Antigenen versus antistoffen
Het lichaam heeft allerlei afweermechanismen ontwikkeld tegen bacteriën, virussen en andere ziekteverwekkers. De huid is er een van. Net als de slijmvliezen. Ook de leukocyten zijn volledig toegerust om binnengedrongen organismen op effectieve wijze te elimineren. Afweermechanismen vormen een complex maar uiterst effectief systeem. Dankzij het goed functioneren ervan is het mogelijk om te overleven in een feitelijk zeer agressief en vijandig natuurlijk milieu. In dat gevecht op leven en dood nemen de antistoffen (antilichamen) een bijzondere plaats in.
Inhoud
Drievoudige afweer
Het lichaam kent veel manieren om zich te verdedigen tegen lichaamsvreemde eiwitten, bacteriën en andere micro-organismen. De drie belangrijkste zijn:
- Mechanische afweer. Zoals de huid en de slijmvliezen. Ze houden het grootste gedeelte van de schadelijke indringers op afstand.
- Cellulaire afweer. De leukocyten en cellen uit het reticulo-endotheliale systeem verteren dode lichaamscellen, bacteriën en andere micro-organismen.
- Humorale afweer. In het bloed en weefselvocht doen ook de antistoffen hun noeste werk in dat dodelijke gevecht.
Bron: FotoshopTofs, Pixabay Antigenen en antistoffen
Bepaalde stoffen die het lichaam binnendringen, noemt men antigenen. Het kunnen celresten zijn, maar ook bacteriën, virussen en andere lichaamsvreemde eiwitten. Ze zetten het lichaam aan om er antistoffen tegen te maken. De
antistoffen worden in de lymfocyten en in bepaalde plasmacellen geproduceerd. Een antigeen vormt dus de prikkel tot de vorming van antistoffen.
Kenmerken van antistoffen
Antilichamen zijn altijd specifiek. Ze richten zich tegen het antigeen dat hen zogezegd heeft gevormd. Antigeen en antistof reageren op elkaar, waarbij het antigeen geëlimineerd wordt. De kenmerken van antistoffen zijn onder andere:
- Het zijn eiwitten en ze bevinden zich in de gammaglobulinen (van het bloedplasma).
- Antistoffen zijn specifiek aangemaakt om een specifiek antigeen te bestrijden. Antistoffen tegen het verkoudheidsvirus werken dus niet tegen de kinkhoestbacterie of het mazelenvirus. Specificiteit is een wezenlijk kenmerk van antilichamen.
- Ze zijn niet meteen uit het bloed verdwenen als het antigeen verslagen is. De periode varieert bij alle antistoffen. Niettemin dragen ze allemaal hun steentje bij aan het verwerven van lichaamsimmuniteit.
- Antilichamen kenmerken zich door de verschillende methoden waarop ze te werk gaan. Ze veranderen de gifstoffen van de bacteriën (en heten dan antitoxinen), maar ze kunnen er ook voor zorgen dat de bacteriën agglutineren of oplossen. Antistoffen zetten ook aan tot fagocytose.
Vaccinatie – actieve immunisatie
Ziekteverwekkers, ofwel pathogene bacteriën en virussen, kunnen in het laboratorium zodanig worden veranderd dat ze na een
besmetting geen ernstige ziekteverschijnselen meer veroorzaken. Het antigeen blijft echter intact en actief. Met het toedienen van een vaccin (antigeen) maakt het lichaam dus evengoed antistoffen aan en is men niet vatbaar meer voor de betreffende
ziekte waartegen het
vaccin gericht is. Men heeft met andere woorden actieve immuniteit verkregen. Het lichaam maakt de antistoffen in dit geval zelf aan.
Vaccinatie /
Bron: Huntlh, PixabayPassieve immunisatie
Dat kan op verschillende manieren. Immuniteit door passieve immunisatie houdt gewoonlijk korter stand dan als de betreffende persoon actief geïmmuniseerd is. De antistoffen circuleren in het laatste geval langer in het bloed. Bij passieve immunisatie wordt serum geïnjecteerd dat antistoffen bevat. Het lichaam hoeft die dus niet zelf te maken.
Menselijk serum
Doorgaans worden uit het bloedplasma de zogenaamde gammaglobulinen gescheiden, waarin zich de antistoffen bevinden tegen bijvoorbeeld rode hond of andere
infecties. De donor moet dan natuurlijk wel de ziekte hebben doorgemaakt.
Dierlijk serum
Het dier, bijvoorbeeld een schaap, is dan kunstmatig besmet. Het serum bevat behalve antistoffen ook antigenen waartegen men na inenting antistoffen maakt. Bij de volgende inenting moet het serum afkomstig zijn van een ander dier, anders kan het lichaam heftig reageren en kunnen er anafylactische
shockreacties ontstaan. Serum wordt meestal therapeutisch gebruikt en vaccinatie doorgaans profylactisch (preventief).
Lees verder