Eosinofiele fasciitis: Verdikking en zwelling van huid
Eosinofiele fasciitis, ook wel bekend als het Shulman-syndroom of shulmansyndroom, is een uiterst zeldzame aandoening waarbij het weefsel onder de huid en over de spieren (fascia) gezwollen, ontstoken en verdikt raakt. Dit resulteert in symptomen zoals een verdikking, zwelling en verstijving van de huid, evenals spierpijn en gewrichtsontsteking. De vooruitzichten voor eosinofiele fasciitis zijn over het algemeen positief, vooral wanneer de aandoening vroeg en agressief wordt behandeld met medicatie. De Amerikaanse reumatoloog L. Shulman beschreef deze aandoening voor het eerst in de medische literatuur in 1974.
Epidemiologie van het Shulman-syndroom
Eosinofiele fasciitis (EF), ook bekend als Shulman-syndroom, is een zeldzame bindweefselaandoening die wordt gekarakteriseerd door de infiltratie van eosinofielen (een type witte bloedcel) in het bindweefsel, wat leidt tot ontsteking, verharding en verdikking van de huid en onderliggende weefsels. Deze aandoening is zeldzaam, met een prevalentie van naar schatting 1 per 1 miljoen mensen, hoewel de werkelijke incidentie moeilijk te bepalen is vanwege de variabiliteit van de symptomen en de zeldzaamheid van de aandoening. De ziekte komt het vaakst voor bij volwassenen, maar er zijn ook gevallen gemeld bij kinderen.
Leeftijd en geslachtsverhouding
EF treft meestal volwassenen tussen de 30 en 50 jaar, hoewel er gevallen zijn bij zowel jongere als oudere patiënten. De aandoening heeft een lichte voorkeur voor vrouwen, maar het verschil in frequentie tussen mannen en vrouwen is niet significant. Het komt vaker voor bij mensen van Europese afkomst, hoewel gevallen over de hele wereld zijn gedocumenteerd, wat suggereert dat de aandoening in verschillende etnische groepen kan voorkomen.
Incidente van eosinofiele fasciitis bij auto-immuunziekten
Er is een opvallend verband tussen eosinofiele fasciitis en andere auto-immuunziekten, zoals systemische sclerose (sclerodermie), polymyositis, en andere vormen van vasculitis. Patiënten met een geschiedenis van auto-immuunziekten hebben een verhoogd risico om eosinofiele fasciitis te ontwikkelen. De aandoening wordt soms gezien na gebruik van bepaalde medicijnen, zoals chemotherapie of interferontherapie, wat het belang van monitoring van patiënten met deze behandelingen benadrukt.
Mechanisme
Het mechanisme van eosinofiele fasciitis is nog niet volledig begrepen, maar het wordt algemeen aanvaard dat het een auto-immuunziekte betreft, waarbij het immuunsysteem zich tegen het eigen bindweefsel keert. De infiltratie van eosinofielen, T-cellen, en andere ontstekingscellen in de huid en fasciale lagen leidt tot een progressieve verharding en verdikking van de huid, vaak gepaard gaand met pijn en beperking van de beweeglijkheid.
Eosinofiele infiltratie en ontsteking
De belangrijkste pathofysiologische eigenschap van eosinofiele fasciitis is de infiltratie van eosinofielen in het fasciale bindweefsel. Dit leidt tot een chronische ontsteking die de normale structuur en functie van het bindweefsel verstoort. Eosinofielen, die normaal betrokken zijn bij allergische reacties en parasitaire infecties, dragen in dit geval bij aan de productie van ontstekingsmediatoren zoals cytokinen, wat de ontstekingsreactie verder versterkt.
Fibrose en verharding van de huid
Na de acute ontstekingsfase komt het fibrotisch proces, waarbij het bindweefsel in de getroffen gebieden wordt vervangen door een meer rigide en verhard weefsel. Deze fibrose is verantwoordelijk voor de typische symptomen van eosinofiele fasciitis, zoals de verdikte huid en de verminderde beweeglijkheid van de gewrichten. Dit proces kan leiden tot contracturen en ernstige functionele beperkingen als het niet tijdig wordt behandeld.
Oorzaken: Ophoping van eosinofielen in spieren en weefsels
De exacte oorzaak van eosinofiele fasciitis blijft complex en is nog niet volledig opgehelderd (november 2024). De aandoening wordt gekarakteriseerd door de abnormale ophoping van eosinofielen, een specifiek type witte bloedcellen, in de fascia — een taaie, fibreuze structuur die de huid bedekt en de spieren omhult. Deze ophoping veroorzaakt een ontstekingsreactie die leidt tot zwelling, verharding en verdikking van het bindweefsel. Hoewel de onderliggende oorzaak van de aandoening onbekend is, wordt aangenomen dat zowel genetische predisposities als omgevingsfactoren bijdragen aan de ontwikkeling van eosinofiele fasciitis.
In sommige gevallen kunnen allergische reacties, hoewel niet typisch voor deze aandoening, bijdragen aan het immuunproces. De eosinofielen kunnen betrokken raken bij een immuunreactie die resulteert in de ontsteking van de fascia. Dit fenomeen wordt mogelijk verergerd door blootstelling aan verschillende omgevingsfactoren zoals infecties of toxines, die het immuunsysteem activeren en de ophoping van eosinofielen aansteken. Deze mechanismen zijn nog steeds het onderwerp van intensief onderzoek. Het immuunsysteem van sommige mensen reageert overmatig op deze triggers, wat resulteert in de chronische ontsteking van het bindweefsel.
Immuunreactie en ontstekingsmediatoren
Bij eosinofiele fasciitis is er een abnormale accumulatie van eosinofielen, die ontstekingsmediatoren afscheiden, zoals cytokinen en chemokinen. Deze stoffen bevorderen de ontsteking en schade aan de fascia. Dit proces lijkt te worden aangestoken door een disfunctie in het immuunsysteem, waarbij de eosinofielen zich in het bindweefsel ophopen en ontstekingen veroorzaken. De ontsteking wordt gekarakteriseerd door een overvloed aan eosinofielen, wat typisch is voor aandoeningen waarbij deze cellen betrokken zijn, zoals bepaalde allergische reacties en auto-immuunziekten. Er is echter geen bewijs dat eosinofiele fasciitis als een typisch allergische reactie moet worden beschouwd.
Genetische en omgevingsfactoren
Er is steeds meer bewijs dat genetische factoren een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van eosinofiele fasciitis. Onderzoekers denken dat bepaalde genetische predisposities het immuunsysteem van patiënten vatbaarder maken voor de ongecontroleerde ophoping van eosinofielen. Daarnaast kunnen omgevingsfactoren, zoals blootstelling aan chemische stoffen of infecties, de aandoening verergeren door een verhoogde immuunactiviteit te veroorzaken. Sommige patiënten ontwikkelen eosinofiele fasciitis na intensieve lichamelijke activiteit, wat suggereert dat fysiek trauma mogelijk ook een trigger kan zijn.
Blootstelling aan toxines en infecties
Er is een duidelijk verband tussen blootstelling aan bepaalde toxines of infecties en het ontstaan van eosinofiele fasciitis. Sommige patiënten ontwikkelen de aandoening na blootstelling aan chemische stoffen in hun werkomgeving, zoals oplosmiddelen of pesticiden. Infecties, vooral virale infecties, kunnen ook de ontstekingsreactie versterken. In deze gevallen kunnen toxines of infecties het immuunsysteem destabiliseren, wat een keten van gebeurtenissen in gang zet die leidt tot de ophoping van eosinofielen in de fascia.
Risicofactoren voor verdikking, ontsteking en zwelling van de fascia
De ontwikkeling van eosinofiele fasciitis wordt beïnvloed door verschillende risicofactoren. Hoewel de aandoening relatief zeldzaam is, kunnen bepaalde omgevings- en genetische factoren het risico verhogen. Het is belangrijk om deze risicofactoren te begrijpen, aangezien ze patiënten kunnen helpen bij het identificeren van potentiële risicosituaties.
Fysieke inspanning en trauma
Er zijn aanwijzingen dat patiënten die een voorgeschiedenis hebben van intensieve lichamelijke inspanning of trauma een verhoogd risico lopen om eosinofiele fasciitis te ontwikkelen. Het idee is dat zware fysieke belasting of blessures het bindweefsel kunnen beschadigen, wat vervolgens een overmatige ontstekingsreactie triggert. Dit kan leiden tot de ophoping van eosinofielen in de getroffen gebieden, wat de fascia beschadigt en ontsteking veroorzaakt. Deze theorie is gebaseerd op het concept dat trauma de immuunrespons kan activeren, waardoor een aandoening als eosinofiele fasciitis ontstaat.
Auto-immuunziekten en genetische predispositie
Een belangrijke risicofactor voor eosinofiele fasciitis is de aanwezigheid van andere auto-immuunziekten. Patiënten met aandoeningen zoals systemische sclerose of polymyositis lopen een verhoogd risico. Dit kan te maken hebben met gedeelde immuunmechanismen, waarbij een abnormale immuunrespons niet alleen schade aanricht aan gezonde cellen, maar ook de ophoping van eosinofielen in de fascia veroorzaakt. Genetische aanleg speelt eveneens een rol, aangezien bepaalde genen geassocieerd zijn met een grotere vatbaarheid voor auto-immuunreacties.
Blootstelling aan chemische stoffen en medicijnen
Blootstelling aan bepaalde chemische stoffen of het gebruik van specifieke medicijnen kan de ontwikkeling van eosinofiele fasciitis bevorderen. Chemotherapie, immunosuppressiva en interferonbehandelingen worden geassocieerd met verhoogde risico’s op het ontwikkelen van deze aandoening. Chemische stoffen die vaak in industriële omgevingen worden aangetroffen, zoals oplosmiddelen en pesticiden, kunnen het immuunsysteem verstoren en zo de ontwikkeling van eosinofiele fasciitis triggeren. Deze risicofactoren suggereren dat de aandoening kan worden beïnvloed door zowel genetische als omgevingsomstandigheden.
Risicogroepen
Er zijn verschillende risicofactoren die het risico op het ontwikkelen van eosinofiele fasciitis verhogen. Hoewel de aandoening zeldzaam is, kunnen bepaalde factoren het risico verhogen, zoals genetische aanleg, auto-immuunziekten, en medicijngebruik.
Auto-immuunziekten en eosinofiele fasciitis
Mensen met een bestaande auto-immuunziekte, zoals systemische sclerose, lupus erythematosus of reumatoïde artritis, lopen een verhoogd risico op het ontwikkelen van eosinofiele fasciitis. Het wordt ook vaak gezien bij patiënten met andere inflammatoire aandoeningen zoals polymyositis. De relatie tussen eosinofiele fasciitis en auto-immuunziekten suggereert dat een verstoord immuunsysteem een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van de aandoening.
Geneesmiddelgebruik en omgevingsfactoren
Patiënten die chemotherapie, interferontherapie of bepaalde immunosuppressiva ondergaan, lopen een verhoogd risico om eosinofiele fasciitis te ontwikkelen. Er zijn ook meldingen van eosinofiele fasciitis na blootstelling aan bepaalde toxines, zoals in de context van infecties of omgevingsfactoren. Deze risicofactoren moeten worden meegewogen bij de diagnose en behandeling van de aandoening.
Symptomen
De symptomen van eosinofiele fasciitis verschijnen vaak acuut, binnen enkele dagen tot weken, en kunnen ernstig zijn. In sommige gevallen ontwikkelt de aandoening zich geleidelijk met minder ernstige klachten. Eosinofiele fasciitis leidt tot plotselinge zwelling van de huid, die langzaam dikker en harder wordt. De huid op de armen, benen, nek,
gezicht, buik, billen, borst en/of voeten kan aangetast zijn. Meestal zijn beide zijden van het lichaam betrokken, hoewel soms slechts één kant wordt aangetast.
Huid
De huidsymptomen van eosinofiele fasciitis kunnen variëren van mild tot ernstig en omvatten:
- Huid met ondiepe groeven
- Ontsteking van de huid (dermatitis)
- Verdikte huid met een ‘bobbelig’ uiterlijk
- Zwelling van de huid op de armen, benen of soms gewrichten (meestal aan beide zijden van het lichaam)
- Gevoeligheid en pijn aan de huid
- Roodheid van de huid
- Stijfheid of verharding van de huid
- Warmte van de huid
Aspecifieke symptomen
Sommige patiënten ontwikkelen aspecifieke symptomen zoals
vermoeidheid,
gewichtsverlies,
koorts en een algemeen ziek gevoel (malaise) of een gebrek aan kracht (
asthenie). Hoewel de spierkracht meestal niet direct aangetast is, kunnen spierpijn en een ontsteking van de gewrichten (
artritis) vaak voorkomen. Ook
botpijn is gerapporteerd.
Carpaal tunnel syndroom
Bij sommige patiënten met eosinofiele fasciitis kan
carpaal tunnel syndroom optreden, een aandoening veroorzaakt door
zenuwcompressie (beknelde zenuw) van de perifere zenuwen, meestal in één of beide handen. Deze aandoening wordt gekenmerkt door
gevoelloosheid,
tintelingen, een
branderig gevoel en/of pijn in de hand (
handpijn) en pols (
polspijn). De symptomen ontwikkelen zich langzaam en kunnen leiden tot problemen bij het maken van een vuist of het vastgrijpen van kleine voorwerpen.
Vermoeidheid is één van de mogelijke tekenen van eosinofiele fasciitis /
Bron: Unsplash, Pixabay
Inwendige organen
Soms kunnen ook de inwendige organen licht aangetast raken. Bloedafwijkingen kunnen voorkomen, zoals een
tekort aan rode bloedcellen (anemie) en een
tekort aan bloedplaatjes (trombocytopenie). Anemie kan leiden tot vermoeidheid, verhoogde behoefte aan slaap, zwakte,
duizeligheid,
prikkelbaarheid,
hoofdpijn, een
bleke huidskleur en
ademhalingsproblemen. Trombocytopenie kan leiden tot een verhoogde vatbaarheid voor blauwe plekken na minimaal letsel en spontane bloedingen uit slijmvliezen, zoals
tandvleesbloedingen en een
bloedneus.
Alarmsymptomen
De symptomen van eosinofiele fasciitis zijn vaak vaag en kunnen in het begin gemakkelijk worden verward met andere aandoeningen, zoals infecties of auto-immuunziekten. Er zijn echter enkele alarmsymptomen die artsen kunnen helpen de aandoening sneller te herkennen.
Pijn en zwelling in de huid
Een van de eerste symptomen van eosinofiele fasciitis is pijn en zwelling in de huid, meestal in de armen en benen. De pijn is vaak diffuus en kan gepaard gaan met een gevoel van spanning of verharding in de huid. In sommige gevallen is de zwelling ernstig genoeg om de mobiliteit van gewrichten te beperken.
Verlies van huidelasticiteit en contracturen
In een later stadium van de aandoening kan er verlies van huidelasticiteit optreden, samen met de ontwikkeling van contracturen. Dit kan leiden tot een beperkte beweeglijkheid van de gewrichten, wat de kwaliteit van leven van de patiënt aanzienlijk kan verminderen. Patiënten met eosinofiele fasciitis kunnen ook merken dat hun huid op sommige plaatsen harder en strakker aanvoelt.
Systeemtoxiciteit en gewrichtsproblemen
Naast de lokale symptomen kunnen sommige patiënten systemische verschijnselen ervaren, zoals vermoeidheid, koorts en gewrichtspijn. Deze systemische symptomen kunnen wijzen op de progressie van de ziekte en zijn een belangrijk alarmteken voor artsen om eosinofiele fasciitis te overwegen bij de diagnostische differentiaal.
Diagnose en onderzoeken
Een bloedonderzoek is nodig /
Bron: Frolicsomepl, Pixabay
Diagnostisch onderzoek
De diagnose van eosinofiele fasciitis wordt gesteld door middel van uitgebreid
bloedonderzoek. Ook is een
MRI-scan noodzakelijk om de mate van betrokkenheid van de fascia te beoordelen. Daarnaast zijn een
spierbiopsie en een huidbiopsie vereist. Bij de
huidbiopsie neemt de arts een stukje huidweefsel uit het diepe weefsel van de fascia om verdikking en ontsteking te bevestigen.
Differentiële diagnose
Eosinofiele fasciitis kan lijken op
sclerodermie (opbouw van littekenweefsel in huid en organen), maar deze aandoening is niet verwant aan eosinofiele fasciitis. In tegenstelling tot sclerodermie worden bij eosinofiele fasciitis de vingers niet aangetast. Andere mogelijke differentiële diagnoses zijn het eosinofilie-myalgiesyndroom en
morfea (
huidaandoening gekenmerkt door verharding en verkleuring van de huid).
Behandeling van eosinofiele fasciitis
Corticosteroïden (krachtige ontstekingsremmers die het immuunsysteem onderdrukken) en andere
immunosuppressiva (immuunonderdrukkende geneesmiddelen) zijn vaak effectief in het verlichten van de symptomen. Deze geneesmiddelen werken het beste als ze in een vroeg stadium van de ziekte worden ingenomen. Niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (
NSAID's) kunnen ook helpen bij het verminderen van de symptomen. Daarnaast kan fysiotherapie nuttig zijn om de mobiliteit te verbeteren en de symptomen te verlichten.
Prognose van de aandoening
Bij tien tot twintig procent van de patiënten verdwijnen de symptomen van eosinofiele fasciitis binnen twee tot vijf jaar na het ontstaan van de klachten. Bij andere patiënten kunnen de symptomen langer aanhouden of zelfs terugkeren. Het risico op een slechtere prognose neemt toe als er complicaties optreden.
Ondersteuning en levensstijl
Het leven met eosinofiele fasciitis kan uitdagend zijn, vooral door de impact van de symptomen op de dagelijkse activiteiten. Ondersteuning van medische professionals, evenals deelname aan steungroepen, kan van groot belang zijn. Het aanpassen van de levensstijl, zoals het beheren van stress en het volgen van een gezonde voeding, kan ook bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van leven van patiënten.
Complicaties
Artritis is een zeldzame complicatie van eosinofiele fasciitis. Sommige patiënten kunnen bovendien ernstige
bloedaandoeningen ontwikkelen, zoals
aplastische anemie (bloedarmoede door beenmergfalen). Het risico op bloedgerelateerde
kankers, zoals
leukemie en
lymfoom (kanker van lymfocyten), kan ook verhoogd zijn.
Preventie
Er zijn geen bekende preventieve maatregelen voor het voorkomen van eosinofiele fasciitis (oktober 2020) omdat de exacte oorzaken van de aandoening nog onbekend zijn.