Autisme volgens Hans Asperger
De laatste jaren staat autisme erg in de belangstelling. Er wordt steeds meer over deze stoornis bekend. Daardoor wordt de diagnose vaker en sneller gesteld dan vroeger. Steeds meer kinderen die gedrag uit het autistisch spectrum vertonen krijgen als diagnose “Het syndroom van Asperger”. Wie was deze Hans Asperger?
Hans Asperger
Dr. Hans Asperger (1906-1980) komt uit Oostenrijk en hij is opgeleid in Wenen. In de jaren 40 werkt hij als hoogleraar aan de Universiteit van Wenen. Hij staat daar aan het hoofd staat van de afdeling "Heilpädagogiek": een afdeling voor onderzoek en behandeling van moeilijk opvoedbare kinderen.
In 1943 beschrijft Hans Asperger een typisch
patroon van vaardigheden en gedragingen dat hem opviel bij meer dan 200 jongens in de tienerleeftijd. Dat patroon kenmerkt zich in de eerste plaats door een gebrek aan invoelingsvermogen en problemen bij het sluiten van vriendschappen met leeftijdsgenoten. Daarnaast beschrijft hij duidelijke problemen met communicatie. Het taalgebruik van de jongens is grammaticaal correct, maar het is merkwaardig: het is té volwassen, pedant en formeel. Bovendien is de communicatie van deze jongens erg eenzijdig. De jongens zijn ook onhandig. Sporten, zich aankleden en netjes eten gaat moeizaam. Hans Asperger merkt ook op dat veel van deze jongens gefixeerd zijn op één speciale interesse. Ze verzamelen op dwangmatige wijze nutteloze dingen. Sommigen zijn expert in hun interessegebied en weten dan alles over getallen, scheikunde of kennen het volledige tramnet van Wenen uit het hoofd. De interesses liggen vaak op het gebied van de natuurwetenschappen, zijn afwijkend van de interesses van leeftijdsgenootjes en hebben weinig relatie met het echte, dagelijkse leven.
Positief
Asperger noemde kinderen met dit syndroom "kleine professors", omdat zij heel gedetailleerd over hun favoriete onderwerp konden spreken. Hij was er van overtuigd dat deze kinderen hun bijzondere talenten goed zouden kunnen gebruiken als ze eenmaal volwassen waren. Hij volgde een kind, Fritz V., in de loop van zijn leven. V. werd professor in de astronomie en verbeterde een fout in het werk van Newton. Hans Asperger omschrijft het totaal van gedragingen als 'de autistische originaliteit'. Hij gebruikt dus zelf het woord
autisme om het door hem ontdekte syndroom te omschrijven. De positieve benadering van Hans Asperger staat in schril contrast tot de kille omschrijving die Leo Kanner van autisme gaf, terwijl beiden in essentie dezelfde aandoening omschreven. Zijn artikel "Die 'Autistischen Psychopathen' im Kindesalter" is lange tijd onbekend gebleven. Het was geschreven in het Duits. Deze taal was in 1944 niet zo populair. In 1977 geeft hij in het Zwitserse Fribourg een lezing die daarna in het Engels gepubliceerd wordt. Vanaf dat moment neemt de interesse voor
Asperger syndroom snel toe, vooral in Groot-Brittannië en de Scandinavische landen. Het duurt dan nog tot halverwege de jaren negentig voor de term ook in Vlaanderen en Nederland bekendheid krijgt.
DSM IV
Het syndroom van Asperger is inmiddels ook opgenomen in de DSM IV. Deze vermeldt de volgende criteria voor Asperger syndroom:
A Kwalitatieve tekorten in sociale interactie zoals die zich uiten in ten minste twee van de volgende:
- Een opvallende beperking in het gebruik van non-verbale gedragingen, zoals oogcontact, gezichtsuitdrukking, lichaamshoudingen en gebaren om de sociale interactie te regelen.
- Er niet in slagen om gepaste relaties te ontwikkelen met leeftijdsgenoten.
- Een gebrek aan het spontaan delen van plezier, interesses of activiteiten met andere mensen.
- Een gebrek aan emotionele of sociale wederzijdsheid.
B Een beperkt, repetitief en stereotiep patroon van gedrag, interesses en activiteiten, zoals dit zich uit in ten minste één van de volgende:
- Een sterke preoccupatie met één of meerdere stereotiepe en beperkte interesses, die vreemd en zeer intensief kunnen zijn.
- Een schijnbaar star vasthouden aan specifieke, niet-functionele routines of rituelen.
- Stereotiepe en repetitieve motorische handelingen (zoals met de handen fladderen, bepaalde lichaamsbewegingen).
- Een volgehouden preoccupatie voor bepaalde delen of voorwerpen.
C Deze stoornis veroorzaakt een betekenisvolle beperking in sociale, beroepsmatige en andere belangrijke domeinen van functioneren.
D Er is geen betekenisvolle algemene vertraging in de taalontwikkeling.
E Er is geen betekenisvolle vertraging in de cognitieve ontwikkeling, de ontwikkeling van (niet-sociale)zelfredzaamheidvaardigheden of de nieuwsgierigheid voor de omgeving.
Meer overeenkomsten dan verschillen
Wanneer we de criteria voor Asperger syndroom bekijken in de DSM-IV, valt op dat deze voor het grootste deel identiek zijn aan de criteria voor
autisme, zoals die beschreven zijn door Leo Kanner. Hans Asperger gebruikte zelf ook de term "autisme" om de problemen die hij signaleerde te beschrijven. De enige verschillen zijn: mensen met Asperger syndroom hebben géén vertraagde taalontwikkeling en hebben een normale of bovengemiddelde intelligentie. Zo bekeken is het syndroom van Asperger geen aparte stoornis, maar een manier om een onderverdeling aan te brengen in het brede spectrum van autisme.