Cerebrale visuele inperking (CVI): Hersenaandoening
Bij cerebrale visuele inperking, een hersenaandoening, is schade opgetreden aan de visuele banen of de visuele cortex in de hersenen. Het oog functioneert normaal bij deze afwijking, maar de hersenen zijn niet in staat om de ontvangen informatie goed te verwerken. Het onvermogen om visuele prikkels te verwerken leidt tot diverse problemen, zoals oriëntatie- en fixatieproblemen. Vaak is er ook schade aan het gezichtsveld en de gezichtsscherpte, en kunnen andere oogproblemen optreden. Mogelijk worden ook andere afwijkingen geassocieerd met CVI. Patiënten krijgen vaak geen of een onjuiste diagnose omdat het oog bij een oogonderzoek normaal functioneert, waardoor talrijke onderzoeken door verschillende artsen noodzakelijk zijn. Diverse ondersteunende behandelingstechnieken zijn beschikbaar voor patiënten en hun omgeving. De vooruitzichten zijn sterk variabel en afhankelijk van de oorzaak van de hersenschade.
Synoniemen cerebrale visuele inperking
Cerebrale visuele inperking is ook bekend onder de volgende synoniemen:
- Cerebral Visual Impairment
- cerebrale visuele stoornis
- cerebrale visusstoornis
- corticale blindheid (verouderde term en mogelijk misleidend omdat de meeste patiënten niet blind zijn)
- corticale visuele handicap
- neurologische visuele beperking
- neurologische visuele inperking (NVI)
'CVI' is een veelgebruikte afkorting voor deze aandoening.
Epidemiologie
Prevalentie van CVI
Cerebrale visuele inperking (CVI) komt relatief vaak voor bij kinderen die hersenbeschadiging hebben opgelopen, zoals bij vroeggeboorte of door hersenletsel. Schattingen suggereren dat 2-3 van de 1000 kinderen CVI ontwikkelen. De aandoening is een van de meest voorkomende oorzaken van visuele handicaps bij kinderen.
Oorzaken van hersenbeschadiging
CVI kan het gevolg zijn van een hersenbeschadiging door vroeggeboorte, zuurstoftekort tijdens de geboorte, of traumatisch hersenletsel. De aandoening kan ook verband houden met genetische stoornissen en hersenaandoeningen zoals cerebrale parese.
Mechanisme
Schade aan visuele verwerkingsgebieden
CVI ontstaat door schade aan de hersengebieden die verantwoordelijk zijn voor visuele verwerking, zoals de occipitale lobben. Deze schade voorkomt dat visuele informatie goed wordt verwerkt, wat resulteert in verschillende visuele stoornissen.
Verschillende vormen van visuele beperking
De aandoening kan zich uiten in diverse visuele beperkingen, waaronder verminderd gezichtsvermogen, problemen met het coördineren van oogbewegingen, of het onvermogen om visuele informatie goed te interpreteren.
Oorzaken: Normale ogen maar hersenbeschadiging
Cerebrale visuele inperking is de meest voorkomende oorzaak van blijvende slechtziendheid bij kinderen in ontwikkelde landen. De aandoening ontstaat door hersenschade, terwijl de ogen zelf normaal functioneren. Het oog neemt een normaal beeld van het object waar en stuurt dit door naar de
hersenen. Door abnormale hersenfunctie zijn de hersenen niet in staat om dit beeld correct te verwerken. Deze hersenschade ontstaat vaak rond de geboorte door prematuriteit van de
baby of zuurstoftekort rond de geboorte. Cerebrale visuele inperking komt ook voor bij verschillende aandoeningen.
Aandoeningen
De volgende aandoeningen kunnen leiden tot CVI:
- acute leukemie
- dementie
- een beroerte (onvoldoende bloedtoevoer naar de hersenen) of infarct
- een hartstilstand
- een hersentumor
- een leukodystrofie (hersenaandoening waarbij de witte stof is aangetast)
- een stofwisselingsaandoening
- een trauma (bijvoorbeeld een val op het achterhoofd, zoals bij een verkeersongeval)
- een verminderde bloedtoevoer
- een verminderde zuurstoftoevoer
- een waterhoofd (te veel hersen- en ruggenmergvocht in de schedel)
- epilepsie
- migraine (aanvallen van een aura en/of eenzijdige hoofdpijn)
- multiple sclerose (chronische neurologische auto-immuunaandoening)
- infantiele encefalopathie (hersenziekte)
- infecties van het centrale zenuwstelsel, zoals meningitis (hersenvliesontsteking met hoofdpijn, koorts en een stijve nek)
- neonatale hypoglykemie (te laag bloedsuikergehalte rond de geboorte)
Andere oorzaken
Andere oorzaken van CVI zijn onder meer:
Mogelijk gaan ook andere oogproblemen of afwijkingen gepaard met CVI, zoals een verstandelijke of motorische beperking, gedragsafwijkingen, cognitieve stoornissen, taalproblemen,
concentratieproblemen, enzovoort.
Symptomen: Problemen met gezichtsscherpte en gezichtsveld
De mate van gezichtsverlies bij cerebrale visuele inperking varieert van mild tot ernstig en kan sterk fluctueren, zelfs van dag tot dag. De aandoening kan tijdelijk of permanent zijn.
Verwerken van prikkels
Het verwerken van visuele prikkels is bij patiënten met deze
hersenaandoening niet mogelijk. Dit betekent dat ze de beelden niet kunnen waarnemen of onvoldoende kunnen begrijpen en interpreteren.
In de praktijk hebben patiënten met CVI vaak moeite met:
- het begrijpen van ruimte (ruimtelijk inzicht)
- het bewegen in het verkeer (inschatten van en anticiperen op verkeer, zien van obstakels, enzovoort)
- het gericht kijken naar een bepaald punt
- het herkennen van gezichten
- het interpreteren van tekeningen
- het langer fixeren op een object
- het maken van een onderscheid tussen voor- en achtergrond
- het maken van oogcontact
- het voltooien van een puzzel
- het waarnemen van diepte
Andere oogproblemen
Het gezichtsveld is vaak aangetast; patiënten kunnen last hebben van
gezichtsvelduitval, waardoor ze geen volledig beeld van hun omgeving hebben. Soms treedt
hemianopsie op, waarbij een helft van het gezichtsveld uitvalt. Ook de
gezichtsscherpte kan mild tot ernstig aangetast zijn, hoewel dit niet bij elke patiënt het geval is.
Wazig gezichtsvermogen en moeite met het zien van details kunnen het gevolg zijn van verminderde gezichtsscherpte.
Scheelzien (strabisme),
nystagmus (wiebelogen), en verminderd dieptezicht komen ook vaker voor bij patiënten met CVI.
Diagnose en onderzoeken
Lichamelijk en oogheelkundig onderzoek
Diagnostische criteria voor cerebrale visuele inperking zijn niet beschikbaar. Daarom zijn diverse onderzoeken bij verschillende artsen noodzakelijk. Een
oogonderzoek bij de oogarts en een
orthoptist zijn essentieel. Een
neurologisch onderzoek is eveneens belangrijk om de locatie en oorzaak van de hersenbeschadiging in kaart te brengen. De patiënt krijgt daarnaast onderzoeken bij de psycholoog, (kinder)fysiotherapeut en ergotherapeut. Deze zorgverleners dienen op de hoogte te zijn van de
medische geschiedenis van de patiënt om andere aandoeningen zoals
autismespectrumstoornis (problemen met sociale interactie, communicatie en gedrag) en sensorische integratiestoornis uit te sluiten.
Bevindingen bij patiënt
Bij patiënten met CVI kan het moeilijk zijn om objecten op grotere afstand te zien. Soms zien ze deze niet omdat ze te veel visuele prikkels ontvangen. Veel kinderen met CVI hebben de neiging om steeds in dezelfde richting naar objecten te kijken, waarbij ze hun hoofd draaien. Ongeveer twee derde van de kinderen met CVI kijkt dwangmatig en doelloos naar licht. Bij een derde van de patiënten treedt
fotofobie op (overgevoeligheid voor licht), waardoor ze juist wegkijken van licht. Complexe visuele situaties zijn vaak te moeilijk voor deze patiënten. Ze geven vaak de voorkeur aan speelgoed in één kleur en hebben voorkeur voor bepaalde kleuren zoals helderrood en geel, hoewel ook andere felle kleuren zoals blauw, groen of roze mogelijk zijn. Bewegende objecten zijn gemakkelijker te zien, maar sommige objecten vlakbij worden mogelijk niet goed waargenomen. Vaak duurt het lang voordat een patiënt zich kan fixeren op een object, en dit gebeurt meestal slechts voor korte tijd. Als een object dicht bij de ogen komt of de neusbrug aanraakt, kan de knipperreflex vertraagd zijn. Patiënten geven vaak de voorkeur aan bekende voorwerpen omdat de hersenen deze objecten al herkennen. Tot slot blijkt uit bevindingen dat patiënten het perifere gezichtsvermogen (zicht aan de zijkant) beter benutten dan het centrale gezichtsvermogen.
Diagnostisch onderzoek
Een
MRI-scan van de hersenen kan vaak, maar niet altijd, de hersenschade aantonen. Dit onderzoek is ook nodig om andere hersenaandoeningen uit te sluiten. Verdere oogonderzoeken, zoals
electroretinografie (ERG) en
visual evoked potential (VEP), kunnen ook nuttig zijn.
Differentiële diagnose
Soms wordt een verkeerde diagnose gesteld, ondanks grondig onderzoek door artsen. Dit kan betekenen dat de werkelijke frequentie van CVI-patiënten hoger is. Aandoeningen met vergelijkbare symptomen zijn onder meer:
- autismespectrumstoornis
- dyskinetische oogbewegingsstoornissen
- ernstige bilaterale centrale scotomen (blinde vlekken in het centrale gezichtsvermogen)
- ernstige verstandelijke handicap
Behandeling hersenaandoening
De behandeling van CVI dient bij voorkeur zo vroeg mogelijk te beginnen om de visuele ontwikkeling te stimuleren. De arts behandelt de onderliggende neurologische aandoening en kan een bril of
contactlenzen voorschrijven bij scheelzien, of een oogspiercorrectie uitvoeren indien nodig. Daarnaast zijn hulp en ondersteuning noodzakelijk bij lezen, studeren, oriënteren, werken met de computer, mobiliteit, enzovoort, afhankelijk van de symptomen en problemen van de patiënt. Het gebruik van auditieve informatie, fluorescerend materiaal, een hoofdtelefoon, enzovoort kan nuttig zijn. Het informeren van de omgeving over de situatie en gezichtsuitdrukkingen van de patiënt is belangrijk. Overstimulatie moet worden vermeden, terwijl extra tijd voor de patiënt vaak aangewezen is. Kinderen met CVI kunnen vaak beter zien wanneer een begeleider of ouder vooraf vertelt wat ze moeten zoeken. Voorspelbare visuele situaties zijn aanbevolen. Muziektherapie kan ook erg nuttig zijn voor patiënten met CVI.
Prognose CVI
De vooruitzichten voor patiënten met CVI zijn afhankelijk van de oorzaak, de ernst en de aard van het letsel en zijn moeilijk vooraf in te schatten. Sommige patiënten ervaren verbetering in hun gezichtsvermogen. Bij tijdelijke CVI, vaak veroorzaakt door meningitis of kleine hoofdtrauma's, kan gedeeltelijk of volledig herstel plaatsvinden na enkele dagen tot maanden. Bij permanente CVI kan een geleidelijk herstel optreden over maanden tot jaren na het begin van de aandoening. Vaak keert het gezichtsvermogen terug, hoewel de gezichtsscherpte meestal niet volledig herstelt.
Expertisecentrum Bartiméus
Bartiméus, een Nederlandse organisatie voor blinden en slechtzienden, is een
expertisecentrum rond CVI. Ze bieden regelmatig bijscholingen en studiedagen over dit onderwerp. Daarnaast zijn er verschillende publicaties over CVI beschikbaar via deze organisatie. Patiënten en zorgverleners zijn altijd welkom bij Bartiméus voor begeleiding en tips.
Praktische tips voor het omgaan met cerebrale visuele inperking (CVI)
Cerebrale visuele inperking (CVI) ontstaat wanneer er schade is aan de delen van de
hersenen die verantwoordelijk zijn voor de verwerking van visuele informatie. Dit kan invloed hebben op het gezichtsvermogen, zelfs wanneer de ogen zelf in goede conditie zijn. De mate van visuele beperking varieert sterk van persoon tot persoon, en het is belangrijk om strategieën te vinden die de levenskwaliteit kunnen verbeteren. Hier volgen enkele praktische tips om met CVI om te gaan.
Zoek professionele hulp voor het ontwikkelen van visuele strategieën
Het is essentieel om samen te werken met professionals die gespecialiseerd zijn in visuele beperkingen, zoals een
oogbehandeling specialist of een revalidatie-expert. Zij kunnen je helpen bij het ontwikkelen van visuele strategieën om je omgeving beter te begrijpen. Dit kan onder meer bestaan uit het gebruik van hulpmiddelen, zoals vergrootglazen of contrastverhogende technologieën, die je kunnen helpen bij het herkennen van objecten of het lezen van tekst.
Versterk je mentale gezondheid en welzijn
Het omgaan met een visuele beperking kan zowel fysiek als mentaal een uitdaging zijn.
Mentaal welzijn kan soms in het gedrang komen als gevolg van de frustraties en aanpassingen die gepaard gaan met CVI. Het is belangrijk om je emoties en psychische gezondheid serieus te nemen. Overweeg om te praten met een psycholoog of therapeut die ervaring heeft met mensen die een visuele beperking hebben. Het kan ook helpen om ontspanningstechnieken te beoefenen om stress te verminderen.
Maak je omgeving visueel vriendelijker
Het aanpassen van je omgeving kan een groot verschil maken in hoe je je omgeving ervaart. Het creëren van een
gezond voedingspatroon en het plaatsen van visuele markeringen op belangrijke plaatsen kan je helpen bij het navigeren door je huis of werkplek. Zorg ervoor dat verlichting goed is, en kies voor contrasterende kleuren die makkelijker te onderscheiden zijn. Dit kan je helpen om je dagelijkse taken makkelijker uit te voeren, zoals koken, lezen of het vinden van voorwerpen.
Gebruik technologie om je visuele ervaringen te verbeteren
Er zijn verschillende technologische hulpmiddelen die kunnen helpen bij het verbeteren van de visuele ervaring bij mensen met CVI. Denk hierbij aan
beeldvormende onderzoeken die kunnen helpen om de mate van visuele beperking vast te stellen, evenals apps en apparaten die tekst omzetten in spraak of je helpen bij het herkennen van objecten. Deze technologie kan een enorm verschil maken in je dagelijkse leven.
Raadpleeg regelmatig medische specialisten voor opvolging
CVI vereist regelmatig medische controle en opvolging om de voortgang te monitoren.
Beeldvormende onderzoeken kunnen nuttig zijn om te begrijpen hoe je visuele vaardigheden zich ontwikkelen en om aanpassingen in je behandelplan door te voeren. Houd controleafspraken in de gaten om ervoor te zorgen dat je de juiste zorg en ondersteuning krijgt voor je specifieke situatie.
Misvattingen rond cerebrale visuele inperking (CVI)
Cerebrale visuele inperking (CVI) is een aandoening waarbij het zichtprobleem niet primair wordt veroorzaakt door een afwijking aan de ogen zelf, maar door schade of disfunctie in de
hersenen. Dit kan leiden tot diverse visuele beperkingen, zoals problemen met het herkennen van gezichten, moeite met het verwerken van bewegende beelden en een verminderde visuele waarneming in complexe omgevingen. CVI komt vaak voor bij kinderen en kan veroorzaakt worden door zuurstoftekort bij de geboorte, een beroerte of andere neurologische aandoeningen. Ondanks de toegenomen bekendheid bestaan er nog veel misvattingen over deze aandoening.
CVI is hetzelfde als blindheid
Een veelvoorkomende misvatting is dat cerebrale visuele inperking gelijkstaat aan volledige blindheid. In werkelijkheid varieert de ernst van de aandoening sterk en zijn de meeste patiënten niet volledig blind. Ze kunnen moeite hebben met specifieke visuele taken, zoals het onderscheiden van objecten in een drukke omgeving of het inschatten van afstanden. Sommigen zien wazig of fragmentarisch, terwijl anderen vooral problemen ervaren met de verwerking van visuele informatie. Dit maakt CVI een complexe aandoening die niet simpelweg onder de noemer blindheid valt.
Omdat veel visuele problemen worden opgelost met een bril of contactlenzen, denken sommige mensen dat dit ook helpt bij CVI. Dit is echter niet het geval, omdat de oorzaak niet in de
oog zelf ligt, maar in de hersenen. Brillen corrigeren refractieafwijkingen zoals bijziendheid of verziendheid, maar hebben geen invloed op de verwerking van visuele informatie in de hersenen. Daarom vereist CVI een andere aanpak, zoals visuele revalidatie en aanpassingen in de omgeving om de visuele belasting te verminderen.
CVI wordt altijd veroorzaakt door zuurstoftekort bij de geboorte
Hoewel een zuurstoftekort tijdens of na de geboorte een veelvoorkomende oorzaak van CVI is, is het niet de enige mogelijke oorzaak. CVI kan ook ontstaan door andere neurologische aandoeningen, zoals een beroerte, herseninfecties, traumatisch hersenletsel of genetische syndromen. Daarnaast kunnen vroeggeboorte en bepaalde stofwisselingsstoornissen bijdragen aan de ontwikkeling van CVI. Dit betekent dat de diagnose niet uitsluitend gebaseerd moet worden op de geboorte- en medische geschiedenis, maar ook op uitgebreid neurologisch en oftalmologisch onderzoek.
Mensen met CVI kunnen niet leren omgaan met hun visuele beperkingen
Hoewel CVI een blijvende aandoening is, betekent dit niet dat patiënten er niet mee kunnen leren omgaan. Door training en aanpassingen kunnen veel patiënten strategieën ontwikkelen om hun visuele beperkingen te compenseren. Dit kan bijvoorbeeld door gebruik te maken van contrastrijke materialen, gestructureerde omgevingen en technologische hulpmiddelen zoals spraakgestuurde apparaten. Visuele revalidatie en begeleiding door specialisten, zoals een
blindengeleidehond of een ergotherapeut, kunnen helpen om het dagelijks functioneren te verbeteren.
CVI beïnvloedt alleen het zicht en heeft geen verdere gevolgen
CVI heeft niet alleen invloed op de visuele waarneming, maar kan ook bredere gevolgen hebben voor de ontwikkeling en het dagelijks leven. Patiënten, vooral kinderen, kunnen problemen ervaren met motoriek, oriëntatie, concentratie en sociale interactie. Dit komt doordat visuele informatie een belangrijke rol speelt in hoe we onze omgeving waarnemen en ermee omgaan. Wanneer deze informatie verstoord is, kan dit leiden tot onzekerheid en moeite met dagelijkse activiteiten, zoals lezen, fietsen of het volgen van lessen op school.
CVI verdwijnt vanzelf naarmate het kind ouder wordt
Sommige mensen denken dat CVI een aandoening is waar kinderen vanzelf overheen groeien, maar dit is niet correct. Hoewel de hersenen een zekere mate van plasticiteit hebben en zich kunnen aanpassen, blijft de onderliggende schade aanwezig. Dit betekent dat CVI een blijvende visuele beperking is die ondersteuning en aanpassingen vereist. Wel kunnen sommige kinderen strategieën ontwikkelen om beter met hun beperking om te gaan, waardoor ze minder last ervaren van bepaalde symptomen. Dit proces vraagt echter begeleiding en training.
Diagnose van CVI is eenvoudig met een standaard oogonderzoek
Een van de grootste misvattingen is dat CVI eenvoudig vast te stellen is met een standaard
oogonderzoek. Omdat de ogen zelf vaak normaal functioneren, blijven afwijkingen bij een regulier oogonderzoek vaak onopgemerkt. De diagnose van CVI vereist een uitgebreid onderzoek door een gespecialiseerde oogarts en neuroloog, waarbij naast visuele testen ook neurologische beeldvorming, zoals
beeldvormende onderzoeken, kan worden ingezet. Daarnaast speelt observatie van het visuele gedrag een belangrijke rol, vooral bij jonge kinderen die hun visuele klachten moeilijk onder woorden kunnen brengen.