Hartfalen, een sluipmoordenaar
Er overlijden jaarlijks meer mensen aan hartfalen dan aan aandoeningen als darm-, borst-, en prostaatkanker samen. Toch wordt hartfalen door veel mensen niet als een ernstige levensbedreigende ziekte gezien. Men merkt in het begin immers niet zo veel van de ziekte en die wordt als gevolg daarvan niet altijd tijdig herkend. En manifesteren zich de klachten wel, dan is het doorgaans te laat. Hartfalen wordt dikwijls aangeduid als aandoening waarbij het knijpvermogen van het hart tekortschiet. Maar dat is een te simpele voorstelling die nuancering behoeft. Hoe zit het dan wel?
Inhoudsopgave
Hoe werkt het hart?
De belangrijkste taak van het hart is het om het
bloed rond te pompen. Die actie vindt plaats in twee etappes:
- het moment dat de kamers zich ontspannen en met bloed gevuld worden (diastole);
- het moment dat de hartspier samentrekt (systole) en het bloed wordt weggepompt.
Hartfalen manifesteert zich daardoor ook in twee vormen: diastolisch en systolisch hartfalen.
Systolisch hartfalen
Systolisch hartfalen wordt vooral gekenmerkt door een verminderde knijpkracht van het hart. Dat is vaak het geval na een acuut hartinfarct. Het samentrekken van de hartspier verloopt dan minder krachtig en er wordt minder bloed weggesluisd. Het hart van gezonde mensen pompt 50 procent of meer van het bloed weg. Bij systolisch hartfalen wordt 45 procent doorgaans niet gehaald.
Diastolisch hartfalen
Bij diastolisch hartfalen echter, is er een probleem met de ‘vulling’ van het hart. De hartspier is niet meer elastisch en ontspant zich niet genoeg in de rustfase. Daardoor verwijden de hartkamers zich onvoldoende en vullen zich niet genoeg met bloed. Bij diastolisch hartfalen is dus geen sprake van verminderd knijpvermogen. Het hart blijft 50 procent of meer van het beschikbare bloed wegpompen.
Ons lichaam kan hartfalen compenseren
Bij hartfalen kan het hart het lichaam niet meer voldoende voorzien van voldoende zuurstof en voedingsmiddelen. Maar het menselijk organisme kent wel een aantal technieken die dat gemis kunnen compenseren. Zo kan een hogere hartfrequentie ertoe bijdragen dat het hart weer meer bloed rond pompt. Ook is er sprake van een verhoogde vochtretentie (vasthouden van vocht): de bloedvaten blijven beter gevuld. En als die bloedvaten meer vloeistof bevatten, is het hart in staat om beter te pompen. Nadeel is wel dat door die compenserende technieken van het hart meer inspanning gevraagd wordt. Het wordt zwaarder belast. Na verloop van tijd zal de pompfunctie weer afnemen.
Hartfalen vaak een direct gevolg van een acuut hartinfarct.
Veel patiënten ontwikkelen hartfalen meteen na een hartinfarct als gevolg van een vernauwing in de kransslagaders. In pakweg 70% van de gevallen is dat de directe aanleiding. Als gevolg van het hartinfarct sterven er hartcellen af zodat de hartfunctie beschadigd wordt. Maar ook andere aandoeningen zoals klepafwijkingen en
hartritmestoornissen kunnen het hart te zwaar belasten.
Leefregels voor mensen met hartfalen
Is eenmaal de diagnose hartfalen gesteld, dan zijn er vier belangrijke leefregels voor de patiënt:
- zoutarm eten;
- vochtinname beperken;
- elke dag op de weegschaal;
- stipt innemen van de medicijnen (‘therapietrouw’).
Stipte inname van medicijnen
Van patiënten met hartfalen is bekend dat ze hun medicijnen niet altijd even nauwgezet innemen. Met name
diuretica (plaspillen) moeten het vaak ontgelden. Daaraan wordt op grote schaal de hand gelicht omdat mensen bang zijn dat ze buitenshuis het toilet niet zullen halen. Want bij aandrang móét je, anders ben je te laat. Toch is stipte inname bittere noodzaak bij mensen met hartfalen.