Autisme of Asperger
De stoornis is zo oud als de mensheid. Toch begint de geschiedenis van autisme als apart syndroom pas in de jaren veertig van de vorige eeuw. Onafhankelijk van elkaar en met een tussenperiode van een paar maanden beschrijven twee deskundigen een groep kinderen die ze behandelen. Ze gebruiken allebei het woord 'autisme' om de meest opvallende moeilijkheden die hen bij deze kinderen opvallen te beschrijven. Het gaat daarbij vooral om problemen met sociaal contact.
Kanner en Asperger
Leo Kanner en Hans Asperger zijn allebei Oostenrijkers en in Wenen opgeleid, maar ze hebben elkaar nooit ontmoet. Leo Kanner emigreert in 1924 naar de Verenigde Staten. Hij werkt daar als kinderpsychiater aan het John Hopkins Hospital in Baltimore. In 1943 publiceert hij zijn beroemde artikel "Autistic disturbances of affective contact". De tien jaar jongere Dr. Hans Asperger is kinderarts en hoogleraar aan de Universiteit van Wenen. Hij staat daar aan het hoofd van de afdeling "Heilpädagogiek": een afdeling voor onderzoek en behandeling van moeilijk op te voeden kinderen. Hij publiceert in 1944 een omvangrijk artikel over kinderen die bij beschrijft als autistisch.
Dat zowel Kanner als Asperger de term ‘autisme’ gebruikten, is waarschijnlijk het gevolg van het feit dat zij beiden van oorsprong Duitstalig waren en hun opleiding deden in de periode dat het werk van Bleuler (1857-1939) toonaangevend was.
‘Autisme’ betekent ‘in zichzelf gekeerd’. Bleuler gebruikte deze term om het in zichzelf gekeerd zijn van schizofrenen mee te beschrijven. Kanner en Asperger gebruikten dit woord voor een gedragspatroon dat altijd al had bestaan, maar nooit een naam had gekregen.
Overeenkomsten
Wie de oorspronkelijke artikels van Kanner en Asperger leest, staat versteld van de vele en opvallende overeenkomsten. De basis van het door hen omschreven syndroom is hetzelfde: beperkte deelname aan het sociale verkeer, een gebrek aan sociaal inzicht en aan sociale vaardigheden. Het viel Kanner en Asperger op dat de kinderen die zij beschreven extreem in zichzelf gekeerd waren en in een andere wereld leken te leven. De kinderen legden een verbazingwekkende naïviteit aan de dag en een fundamenteel gebrek aan kennis en inzicht over sociale omgang.
Beide auteurs noemen het onvermogen om sociale relaties te ontwikkelen als voornaamste kenmerk. Daarnaast zijn er opvallende gelijkenissen in de beschrijvingen van de taalkenmerken, de stereotiepe en vreemde interesses en activiteiten, en de weerstand tegen veranderingen. Zowel Kanner als Asperger wijzen er op dat de problemen zich al vanaf de vroege jeugd voordoen. Beiden vermoeden een organische oorzaak, al wijst Asperger iets nadrukkelijker in de richting van erfelijkheid.
Verschillen
Op een aantal kleinere punten in hun interpretatie van de stoornis verschillen de twee pioniers van inzicht.
- De kinderen die Hans Asperger bestudeerde, hadden een normale tot hoge intelligentie. Dit in tegenstelling tot de kinderen uit het onderzoek van Kanner: zij leken in intelligentie achter te blijven en hadden problemen met taal.
- Asperger noemt motorische onhandigheid, zowel op grof-motorisch als op fijn-motorisch gebied. Dit verschil kan voor een deel verklaard worden vanuit de historische en culturele achtergrond: in het Oostenrijk van die tijd werd meer waarde gehecht aan gymnastiek, sport en het gezonde buitenleven dan in de Verenigde Staten.
- Kanner spreekt daarnaast relatief vaak over voedingsproblemen. Dit komt waarschijnlijk omdat Kanner veel te maken had met zeer jonge kinderen, twee- en driejarigen, terwijl Asperger werkte met jongeren.
- Asperger legt iets meer nadruk op de gedragsproblemen en de moeilijke opvoedbaarheid van de kinderen. Dit kan te maken hebben met een cultureel verschil: terwijl in Europa rond de tweede wereldoorlog respect voor het gezag en discipline nog belangrijke aspecten in de opvoeding zijn, is de houding in de Verenigde Staten al iets meer kindgericht.
Positief
De fundamenteel humanistisch geschoolde Asperger is in zijn artikel meer gericht op het begrijpen wat er in de kinderen omgaat; Kanner is meer gericht op het beschrijven van het gedrag van de kinderen. Asperger omschrijft de hele problematiek in het algemeen wat positiever. Hij beschrijft de kenmerken eerder als bijzonder dan als afwijkend. Hij meent achter de 'vreemde' antwoorden van de kinderen een diep en origineel denken te ontwaren. Hij betitelt de autistische intelligentie als onconventioneel: "De kennis van de wereld van het kind met autisme ontstaat hoofdzakelijk vanuit eigen ervaringen en komt niet voort uit het leren van anderen. Als vanzelfsprekend maakt dit de prestaties van mensen met autisme zo vaak bijzonder origineel en verrukkelijk.”
Conclusie
In het algemeen lijkt het er op dat Kanner en Asperger hetzelfde syndroom hebben beschreven. Zij gaven er ook dezelfde naam aan. Waarom maken we dan onderscheid alsof het om twee aparte stoornissen gaat?
- De term autisme is lange tijd in verband gebracht met een verstandelijke handicap. De term Asperger geeft aan dat de persoon in kwestie autisme heeft bij een normale tot hoge intelligentie.
- De diagnose Asperger wordt vooral gesteld bij kinderen en volwassenen die een normale taalontwikkeling doormaken. Als zij een vertraagde taalontwikkeling hebben krijgen zij vaker autisme als diagnose.