22q11.2 deletiesyndroom: Multisystemische aandoening
Het 22q11.2 deletiesyndroom is een multisystemische aandoening die tot stand komt door een klein deel van chromosoom 22 dat ontbreekt. Deze schrapping resulteert in een slechte ontwikkeling van verschillende lichaamssystemen zoals onder andere de hersenen, het immuunsysteem, het hart, de bijschildklier, het skelet en het gehemelte. De klinische presentatie en de ernst van de symptomen is zeer variabel, maar meestal zijn de symptomen wel volledig zichtbaar bij een wat ouder kind. Patiënten met de ziekte krijgen een behandeling door meerdere specialisten die alle symptomen ondersteunend behandelen. De ziekte is namelijk niet te genezen anno april 2018. De vooruitzichten zijn tot slot variabel.
Synoniemen van 22q11.2 deletiesyndroom
Het 22q11.2 deletiesyndroom is soms ook aangeduid als:
- 22q11.2DS
- autosomaal dominante Opitz G / BBB-syndroom
- CATCH22
- conotruncale anomalie gezichtssyndroom (CTAF)
- het Cayler cardiofaciaal syndroom
- het conotruncaal syndroom
- het deletie 22q11.2-syndroom
- het DiGeorge-syndroom
- het Sedlackova-syndroom
- het Shprintzen-syndroom
- het velo-cardio-faciaal syndroom
- het velocardiofaciaal syndroom (VCFS)
Epidemiologie van multisystemische aandoening
Circa 1 op de 4.000 patiënten lijdt aan het 22q11.2 deletiesyndroom. Het is echter mogelijk dat meer patiënten kampen met de ziekte. Sommige patiënten hebben namelijk milde symptomen van de ziekte en zoeken dan geen arts op, of anders hebben ze een foute diagnose gekregen.
Oorzaken: Door willekeurige schrapping van deel van chromosoom
Het 22q11.2 deletiesyndroom is een chromosomale stoornis waarbij een schrapping gebeurt van het 22q11.2-segment in één van de twee kopieën van chromosoom 22. Hierdoor zijn dertig tot veertig genen verdwenen. Dit gebeurt veelal willekeurig tijdens de bevruchting aan de kant van de moeder of de vader tijdens de ontwikkeling van de foetus. Hierdoor zijn diverse lichaamssystemen slecht ontwikkeld, wat zich uit in een zeer variabel klinisch beeld. Zelden is de aandoening erfelijk want de meeste patiënten hebben geen familiegeschiedenis van de ziekte. Bij circa tien procent van de patiënten met het 22q11.2 deletiesyndroom is de ziekte echter wel door te geven van ouder op kind via een autosomaal dominant overervingspatroon.
Symptomen
De symptomen van het 22q11.2 deletiesyndroom hangen af het aangetaste orgaan. De zeer variabele symptomen zijn mild tot ernstig en zijn duidelijk vanaf de geboorte of in de kindertijd. De karakteristieke kenmerken van dit syndroom zijn vaak wel erg subtiel in de kindertijd en komen pas volledig tot uiting wanneer het kind ouder is. De kenmerkende gezichtskenmerken die bij de aandoening horen, zijn zelfs afwezig of subtieler bij mensen van Afro-Amerikaanse of een andere niet-blanke afkomst.
Volgende symptomen zijn mogelijk:
- abnormale gelaatstrekken, zoals een lang gezicht, een onderontwikkelde kin (micrognathie), kleine tanden, een neerwaartse mond, laag aangezette en misvormde oren en ver uit elkaar staande ogen (oculair hypertelorisme)
- ademhalingsproblemen
- auto-immuunziekten zoals idiopathische trombocytopenie purpura, auto-immune hemolytische anemie (voortijdige afbraak van rode bloedcellen), auto-immune artritis en auto-immune schildklierziekte
- bijschildklierafwijkingen zoals toevallen, hypoparathyreoïdie (te weinig actieve bijschildklier) en een abnormaal calcium- en fosformetabolisme
- een blauwe huidskleur (cyanose) die secundair is aan een slechte bloedsomloop veroorzaakt door hartafwijkingen zoals een ventriculair septumdefect (gat tussen de onderste hartkamers, truncus arteriosus (ontbrekend hart van het bloedvat) en tetralogie van Fallot (combinatie van vier abnormale hartstructuren).
- een gespleten gehemelte (schisis) of andere gehemeltestoornissen met hierdoor voedingsproblemen
- een slechte spierspanning
- een veranderde nierfunctie
- een vertraagde groei
- een vertraagde ontwikkeling zoals een vertraagde spraak en andere ontwikkelingsstoornissen
- frequente infecties
- gedragsproblemen zoals ADHD (moeite met aandacht en controleren van energie) en een autismespectrumstoornis (autisme: problemen met sociale interactie, communicatie en gedrag)
- gehoorverlies
- hypocalciëmie (verlaagde calciumspiegels in het bloed)
- krampen aan de mond (mondkrampen), arm (armkrampen), keel (keelkrampen) of hand (handkrampen)
- longaandoeningen
- oogproblemen zoals coloboom (ontbreken van een deel van het oog), cataract (vertroebeling van de ooglens), scheelzien, een hangend ooglid (ptosis), amblyopie (lui oog), sclerocornea (verharding van het hoornvlies), …
- problemen met de ontwikkeling van het strottenhoofd, de luchtpijp en de slokdarm (laryngotracheo-oesofageale anomalieën)
- psychische stoornissen zoals schizofrenie (aandoening met o.a. waanideeën en hallucinaties), een depressie, angst en een bipolaire stoornis (stemmingsstoornis)
- skeletafwijkingen zoals extra vingers, tenen of ribben, wigvormige ruggengraatbotten, craniosynostose (vroegtijdige fusie van de schedelnaden), scoliose (zijwaartse kromming van de wervelkolom) …
- thymusklierafwijkingen zoals een T-lymfocytentekort
- toevallen
- trombocytopenie (verlaging van de bloedplaatjes)
- vormen van kanker zoals een hepatoblastoom, een niercelcarcinoom en een Wilmstumor (vorm van nierkanker bij kinderen met buikpijn)
Diagnose en onderzoeken
Artsen diagnosticeren het 22q11.2 deletiesyndroom met een specifieke bloedtest: een FISH-analyse. Deze afkorting staat voor Fluorescent In Situ-hybridisatie. Meestal beslist een arts om dit
bloedonderzoek te laten uitvoeren wanneer een
baby of kind een hartafwijking heeft. Diverse hartafwijkingen zijn namelijk sterk geassocieerd met de aandoening.
Behandeling
Voor de behandeling van het 22q11.2 deletiesyndroom zijn meestal een aantal specialisten uit verschillende medische disciplines vereist zoals een cardioloog, een chirurg, een endocrinoloog, een ergotherapeut, een fysiotherapeut, een geneticus, een immunoloog, een kinderarts, een logopedist en/of een specialist in infectieziekten. Deze behandelen alle symptomen ondersteunend aangezien de multisystemische ziekte niet te genezen is.
Beperkte thymusklierfunctie
Patiënten die lijden aan een slecht werkende thymus, zijn niet goed in staat om infecties te bestrijden. Hierdoor komen diverse milde tot matige infecties voor. De patiënt moet zich laten vaccineren, net zoals leeftijdsgenoten die niet getroffen zijn. Normaal gesproken verbetert de immuunfunctie naarmate een patiënt veroudert. Wanneer de thymus zeer ernstig aangetast is, loopt de patiënt risico op ernstige infecties. Daarom heeft de patiënt mogelijk een thymusweefseltransplantatie, een beenmergtransplantatie, een
stamceltransplantatie of een transplantatie van ziektebestrijdende bloedcellen nodig.
Gespleten gehemelte
Patiënten waarbij het gehemelte aangetast is, zijn gebaat met een chirurgische correctie.
Hartafwijkingen
De meeste hartafwijkingen corrigeert de arts via een operatie.
Hypoparathyreoïdie
Patiënten met een onvoldoende werkende bijschildklier krijgen vitamine D-supplementen of
calciumsupplementen. Daarnaast moeten ze het parathyroïdhormoon nemen.
Psychische stoornissen en geestelijke gezondheidszorg
Patiënten met geestelijke problemen en psychische stoornissen hebben baat bij therapeuten die tewerkgesteld zijn in de geestelijke gezondheidszorg, zoals een psycholoog of een psychiater. Soms is medicatie vereist om de symptomen onder controle te houden of te verbeteren.
Prognose van 22q11.2 deletiesyndroom
Het is onmogelijk om vooruitzichten te geven voor patiënten met het 22q11.2 deletiesyndroom omdat hiervoor gekeken moet worden naar de aangetaste orgaansysteem en de ernst van de aanwezige symptomen. Een vroege diagnose en behandeling zijn wel belangrijk om complicaties zo veel mogelijk te voorkomen.
Complicaties
Een verkorte levensduur komt sneller voor bij patiënten met een
aangeboren hartafwijking of een probleem met het immuunsysteem. Indien de thymus afwezig is en de T-cellen ontbreken, is een vroegtijdig overlijden mogelijk.