Zo ontstaat een abces
Een abces betekent weefselversterf, ofwel necrose. In feite is het een massagraf van levende en dode bacteriën, witte bloedcellen en weefselcellen. Pus, of etter, is de vervloeide inhoud van het abces. In vrijwel alle gevallen ontstaat een abces door een bacteriële ontsteking, zoals in de huid (steenpuist). Genezing vindt plaats als de pus op natuurlijke of chirurgische wijze kan afvloeien, waarna de abcesranden samenvallen, aaneengroeien en er een litteken overblijft. Er gaat echter een strijd aan vooraf voordat het zover is. Meestal wint het lichaam dit gevecht op leven en dood tussen de leukocyten (fagocytose) en de ziektekiemen. Vaak al in de beginfase van de ontsteking.
Inhoud
Een abces begint met ontstekingsverschijnselen
Een
ontsteking is een lokale reactie van het weefsel op een schadelijke prikkel. Niet alleen
pathogene micro-organismen zijn daar debet aan. Ook weefselbeschadiging door verwondingen (mechanisch), etsende vloeistoffen (chemisch), overgevoeligheidsreacties, verbranding en immunologische reacties, zoals gewrichtsreuma, veroorzaken ontstekingen. Bij abcesvorming is de onderliggende oorzaak vrijwel altijd bacterieel.
Plaatselijke ontsteking
Een plaatselijke ontsteking heeft karakteristieke kenmerken. Ook in vroeger tijden werden die symptomen opgemerkt. De Romeinse wetenschappers Aulus Celsus en Claudius Galenus beschreven in het begin van de jaartelling de volgende typische
verschijnselen van een lokale ontsteking:
- Roodheid (rubor).
- Warmte (calor).
- Zwelling (tumor).
- Pijn (dolor).
- Gestoorde functie (functio laesa).
Onzichtbare symptomen
In klassieke zin doen deze verschijnselen zich uiteraard alleen voor als de ontsteking oppervlakkig is, zoals bij een ontstoken vinger. Bij de inwendige weefsels en
organen zijn de
ontstekingsreacties veelal niet zichtbaar of voelbaar. Ook algemene symptomen kunnen duiden op een ontsteking, zoals
koorts en algehele malaise bij een
neusverkoudheid of pneumonie.
Ontstekingsvormen
Neusverkoudheid is een (virale)
ontsteking waar iedereen wel eens last van heeft. Het is een klassieke catarre, waarbij de afscheiding bestaat uit slijm, afgestoten slijmvliescellen, vocht uit de
bloedbaan en
bloedcellen. Van de vele ontstekingsvormen zijn er drie algemeen bekend:
Catarrale ontsteking
Bij deze ontstekingsvorm zijn de slijmvliezen betrokken. Bekende voorbeelden zijn de neusverkoudheid, maar bijvoorbeeld ook de gastritis (maagslijmvliesontsteking). Catarrale ontstekingen zijn altijd oppervlakkig en gaan gepaard met een sterke vochtafscheiding, zoals een loopneus bij neusverkoudheid en diarree bij een gastro-enteritis.
Infiltratieve ontsteking
In tegenstelling tot de catarre is een infiltratieve ontsteking invasief van aard. Er hoopt zich ontstekingsvocht op in de weefsels of organen. Vocht dat niet kan afvloeien en een infiltraat vormt. Voorbeelden daarvan zijn de borstontsteking (mastitis) en de pneumonie. Ook kan zich rondom de
galblaas een infiltraat vormen (galblaasinfiltraat). Hetzelfde geldt voor de
appendix (appendiculair infiltraat). Oppervlakkige infiltraten zijn voelbaar, zoals een beginnende
steenpuist.
Necrotiserende ontsteking
Bij necrose is er sprake van weefselversterf in een ontstekingshaard (infiltraat), doordat de weefsels onherstelbaar beschadigd zijn. Abcesvorming wil zeggen dat de lichaamsafweer de strijd heeft verloren. De pus in het abces is omringd door een harde infiltraatschil (schijf), een barrière om het gezonde weefsel te beschermen, maar die eveneens snel kan overgaan tot necrotisering. Voorbeelden van een necrotiserende ontsteking zijn het
longabces en de 'rijpe'
steenpuist.
Abcesvorming
De strijd vindt plaats in de ontstekingshaard. Talloze neutrofiele granulocyten en macrofagen treden uit de haarvaten om de bacteriën en hun toxinen te bestrijden. Ze omhullen de micro-organismen door middel van fagocytose en leggen aldus een verdedigingswal aan rondom de ontstekingshaard. Bovendien worden er
antilichamen gevormd die de bacteriegroei op allerlei manieren frustreren en aantasten. Daar staat tegenover dat de toxinen van de bacteriën de slagkracht van de leukocyten verlammen. Tijdens die strijd ontstaat dood weefsel, vermengd met pathogene micro-organismen en leukocyten. Er vormt zich met andere woorden een holte gevuld met pus, ofwel een abces.
Factoren
Het verloop van een ontsteking hangt af van veel factoren, waaronder de 'aanvalskracht' van de leukocyten (fagocytose), waarbij na enige tijd ook de afweerstoffen een rol gaan spelen (
antigeen-antistofreactie). Uiteraard is de
behandeling van een abces eveneens een factor van belang. Bij oppervlakkige abcesvorming ontstaat een zweer, en bij diepere ontstekingen een weefselholte. Deze holte is in feite een massagraf van levende en dode bacteriën,
witte bloedcellen en dood weefsel. Het abces is omhuld door het infiltraat waaruit het abces is ontstaan. De vervloeide inhoud van het aanvankelijk vaste weefsel wordt pus of etter genoemd.
Koorts
Een abces staat altijd onder spanning. Daardoor kan de vorming van pus in het omringende weefsel onverminderd doorgaan en zowel de lymfe- als uiteindelijk de bloedvaten erbij betrekken. Naast allerlei ziekteverschijnselen treedt er dan ook vaak een
intermitterend koortsverloop op, waarbij de
lichaamstemperatuur 's ochtends laag en 's avonds hoog is. Dit koortstype duidt dikwijls op de aanwezigheid van een abces of empyeem.
Empyeem
In tegenstelling tot een abces is een empyeem een bestaande holte gevuld met pus, zoals de
galblaas (bij een cholecystitis) en de pleuraholten. Aan een longabces is dikwijls een
pleuritis voorafgegaan.
Fistel
Een fistel (pijpzweer) is buisvormig, waardoorheen de pus kan afvloeien. Het abces is dan meestal
chronisch geworden. Het ziekteproces (abces) gaat dus gewoon door en onderhoudt de fistel. In het overgrote deel van de gevallen is er bij een fistel sprake van een vreemd voorwerp dat voorkomt dat het abces kan genezen, zoals een houtsplinter, een hechting, een reepje operatiegaas, enzovoorts. Ook zijn er bepaalde ontstekingen die een abces onderhouden, waaronder tuberculose en syfilis. Verder is ook osteomyelitis doorgaans fistelend van aard. Andere voorbeelden zijn de anale fistel en de wang- of kinfistel als gevolg van een ontstoken tand of kies.
Genezing van het abces
Een abces kan spontaan doorbreken. Hierbij vloeit de pus via een hol orgaan (
darmen,
longen, enzovoorts) of via de
huid af, zoals bij een ontstoken vinger. Bij oppervlakkig gelegen abcessen kiest de arts in veel gevallen liever zelf de wijze van afvloeiing en snijdt dan het abces in om de uitbreiding van necrose te stoppen en de genezing te bespoedigen.
Incisie
Na een
punctie (aanprikken) of incisie (insnijden) wordt de toxische abcesmassa niet meer in het omringende gezonde weefsel gedrukt en vloeit weg. Daarna verdwijnen de plaatselijke en algemene ziekteverschijnselen, zoals koorts. In sommige gevallen besluit de arts een drain aan te leggen tot de abcesholte schoon is. Uiteindelijk groeien de schone wondranden aaneen en blijft er een litteken van bindweefsel over.
Lees verder