Miller-Dieker-syndroom: Afwijkingen aan hersenen en gezicht
Ongeveer 1 op de 100.000 kinderen komt ter wereld met het Miller-Dieker-syndroom. Het Miller-Dieker-syndroom is een genetische aandoening waarbij een misvorming van de hersenen optreedt. De patiënt heeft naast neurologische symptomen ook afwijkingen aan het gezicht. De ernstige aandoening is het gevolg van een schrapping van een stukje genetisch materiaal wat willekeurig tot stand komt. De arts behandelt de aanwezige symptomen van de patiënt ondersteunend. De vooruitzichten zijn voor de meeste patiënten niet goed; zij komen vroegtijdig te overlijden.
Synoniemen van Miller-Dieker-syndroom
Andere benamingen voor het Miller-Dieker-syndroom (MDS) zijn:
- klassiek lissencefalie-syndroom
- Miller-Dieker lissencefalie-syndroom
Oorzaken
Schrapping van chromosoom
Het Miller-Dieker-syndroom is een aandoening waarbij een patiënt lijdt aan
lissencefalie. De buitenkant van de
hersenen (hersenschors, cortex) bestaat normaal gesproken uit diverse lagen waarin windingen (gyri) en groeven (sulci) aanwezig zijn. Bij lissencefalie is de hersenschors abnormaal glad en zijn er minder windingen en groeven aanwezig. Des te gladder het hersenoppervlak, des te ernstiger de symptomen. Bij het Miller-Dieker-syndroom is genetisch materiaal aan het einde van de korte (p) arm van chromosoom 17 geschrapt. Hierdoor zijn genen afwezig die moeten zorgen voor de goede ontwikkeling van de hersenschors. Zonder deze genen ontstaat bijgevolg een glad hersenoppervlak.
Overervingspatroon
Meestal is het Miller-Dieker-syndroom niet erfelijk. De schrapping gebeurt willekeurig tijdens de vorming van voortplantingscellen (eieren of sperma) of in de vroege foetale ontwikkeling. Meestal is er geen familiale geschiedenis van de aandoening aanwezig. Indien patiënten toch ter wereld komen met de erfelijke vorm van het Miller-Dieker-syndroom, is het overervingspatroon autosomaal dominant omdat een deletie (schrapping) in één kopie van chromosoom 17 in elke cel voldoende is om de aandoening te veroorzaken.
Symptomen aan hersenen en gezicht
Hersenen
Door deze hersenmisvormingen kampt de patiënt met een ernstige verstandelijke handicap, een ontwikkelingsachterstand (de meeste patiënten zijn niet in staat om te zitten of lopen), toevallen, een
abnormale spierstijfheid (spasticiteit), een
zwakke spierspanning (hypotonie),
slikproblemen en voedingsproblemen. De aanvallen beginnen meestal vóór de leeftijd van zes maanden. Sommige
baby’s lijden vanaf de geboorte aan deze aanvallen. Het hoofd is bovendien kleiner dan normaal (
microcefalie).
Gezicht
De patiënt heeft opvallende gelaatstrekken: een prominent voorhoofd; een verzonken verschijning in het midden van het
gezicht (
hypoplasie van het middenvlak), een kleine, opgerichte neus, laag geplaatste en abnormaal gevormde oren, een kleine kaak (
micrognathie) en een dikke bovenlip.
Andere symptomen
De groei is soms vertraagd. Verder komen hartafwijkingen of niermisvormingen tot uiting. Ook een opening in de buikwand (
omfalocèle) behoort tot de mogelijkheden, waardoor de buikorganen door de navel uitsteken. Verder lijden sommige patiënten aan levensbedreigende
ademhalingsproblemen, contracturen,
oogproblemen,
hartafwijkingen en
clinodactylie (kromming van de
vingers en/of tenen) komen tot slot soms ook tot stand.
Diagnose en onderzoeken
Een vraaggesprek met de ouders en lichamelijk onderzoek van het kind zijn nodig om de symptomen in kaart te brengen. De hersenafwijkingen zijn aan te tonen via een
MRI-scan. Een chromosomenonderzoek en DNA-test zijn nodig om het genetisch probleem in kaart te brengen. Verder zijn afhankelijk van de aanwezige symptomen nog onderzoeken nodig door de oogarts, nefroloog (nierspecialist) en cardioloog (hartspecialist).
Behandeling
Deze genetische aandoening is niet te genezen. De behandeling verloopt daarom ondersteuning in de vorm van een combinatie van fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, revalidatietraining, medicatie voor het behandelen van
epilepsie, sondevoeding, een hartoperatie en andere vormen van begeleiding.
Prognose van ernstige aandoening
De meeste patiënten met deze aandoening overleven de kindertijd of puberteit niet. Over het algemeen hangt de levensverwachting af van de ernst van de lissencefalie. De meest voorkomende doodsoorzaak is
aspiratiepneumonie (
longontsteking door het inademen van vreemde stoffen), veroorzaakt door een slechte controle van de luchtwegen. Het hoogste ontwikkelingsniveau bij getroffen kinderen is het equivalent van ongeveer drie tot vijf maanden oud. Zeer zelden is zitten mogelijk zonder hulp. Wanneer de arts niet in staat is om de aanvallen onder controle te krijgen, blijven kinderen met deze aandoening functioneren op of onder het niveau van een pasgeborene.