Tweelingtransfusiesyndroom: Onevenwichtige bloedvoorziening
Het tweelingtransfusiesyndroom is een zeldzame aandoening die alleen voorkomt bij identieke (eeneiige) tweelingen, terwijl ze zich nog in de baarmoeder bevinden. Hierbij geeft de éne tweeling via de placenta bloed door aan de andere tweeling via verbonden bloedvaten. Hierdoor ontwikkelen zich ongelijkheden tussen de donortweeling en ontvangertweeling. De aandoening komt enkel tot uiting bij eeneiige tweelingen omdat zij een placenta delen in tegenstelling tot twee-eiige tweelingen. Een foetale behandeling is mogelijk, maar de prognose is sterk afhankelijk van wanneer de symptomen ontstaan zijn. Het tweelingtransfusiesyndroom ontstaat willekeurig en valt niet te voorkomen.
Synoniemen tweelingtransfusiesyndroom
Het tweelingtransfusiesyndroom is eveneens gekend onder deze synoniemen:
- Foetale transfusie syndroom
- TTS
- TTTS
- Tweelingentransfusiesyndroom
- Twin-to-twin transfusion syndrome
Epidemiologie aandoening
Het tweelingtransfusiesyndroom treft circa 15% van de monochoriale identieke tweelingzwangerschappen. In Nederland zijn jaarlijks tussen de vijftig en honderd zwangere vrouwen van een eeneiige tweeling getroffen door het syndroom.
Oorzaken onevenwichtige bloedvoorziening bij elke baby
Bij het tweelingtransfusiesyndroom gebeurt een onevenwichtige bloedvoorziening doordat de bloedtoevoer van de éne tweeling zich verplaatst naar de andere via een gemeenschappelijke monochorionische placenta. De tweeling dat het bloed verliest, is gekend als de donortweeling. De bloed ontvangende tweeling is gekend als de ontvangertweeling. Het syndroom ontstaat vrijwel steeds spontaan en willekeurig, en is dus niet erfelijk of genetisch. Ook zijn er geen ouderlijke factoren bekend die leiden tot het tweelingtransfusiesyndroom. Alle zwangere vrouwen van eeneiige tweelingen lopen bijgevolg risico.
Symptomen: Te weinig bloed bij donortweeling en te veel bloed bij ontvangertweeling
Zowel de zwangere vrouw als de tweelingen vertonen symptomen.
Zwangere vrouw
De buik van de vrouw neemt vaak snel in omvang toe, en bovendien neemt het lichaamsgewicht toe. Ook
buikpijn, vroegtijdige weeën en langdurig gebroken vliezen komen voor. In het begin van de zwangerschap heeft een vrouw tot slot mogelijk al zwelling aan de handen en benen.
Tweelingen
De mogelijke symptomen bij de donortweeling en ontvangertweeling zijn afhankelijk van hoeveel bloed van de éne naar de andere tweeling gaat.
Donortweeling
De donortweeling heeft te weinig bloed, terwijl de andere te veel bloed heeft. Meestal is de donortweeling kleiner dan de andere tweeling bij de geboorte. Vaak voorkomende symptomen bij de donortweeling zijn
bleekheid (pallor), bloedarmoede (
anemie) en uitdroging (
medische term: "
dehydratie").
Ontvangertweeling
De ontvangertweeling komt groter ter wereld. Hierbij is de huid rood, en hij heeft te veel bloed met een hogere bloeddruk (
hypertensie). Ook geelzucht (
icterus) treedt mogelijk op. De ontvangertweeling ontwikkelt mogelijk
hartfalen (slecht rondpompen van bloed door het hart) als gevolg van het hoge bloedvolume. Mogelijk heeft deze patiënt medicijnen nodig om de hartfunctie te versterken.
Diagnose en onderzoeken
Voor de geboorte
Het syndroom presenteert zich mogelijk snel en op elk gewenst moment in de zwangerschap. Daarom zijn zeker bij
meerlingenzwangerschappen frequente onderzoeken en
echografieën nodig om het probleem zo vroeg mogelijk op te sporen. Een snelle diagnose en behandeling redt wellicht het leven van (één van) de
baby’s. De arts voert een
zwangerschapsechografie uit tijdens de zwangerschap en merkt zo de verschillende grootte van de tweeling op. Een ander primair symptoom is dat de éne tweeling
polyhydramnion (overtollig vruchtwater) vertoont, en de andere tweeling
oligohydramnion (verminderd tot geen vruchtwater). Hydrops foetalis (water in het lichaam van een baby) is tot slot een teken van hartfalen.
Na de geboorte
Na de bevalling voert de arts een volledig
bloedonderzoek bij de pasgeboren patiënten. Ook maakt hij een
thoraxfoto (
röntgenfoto van de
borstkas) van de baby's.
Behandeling van moeder en tweeling
Moeder
De moeder van de tweeling krijgt tijdens haar zwangerschap meerdere
vruchtwaterpuncties (amniocentese). Foetale laserchirurgie, wat slechts éénmaal vereist is, stopt de bloedstroom van de éne naar de andere tweeling.
Tweeling
Een andere behandelingsmogelijkheid is om de baby’s ter wereld te brengen vanaf de leeftijd van vijfentwintig (25) weken wanneer de longen gerijpt zijn en de baby’s in principe levensvatbaar zijn. Op deze manier stopt de onevenwichtigheid in de bloedvoorziening. Na de geboorte is de behandeling afhankelijk van de symptomen van de zuigeling. De donortweeling heeft vaak een
bloedtransfusie nodig voor de behandeling van bloedarmoede. Bij de ontvangertweeling is een wisseltransfusie mogelijk nodig om het bloedvolume te verminderen. De ontvangertweeling krijgt soms eveneens medicijnen ter voorkoming van hartfalen.
Prognose tweelingtransfusiesyndroom
De prognose is afhankelijk van de zwangerschapsduur bij de geboorte en of foetale hersenischemie heeft plaatsgevonden. In de acute fase treedt het syndroom meestal op in de laatste termijn van de zwangerschap en dan zijn de overlevingskansen groter, al is er wel een reële kans op een blijvende handicap. Als het tweelingtransfusiesyndroom mild verloopt, gaat dit veelal gepaard met een
vroeggeboorte, maar hierbij herstellen beide baby's vaak volledig. Een korte zwangerschapsduur is veelal minder gunstig voor de tweeling. Wanneer het tweelingtransfusiesyndroom namelijk chronisch is, verhoogt de kans op langdurige neurologische of pulmonaire complicaties. De symptomen zijn dan reeds prenataal zichtbaar tussen de twaalf (12) en zesentwintig (26) weken en blijven lang aanhouden. Bij ernstige bloedproblemen komt in 60 tot 100% van de zwangerschappen één van de tweelingen te overlijden (
doodgeboorte). De aandoening is vrijwel steeds fataal indien er geen foetale behandeling gebeurt.
Complicaties door onevenwichtigheid van het bloed
Complicaties van dit syndroom omvatten afwijkingen aan de ademhaling, spijsvertering, het hart of de
hersenen bij de ontvangertweeling omdat hij over overtollig vocht beschikt. De donortweeling ontwikkelt soms anemie. Een vroeggeboorte is mogelijk, hetzij als gevolg van gebroken vliezen of inductie. Tot slot is een overlijden van (één van) de baby’s mogelijk.
Preventie van het tweelingtransfusiesyndroom
Het tweelingtransfusiesyndroom ontstaat willekeurig en valt niet te voorkomen. Er zijn momenteel geen effectieve preventieve maatregelen beschikbaar. Het belangrijkste is om tijdens de zwangerschap regelmatige prenatale controles te ondergaan, vooral bij eeneiige tweelingen. Dit helpt om het syndroom vroegtijdig op te sporen en snel te handelen, wat de kansen op een succesvolle behandeling en een gezonde uitkomst vergroot.
Ondersteuning en nazorg
Na de bevalling is het belangrijk dat zowel de moeder als de tweelingen goed worden ondersteund. Dit kan het volgen van fysiotherapie en andere revalidatieprogramma's voor de baby's omvatten, afhankelijk van hun toestand en eventuele complicaties. Voor ouders kan psychologische ondersteuning nuttig zijn om hen te helpen omgaan met de stress en emotionele impact van het tweelingtransfusiesyndroom.