhankelijk is van ons erfelijk materiaal. De andere 10% zijn de omgevingsfactoren.
Onduidelijkheid over de genen
Het probleem is dat we nog niet weten wat de genetische basis van autisme is en hoe de stoornis van generatie op generatie geërfd kan worden. Wetenschappers vermoeden dat genen een rol spelen bij het ontstaan van autisme, maar het menselijk brein is groot. Onderzoekers werken in een tiental centra om de genen op te sporen die autisme mogelijkerwijs veroorzaken. Autisme en genetica hebben duidelijk iets met elkaar te maken, het is daarom ook verstandig om bij kinderen met autisme onderzoek te doen. In een nieuwe studie melden ze al dat autistische kinderen vaker een genetische afwijking hebben in het gen CDH10. Dit gen is verantwoordelijk voor de verbindingen tussen de zenuwcellen. Vele onderzoekers zijn hard aan het werk om deze studie verder uit te werken.
Weetjes over autisme
- Wereldwijd heeft circa 0,6% van de mensen ASS.
- Het blijkt dat ongeveer 4 a 5 op de 10.000 nieuwgeborenen een vorm van autisme heeft.
- Autisme heeft de hoogste erfelijkheid van alle psychiatrische aandoeningen.
- Autisme kan in alle levensfasen de ontwikkeling belemmeren.
- Jongens hebben 4 keer zo vaak autisme dan meisjes.
- Meisjes met autisme zijn meestal minder intelligent dan jongens.
- Het hoofd bij 1 op de 4 kinderen met deze stoornis is groter, ook de hersenen.
- Informatie wordt langzamer verwerkt en is ook minder effectief.
- Het is niet bekend of deze stoornissen bij verschillende rassen of culturen juist meer of minder voorkomt.
- De invloed van de omgeving is zeer klein, het gaat vooral om erfelijkheid.
- Iemand met autisme heeft vaak ook andere symptomen/klachten zoals een verstandelijke beperking, epilepsie of een depressie.
- Autisme is maar een deel van de mens, iedereen heeft zijn eigen karakter en eigen wil.