Het tweelingtransfusiesyndroom
Vaak weet men al zeer vroeg in de zwangerschap dat men een tweeling verwacht. Doch is het niet overbodig nog enige gereserveerdheid aan de dag te leggen: immers veel zwangerschappen die begonnen met een tweeling, eindigen in de geboorte van slechts één baby. Dit fenomeen waarbij een embryo verdwijnt, noemt men vanishing twin. Maar wat is nu het tweelingtransfusiesyndroom?
Om het tweelingtransfusiesyndroom uit te kunnen leggen, is het nodig duidelijk het verschil te kennen tuseen eeneiige en twee-eiige tweelingen.
Verschil tussen een eeneiige en twee-eiige tweeling
Bij een eeneiige tweeling is slechts
één eicel van de vrouw gerijpt en bevrucht. Dit eitje is na de bevruchting zo gesplitst dat het twee identieke "delen" zijn die zich elk apart verder ontwikkelen. Een eeneiige tweeling is identiek: ze hebben allles hetzelfde (chromosomen, erfelijk materiaal, hetzelfde geslacht...)
Bij een twee-eiige tweeling zijn echter 2 eicellen tot rijping gekomen en bevrucht. Er is dus een
dubbele eisprong geweest. Een twee-eiige tweeling is niet identiek. Het zijn als het ware 2 kinderen die apart verwekt zijn. Ze kunnen verschillen van geslacht doch ook hetzelfde zijn. Ze hebben elk hun eigen erfelijk materiaal en zijn qua uiterlijk niet elkaars evenbeeld (vb.bruin - blond haar).
Bij een splitsing in een heel vroeg stadium, zijn er twee aparte placenta's of moederkoeken. Splitsing in een later stadium kan zorgen voor een gemeenschappelijke placenta. Veel hangt dus af van in welke stadium de splistingen gebeurd zijn.
In de baarmoeder: het tussenschot bij een tweeling
Bij een echografie op ongeveer 16 weken zwangerschap, wordt er nauwkeurig nagegaan of er een duidelijk (dik) tussenschot tussen beide foetussen aanwezig is. Dit tussenschot wordt gevormd door vliezen die de baby's omringen. Een twee-eiige tweeling bezit steeds 4 vliezen. Elk kind heeft 2 vliezen, het buitenste (chorionvlies) en het binnenste (amnionvlies). Het
chorion is ook beter gekend van de chorionbiopsie of de vlokkentest (hierbij wordt vlokkig placentaweefsel opgezogen).
Het
amnion is gekend van de amniocentese of de vruchtwaterpunctie (opzuigen van vruchtwater). Een eeneiige tweeling kàn 4 vliezen hebben, maar het kunnen er ook 2 of zelfs geen zijn.
Hoe later de splitsing van de bevruchte eicel gebeurt, hoe meer kans op een gemeenschappelijke buitenste vlies of gemeenschappelijke placenta.
Het tweelingtransfusiesyndroom
Tweelingen die dit buitenste vlies delen en een gemeenschappelijke moederkoek delen, noemt men ook
monochoriale tweelingen. Via één of meerdere boedvaten in de placenta die nog eens op zich een verbinding zijn gaan vormen tussen de beide bloedcirculaties van de baby's, kan er een uitwisseling van bloed plaatsvinden.
Bij het tweelingtransfusiesyndroom zou deze bloedstroom steeds van hetzelfde kind (donor) naar het andere kind (ontvanger) gaan. Het tweelingtranfusiesyndroom bestaat dus enkel bij eeneiige tweelingzwangerschappen waarvan bij een 5 tot 15 % van deze eeneiige tweelingzwangerschappen dit syndroom zich ontwikkelt. Het donorkind groeit slecht, krijgt bloedarmoede, de nieren functioneren slecht waardoor het vruchtwater rond het kind ermindert. Het kind is klein, rood en slecht gevoed. Het kind dat al het bloed ontvangt gaat zich echter ook in slechte conditie gaan bevinden. Het hart kan het bloed steeds maar moeilijker rondpompen. Er ontstaat een grote hoeveelheid vruchtwater. Het kind is groot, dik en bleek. Het risico op overlijden van één of beide kinderen is groot wanneer deze circulatie zich vroeg in de zwangerschap ontwikkelt.