Ruminatiesyndroom: Opgeven en herkauwen van voedsel
Het ruminatiesyndroom (ruminatiestoornis) is een soort eetstoornis die vooral bij baby’s en jonge kinderen ontstaat, maar ook volwassenen en ouderen zijn mogelijk getroffen. Bij patiënten met het ruminatiesyndroom gaat recent gegeten voedsel via een achterwaartse stroom van de maag weer naar de mond. De patiënt kauwt dit onverteerd of gedeeltelijk verteerd voedsel vervolgens opnieuw, en slikt dit dan in of spuugt het uit. De aandoening is niet het resultaat van een ziekte of lichamelijke afwijking, maar mogelijk spelen psychische factoren of andere uitlokkende gebeurtenissen wel een rol. De aandoening gaat gepaard met enkele symptomen zoals constipatie, gewichtsverlies en boeren. Gedragstherapie en het aanleren van een middenrifademhaling vormen de steunpilaren voor het behandelen van het ruminatiesyndroom.
Epidemiologie van eetstoornis
Ruminatiesyndroom is een relatief zeldzame aandoening die kan voorkomen bij zowel kinderen als volwassenen. Het komt vaak voor bij mensen met een verstandelijke beperking of bij degenen die onder stress staan. De prevalentie van het syndroom is moeilijk te schatten vanwege de variabele ernst en presentatie van de aandoening, maar het is een erkend probleem in de gastro-enterologie en gedragswetenschappen.
Oorzaken van ruminatiesyndroom
Het ruminatiesyndroom is niet het resultaat van een organische ziekte of lichamelijke afwijking. De symptomen zijn te wijten aan de interactie tussen de hersenen en het spijsverteringsstelsel. Meestal begint het ruminatiesyndroom met een uitlokkende gebeurtenis zoals een virale ziekte, veranderingen in de medicatie, een maagdarmaandoening of veranderingen in het leven van de patiënt die
stress met zich meebrengt. De patiënt ontwikkelt hierdoor een verhoogde gevoeligheid in het spijsverteringskanaal. Hierdoor is het lastig om voedsel of vloeistof in de
maag te houden. Het lichaam heeft bijgevolg geleerd om de buikspieren samen te trekken, waardoor druk ontstaat, waardoor voedsel en/of vloeistoffen de maag verlaten (via de slokdarm terugkomen). Zelfs nadat de uitlokkende gebeurtenis is opgelost, blijft deze uitbraakreflex aanwezig; het lichaam heeft het zichzelf aangeleerd. Bij zuigelingen en patiënten met een verstandelijke handicap ligt een overstimulatie en onderstimulatie van ouders en verzorgers aan de basis van de symptomen. De patiënt gaat namelijk zelfbevrediging en zelfstimulatie zoeken door het ontbreken of de overvloed aan externe stimuli.
Risicofactoren
Risicofactoren voor ruminatiesyndroom omvatten stressvolle levensomstandigheden, emotionele of psychologische problemen, en een geschiedenis van eetstoornissen. Het komt vaak voor bij mensen met ontwikkelingsstoornissen of bij kinderen die een vroege moeilijke voedingservaring hebben gehad. In sommige gevallen kunnen gedragsproblemen of een slechte communicatie met zorgverleners bijdragen aan het ontstaan van het syndroom.
Symptomen
Het ruminatiesyndroom heeft een variabel klinisch beeld waarbij de ernst en de symptomen verschillen per patiënt..
De symptomen van de
eetstoornis komen vanaf de inname van de maaltijd tot 120 minuten daarna onvrijwillig tot stand (meestal tussen dertig seconden en één uur). Patiënten moeten na de maaltijd hun eten onverteerd of gedeeltelijk verteerd opgeven, en vervolgens herkauwen ze dit alvorens dit in te slikken of uit te spugen. Dit gebeurt na het eten van sommige maaltijden of anders na elke inname van een maaltijd. Dit gaat in de meeste gevallen gepaard zonder
kokhalzen, brandend maagzuur, geur of
buikpijn.
Volgende tekenen komen hierbij mogelijk tot stand:
Deze symptomen komen niet noodzakelijkerwijs voor tijdens regurgitatie-episodes en zijn op elk moment mogelijk. De aandoening veroorzaakt vaak gewichtsverlies, zeker wanneer de diagnose nog niet gesteld is. Dit resulteert uit de voedingstekorten die vergezeld gaan met de symptomen. Deze symptomen hebben mogelijk een negatief effect op het normale functioneren en het sociale leven. Patiënten met het ruminatiesyndroom lijden ook vaker aan een
depressie.
Alarmsymptomen
Alarmsymptomen van ruminatiesyndroom omvatten herhaaldelijk opgeven en opnieuw doorslikken van voedsel zonder duidelijke medische oorzaak. Dit kan gepaard gaan met een onaangenaam gevoel, misselijkheid, en een slechte eetlust. Bij ernstige gevallen kunnen er tekenen van gewichtsverlies en voedingsdeficiënties optreden.
Diagnose en onderzoeken
De diagnose van het ruminatiesyndroom is niet-invasief en gebaseerd op een medische geschiedenis en de huidige symptomen van de patiënt. De aandoening heeft klinische overeenkomsten met andere maag- en
slokdarmaandoeningen, zoals gastroparese (
vertraagde maaglediging) en
boulimia nervosa (eetstoornis met oncontroleebare eetbuien en compenserend gedrag). Andere differentiële diagnoses zijn een braakprobleem of
gastro-oesofageale refluxziekte.
Behandeling
Er zijn anno oktober 2020 geen
medicijnen beschikbaar om het ruminatiesyndroom te behandelen. Patiënten moeten opnieuw leren hoe ze voedsel op de juiste manier moeten eten en verteren. Wanneer het gewicht en de groei van een kind getroffen zijn, is voedingsrevalidatie nodig. De primaire focus van de behandeling is voorts gedragstherapie. De patiënt leert hierbij een middenrifademhaling, het gebruik van gedragsstrategieën om te reageren op gevoelens die voor het opgeven van voedsel tot stand komen en technieken voor blootstellingstherapie.
Prognose
De prognose voor ruminatiesyndroom kan variëren, afhankelijk van de ernst van de symptomen en de effectiviteit van de behandeling. Veel mensen ervaren verbeteringen met gedragsinterventies en psychologische ondersteuning. Vroegtijdige behandeling en interventie kunnen helpen bij het voorkomen van langdurige complicaties.
Complicaties van opgeven en herkauwen van voedsel
Het ruminatiesyndroom veroorzaakt niet veel fysieke schade. In zeldzame gevallen ontstaan slokdarmproblemen en soms ook gewichtsverlies. Een behandeling is wel noodzakelijk om langdurige complicaties van herkauwen te voorkomen.
Enkele van de complicaties op lange termijn zijn:
- een verhoogd risico op uitdroging, ondervoeding en gewichtsverlies
- emotionele problemen zoals angst, stress en een depressie
- weinig naar school gaan en weinig betrokken zijn bij activiteiten
Preventie
Preventie van ruminatiesyndroom omvat het bevorderen van gezonde eetgewoonten en het aanpakken van stress en emotionele problemen. Het is belangrijk om vroege tekenen van eetstoornissen te herkennen en tijdig professionele hulp te zoeken om ernstigere complicaties te voorkomen. Gedrags- en voedingsadvies kan ook nuttig zijn in de preventie van het syndroom.