Mainzer-Saldino-syndroom: Afwijkingen nieren, ogen en skelet
Het Mainzer-Saldino-syndroom is een zogenaamde ciliopathie; een zeldzame genetische aandoening waarbij de regulering van de trilharen verstoord is. Hierdoor ontstaan bij de patiënt problemen aan de nieren, ogen en het skelet, en zijn nog andere symptomen mogelijk. Het syndroom valt niet te genezen maar er zijn wel diverse behandelingen voorhanden. De aandoening werd voor het eerst beschreven in 1976 door Mainzer et al.
Synoniemen Mainzer-Saldino-syndroom
Het Mainzer-Saldino-syndroom (MZSDS, SRTD 9) is eveneens gekend onder deze synoniemen:
- Conorenaal syndroom
- Conorenale dysplasie
- Korte rib thoracale dysplasie
- Mainzer-Saldino chondrodysplasia
- Renale dysplasie, retinale pigmentdystrofie, cerebellaire ataxie, en skeletdysplasie
- Saldino-Mainzer-dysplasie
- Saldino-Mainzer-syndroom
- Ziekte van Mainzer-Saldino
Epidemiologie syndroom van Mainzer-Saldino
Het Mainzer-Saldino-syndroom is een zeldzame aandoening, met een onbekende prevalentie. In de medische literatuur zijn enkele tientallen patiënten gerapporteerd. Informatie over de raciale, geografische en seksuele voorliefde van de aandoening zijn niet bekend in de wetenschappelijke lectuur.
Oorzaken en erfelijkheid aandoening
Mutaties (wijzigingen) in het IFT140-gen veroorzaken het Mainzer-Saldino-syndroom. Dit gen reguleert het eiwit dat betrokken is bij de productie van cilia (trilharen). Trilhaartjes zijn belangrijk voor onder andere cellen in de
hersenen, lever,
nieren en ogen. Het netvlies bevat namelijk trilharen die nodig zijn opdat de patiënt een normaal gezichtsvermogen heeft. Bij sommige patiënten vallen genmutaties niet te diagnosticeren en is er evenmin een familiale geschiedenis bekend. Bij hen ontstaat de aandoening de novo (spontaan). De overerving van deze aandoening verloopt op autosomaal recessieve wijze. De ouders van een patiënt met een autosomaal recessieve aandoening dragen elk één kopie van het gemuteerde gen, maar vertonen meestal zelf geen symptomen van de aandoening.
Symptomen: Afwijkingen aan nieren, ogen en skelet
De patiënt vertoont drie primaire symptomen namelijk een nierziekte, oogproblemen en
skeletafwijkingen. Daarnaast zijn bijkomende symptomen mogelijk. De ernst en uitgebreidheid van de symptomen variëren per patiënt. Zelfs leden van dezelfde familie presenteren zich soms met een erg verschillend verloop van de ziekte. Veelal presenteren de eerste symptomen zich tijdens de kinderjaren.
Nieren
In de kindertijd krijgt de patiënt een chronische, progressieve nierziekte die resulteert in
nierfalen (verminderde of afwezige nierfunctie). Het is wel afhankelijk van patiënt hoe snel de nieren achteruitgaan. De patiënt heeft een beperkte urineproductie (
oligurie), heeft
bloed in de urine zitten (hematurie), heeft
hyperkaliëmie (te veel kalium in het bloed), wat mogelijk hartritmestoornissen veroorzaakt en ook heeft de patiënt last van
proteïnurie (verlies van eiwit in de urine).
Ogen
De patiënt vertoont vanaf de kindertijd reeds netvliesdegeneratie, die lijkt op het visusverlies van de oogaandoening “
Leber Congenitale Amaurosis” (LCA). Soms is een patiënt reeds op jonge leeftijd blind of zeer zwaar slechtziend, bij een andere patiënt verloopt de achteruitgang trager en is hij pas op (jong)volwassen leeftijd nagenoeg blind. De staafjes en kegeltjes sterven af bij de patiënt, waardoor de problemen met betrekking tot het gezichtsvermogen overeenkomen met de oogafwijking “
retinitis pigmentosa”. Bij het Mainzer-Saldino syndroom zijn echter geen pigmentafzettingen in het netvlies zichtbaar, waardoor wetenschappers deze vorm van retinitis pigmentosa aanduiden als "atypische retinitis pigmentosa zonder pigment". Concreet heeft de patiënt eerst problemen met zijn nachtzicht wat mogelijk progressief is, is hij overgevoelig voor licht (
fotofobie), heeft hij een verminderde
gezichtsscherpte, verliest hij eerst het perifere zicht waardoor
tunnelzicht ontstaat, en uiteindelijk verliest hij ook het centrale zicht (dit gebeurt in een zeer gevorderd stadium).
Skelet
Vooral kinderen vertonen kegelvormige epifyses (botuiteinden) bij de middelste kootjes van de
handen en
voeten, wat leidt tot
brachydactylie (verkorte
vingers). De lange botten zijn vaak ook verkort. Afwijkingen van de dijbenen (verkort) zijn eveneens mogelijk. Een patiënt presenteert zich bovendien met een
kort gestalte (door de botafwijkingen en doordat de groei van het botuiteinde beperkt is), een vernauwde
borstkas, korte ribben en verkorte pijpbeenderen. Daarnaast presenteert de patiënt zich af en toe met een voortijdige fusie van bepaalde schedelbeenderen (craniosynostosis). Hierbij heeft de patiënt een abnormale vorm van het hoofd en het
gezicht. Een kleine ribbenkast treedt mogelijk op, wat leidt tot (milde)
ademhalingsproblemen, terugkerende infecties en eventueel de dood in de kindertijd.
Bijkomende symptomen
Andere orgaanaandoeningen zijn mogelijk, zoals
leverfibrose (littekens in lever door herhaalde verwonding), cerebellaire
ataxie, een lichte verstandelijke handicap en
microcefalie (
medische term voor "een klein hoofd").
Diagnose en onderzoeken
De afwijkingen zijn gemakkelijk te herkennen op röntgenfoto’s (
radiografisch onderzoek) in het eerste levensjaar van een patiënt. Daarom maakt de arts röntgenfoto’s wat hem helpt bij de diagnose. De arts voert daarnaast een urine-, bloed- en oogonderzoek uit. Bij het
uitgebreid oogonderzoek presenteert de patiënt zich met een slecht gezichtsvermogen. Het netvlies is abnormaal en mogelijk heeft de patiënt een
netvliesloslating. Een
elektroretinografie vertoont de verminderde werking van de staafjes en kegeltjes. De uiteindelijke diagnose gebeurt via een genetisch onderzoek.
Behandeling
De ziekte valt niet te genezen, maar een multidisciplinaire behandeling is wel mogelijk. Een (pediatrisch) nefroloog en oogarts volgen de patiënt namelijk op. De artsen trachten complicaties te voorkomen en de progressie van de ziekte te vertragen. In de eindfase van de
nieraandoening heeft de patiënt dialyse of een niertransplantatie nodig. IJzertabletten (
anemie) en
antibiotica (
nierinfectie) zijn andere mogelijke behandelingsmogelijkheden. De achteruitgang van het gezichtsvermogen valt niet te voorkomen. Verder heeft de patiënt baat bij een aantal hulpmiddelen voor blinden en slechtzienden. Een blindenvereniging en hulpmiddelenleverancier geven hierover advies.
Prognose
In de geraadpleegde bronnen is geen informatie te vinden over de prognose van dit syndroom. Dit valt wellicht te wijten aan het erg lage aantal patiënten dat nog maar gediagnosticeerd is met het syndroom.