Besmetting of infectie?
Micro-organismen of microben zijn levende wezens en alleen door een microscoop zichtbaar, zoals de naam eigenlijk al verklapt. Men rekent voor het gemak ook de virussen tot die groep, hoewel de wetenschap ze net als prions niet als levende organismen beschouwt, althans niet in de traditionele zin van het woord. Microben zijn beslist niet allemaal schadelijk. Het aantal ons omringende pathogene micro-organismen is vergeleken met het totale aantal microben zelfs zeer klein. Besmetting en infectie zijn geen synoniemen. En een ontsteking is het gevolg van een infectie. In het dagelijks taalgebruik worden deze begrippen vaak door elkaar gehaald. Het is echter belangrijk onderscheid te maken om het verloop van ziekten beter te begrijpen.
Inhoud
Evenwicht tussen mens en micro-organismen
Micro-organismen zijn overal. Het lichaam is er als het ware door omhuld. Ze zijn ook belangrijk. Tal van levensprocessen zouden onmogelijk zijn zonder de werking van microben. Een voorbeeld daarvan is de
colibacil (
Escherichia coli), een darmbacterie die onder meer van belang is bij de aanmaak van vitamine K in de
dikke darm.
Bron: DarkoStojanovic, Pixabay Symbiose
Op de keeper beschouwd leeft de mens onbewust vredig samen met microben. Het overgrote deel van de micro-organismen is niet ziekteverwekkend, maar onschadelijk en zelfs nuttig en noodzakelijk. Er is met andere woorden sprake van
symbiose, een soort evenwichtstoestand tussen de mens en de triljoenen micro-organismen waarmee hij in feite samenleeft.
Pathogeen
Daar staat tegenover dat ook in de wereld van de microben, in relatie tot de mens, een vriend onder bepaalde omstandigheden een geduchte vijand kan worden. Bepaalde nuttige
bacteriën, zoals de genoemde colibacterie, zullen zich bijvoorbeeld zeer pathogeen gedragen als ze in de urinewegen, het
bloed of in de weefsels terechtkomen en zich dus niet meer in hun natuurlijke habitat bevinden.
Wat is een besmetting?
Microben gaan over van mens op mens, zoals door onderlinge contacten. Maar ze wisselen ook tussen mens en dier. Een
besmetting door virussen of microben, zoals bacteriën, bacillen, schimmels en parasieten, hoeft niet per se tot een infectie te leiden. Er is alleen contact met de micro-organismen, ze zijn het lichaam binnengedrongen en in veel gevallen druk doende een bruggenhoofd of uitvalsbasis te vormen, waarbij niet per definitie klinische reacties optreden.
Virulentie
De uiteindelijke ziekmakende werking van een micro-organisme hangt sterk af van de plaats waar de microbe of het virus het lichaam binnendringt, naast de aanvalskracht (virulentie) van de
ziektekiem en de weerstand (immuniteit) van de mens. Het zijn onder andere deze
factoren die het verdere verloop bepalen en of de besmetting uitloopt op een infectie.
Besmettingswegen
Kiemen verplaatsen zich niet. Ze worden overgebracht via
contact door middel van een voorwerp of vloeistof (druppels), zoals aanhoesten, niezen, praten, maar ook door stofdeeltjes, voeding,
insecten(beten), enzovoorts. Een besmetting kan dus op velerlei manieren plaatsvinden. De belangrijkste zijn:
- Aerogeen, ofwel via de luchtwegen. Bijvoorbeeld door stofdeeltjes of een druppelinfectie als gevolg van aanhoesten en niezen. Tuberculose wordt er onder andere door verspreid.
- Cutaan wil zeggen 'via de huid'. Huidinfecties komen relatief vaak voor, hoewel de huid als zodanig een uitstekende afweer biedt. Wondjes, hoe klein ook, verminderen de weerstand drastisch. De steenpuist is daarvan een voorbeeld.
- Enteraal, ofwel via het maag-darmkanaal door voedsel of water. Het betreft dan aandoeningen zoals salmonella en tyfus, maar ook de 'gewone' reizigersdiarree waar wellicht iedereen wel eens last van heeft gehad.
- Hematogeen betekent door middel van bloed. Een voorbeeld daarvan is malaria, waarbij de malariamug de parasiet rechtstreeks in het bloed 'injecteert', waarna de microbe zich vermeerdert in de rode bloedcellen.
Pathogene microben
Een besmetting wil zeggen dat bepaalde
virussen of pathogene micro-organismen, zoals bacteriën, via de huid, de
longen of andere wegen het lichaam zijn binnengedrongen. In militaire termen is dit vergelijkbaar met de vorming van een bruggenhoofd, van waaruit een aanval of invasie wordt voorbereid. Afhankelijk van onder andere de virulentie of aanvalskracht van de microbe of het virus, en natuurlijk de afweer (
immuniteit) van de mens, zal de aanval door het lichaam worden afgeslagen. Er ontstaat dan geen infectie en er zijn dus geen klinische verschijnselen.
Ziek
Als het lichaam de strijd wél verliest, is er sprake van een
infectie waarbij de microben of andere ziekteverwekkers zich vermeerderen en verspreiden in het lichaam. Iemand kan bijvoorbeeld besmet zijn door het verkoudheidsvirus, maar er uiteindelijk niet ziek van worden.
Ontsteking
De klassieke
ontsteking neemt een bijzondere plaats in. Bij een cutane besmetting – en de daarop volgende ontsteking (infectie) – is er sprake van een plaatselijke reactie van de
huid of weefsels op een schadelijke prikkel, bijvoorbeeld in de vorm van micro-organismen. Ontstekingen kennen immers tal van oorzaken, variërend van overgevoeligheidsreacties tot
bloeduitstortingen. Een ontsteking door ziektekiemen komt echter het vaakst voor.
Bron: Mwooten, Pixabay Symptomen
Een klassieke ontsteking heeft vijf karakteristieke symptomen die in meer of mindere mate van zich doen gelden: roodheid (
rubor), warmte (
calor), zwelling (
tumor), pijn (
dolor) en gestoorde functie (
functio laesa). Doorgaans is er alleen sprake van bovengenoemde plaatselijke symptomen, maar er kunnen ook
algemene verschijnselen optreden, zoals
koorts,
moeheid en hoesten.
Infectie
Een infectie ontstaat wanneer na de besmetting de
ziektekiemen zich vermenigvuldigen en verspreiden. Daarbij maakt men onderscheid tussen een plaatselijke infectie (bv. huidontsteking) of een systemische infectie, waarbij de ziektekiemen zich verder in het lichaam verspreid hebben. Met in het ergste geval hoge koorts, zoals bij een
sepsis. Bij een infectie ontstaan er dus ziekteverschijnselen of symptomen van de ziekte die door een pathogene microbe (of een virus of
prion) wordt veroorzaakt. Een ziekte is immers een proces en breekt pas uit als er zich voldoende 'smetstof' in het lichaam heeft opgehoopt.
Incubatietijd
Alle infectieziekten, met de erbij behorende symptomen, hebben zogezegd hun eigen verwekker met een voor de ziekte kenmerkend verloop met karakteristieke verschijnselen. Dat geldt ook voor de tijd tussen de
besmetting en het uitbreken van de ziekte (infectie of ontsteking). Dit wordt de incubatietijd genoemd, die voor elke
ziekte in meer of mindere mate specifiek is, zoals bij
mazelen,
dysenterie, rodehond,
waterpokken en tal van andere infectieuze aandoeningen. De incubatietijd is vooral een begrip dat bij besmettelijke
ziekten en de behandeling ervan een belangrijke rol speelt.
Lees verder