Suiker tijdens de zwangerschap en allergieën bij het kind
De inname van vrije suikers bij moeders tijdens de zwangerschap zou mogelijk het risico kunnen verhogen op allergieën en allergisch astma bij het nageslacht volgens het onderzoek van Bédard et al (2017). Hoe hoog zijn deze kansen en is er een groot verschil tussen een hoge suikerinname en een lagere suikerinname? Wat zijn de mogelijke mechanismen die hieraan ten grondslag liggen?
Hoge suikerinname bij kinderen
Uit onderzoeken is bekend dat er een associatie is tussen een hoge inname van suikerhoudende drankjes door kinderen en astma bij kinderen. Uit onderzoeken is ook bekend dat een hogere suikerinname geassocieerd is met een grotere kans op obesitas en diabetes type 2. Met name in westerse landen is er een hoge suikerconsumptie en komen er veel allergieën en allergisch astma voor bij kinderen. Er is mogelijk ook een relatie tussen een hoge suikerinname bij de moeder en de kans op allergieën en allergisch astma bij het nageslacht.
Onderzoek
Uit een onderzoek van de Queen Mary University of Londen (QMUL) van Bédard et al. (2017) met bijna 9000 moeder-kindparen blijkt dat een hoge suikerinname van de moeder tijdens de zwangerschap ook geassocieerd is met een toegenomen kans op allergieën en allergisch astma bij de kinderen. Het gaat hier om vrije suikers. Vrije suikers zijn alle monosaccharides en disaccharides die toegevoegd zijn door de fabrikant en de suikers die in honing, ongezoete fruitsappen en siropen zitten. Het betreft geen lactose in melk of natuurlijke suikers in de cellulaire structuur van voedsel (zoals fruit en groente). Het onderzoek is uitgevoerd met data van de Avon Longitudinal Study of Parents and Children (ALSPAC). Het gaat om moeders die zwanger waren in de jaren 90. Sinds die tijd zijn de kinderen van deze moeders gevolgd.
Inname van vrije suikers tijdens de zwangerschap en allergieën bij het nageslacht
Er werd bij dit onderzoek gekeken of er een relatie was tussen de maternale (van de moeder) inname van vrije suikers tijdens de zwangerschap en het optreden van allergieën en astma bij het nageslacht op zevenjarige leeftijd. Er was sprake van een allergie als er een positieve huidtest was op de meest voorkomende allergenen, zoals huisstofmijt, katten en pollen. In dit onderzoek werd gecorrigeerd voor confounders (storende factoren) zoals andere aspecten van het maternale dieet die een relatie hebben met kinderastma en allergieën.
Pollen /
Bron: Skeeze, PixabayEr was met name een sterke associatie tussen de inname van vrije suikers en het optreden van allergieën en allergisch astma. Er was een minder sterke relatie tussen astma en de inname van vrije suikers. Het verschil tussen astma en allergisch astma is dat bij allergisch astma er ook sprake is van een positieve huidtest.
Hoge suikerinname ten opzichte van lage suikerinname
Als de mate van suikerinname wordt vergeleken, is er een groot verschil tussen een hoge suikerinname en een lage suikerinname. De vrouwen die in de bovenste 20% zaten qua suikerinname hadden een 38% grotere kans dat ze nageslacht kregen met allergieën ten opzichte van de onderste 20%. Dit risico was zelfs 101% hoger voor allergisch astma. Er is geen onderzoek verricht om te kijken of het risico op allergieën en allergisch astma ook afneemt naarmate de suikerinname gereduceerd wordt tijdens de zwangerschap. Het verband tussen de hoge suikerinname van de moeder tijdens de zwangerschap en allergieën en allergisch astma bij kinderen is dus nog wel een aanname.
Pathofysiologisch mechanismes
Fructose
Het mechanisme dat ten grondslag ligt aan de positieve associatie tussen de maternale inname van vrije suikers en kinderallergieën en allergisch astma is waarschijnlijk een hoge maternale fructoseconsumptie. Fructose is een belangrijke component van toegevoegde suikers. Fructose bevindt zich bijvoorbeeld in fruitsappen zoals sinaasappelsap en in zoetje drankjes als toegevoegd sucrose of geïsoleerd fructose.
Bron: Gellinger, Pixabay CRP en urinezuur
Een groot prospectief onderzoek bij volwassenen vond dat inname van suikers en met name fructose effect hebben op de foetus. Fructose zorgt ervoor dat het C-reactief eiwit (CRP) stijgt. CRP is een acutefase-eiwit dat bijvoorbeeld stijgt bij infecties of ontstekingen. Fructose wordt afgebroken in de lever van de moeder waardoor de triglyceriden (een vorm van vet) en het afvalproduct urinezuur stijgt. Dit urinezuur kan vervolgens het immuunsysteem activeren en met name T-helpercellen type 2 en kan leiden tot allergische inflammatie (ontsteking) door activatie van inflammatoire dendritische cellen bij de foetus. Dendritische cellen zijn ook onderdeel van het immuunsysteem.
Darmflora
Het kan ook mogelijk zijn dat fructose de darmflora van de foetus beïnvloedt waardoor er een allergische (atopische) immuunrespons optreedt. Dat dit effect heeft op de luchtwegen is reeds aangetoond in modellen met muizen. Door een hoge inname van fructose van de moeder kan er dus op langere termijn ook een aanhoudende immuunrespons zijn met T-helpercellen type 2 en een allergische ontsteking in de zich ontwikkelende long van de foetus.
Fructose en de placenta
Doordat fructose voor een stijging van het urinezuur en de triglyceriden zorgt in de placenta, kan een hoge inname van fructose ook leiden tot een grotere placenta en een kleinere foetus volgens het onderzoek van Ashgar et al. (2016) waarbij gebruik gemaakt is van muizen. Het fructose zelf zorgt in de placenta zelf ook voor nieuwe aanmaak van urinezuur. Doordat de baby's vaak inhaalgroei hebben na de geboorte leidt dit vaker tot obesitas bij de kinderen.
Bovenstaande mechanismen zouden dan mogelijk kunnen leiden tot allergieën en allergisch astma op kinderleeftijd.