Autisme herkennen
Autisme betekent: “in zichzelf gekeerd zijn”. Kinderen en volwassenen met autisme functioneren op psychisch, sociaal en motorisch gebied anders dan de gemiddelde mens. Aan hun uiterlijk is niets opvallends te zien. Autisme is daarom vaak moeilijk te herkennen. Voor een goede begeleiding van ouders en een optimale ontwikkeling van het kind is het echter belangrijk dat de juiste diagnose tijdig gesteld wordt. Hoe herken je autisme in het gedrag van jonge kinderen?
Oogcontact
Eén van de meest genoemde kenmerken is het gebrek aan
oogcontact. De meeste kinderen met
autisme houden niet van oogcontact en proberen dit zoveel mogelijk te vermijden. Als ze wel oogcontact maken blijft het bij een korte blik. Ook tijdens een gesprekje wenden ze hun blik liever af. Ze kijken dan bijvoorbeeld net náást de persoon waar ze mee praten, of naar de grond. Dit wordt vaak verward met slechte manieren. “Kijk me aan als ik tegen je praat!” is een veelgehoorde opmerking. Veel kinderen met autisme leren op den duur wel om iemand aan te kijken "omdat dat zo hoort", maar de manier waarop ze oogcontact maken blijft kunstmatig. Ze doen het dan bijvoorbeeld te vaak, te kort, te lang, of te nadrukkelijk.
Contact
Kinderen met autisme houden vooral van functioneel en doelgericht
contact. Ze zoeken contact voor concrete hulp, zoals eten, drinken, helpen bij het zoeken naar iets dat kwijt is of iets repareren. Voor kinderen met autisme is "contact" geen doel op zich. Ze kunnen zich goed alleen vermaken. De aanwezigheid van andere kinderen zien zij eerder als lastig dan als fijn. Van volwassenen weten zij graag wat zij er aan hebben: met opa ga ik vissen, mama zorgt voor eten en drinken, papa kan alles repareren. Ook gesprekjes hebben vaak een duidelijk doel. Kinderen en volwassenen met autisme praten vooral graag als dat een functie heeft, zoals hulp vragen, iets te weten komen of een afgebakend onderwerp bespreken. Zij zullen niet snel een gesprek aanknopen voor de gezelligheid.
Vaste gewoonten
Kinderen met autisme hechten vaak aan vaste
patronen,
rituelen en
gewoonten. Ze houden van een vaste volgorde bij het opstaan en aankleden, een vaste plaats aan tafel, elke dag dezelfde route naar school, een vast patroon bij het naar bed gaan, of zelfs elke avond hetzelfde verhaaltje. Dit is in wezen niet ongewoon. Bijna alle jonge kinderen hechten waarde aan structuur en duidelijkheid. Het verschil tussen normaal gedrag en autisme zit in de flexibiliteit. Aan de meeste kinderen kun je uitleggen dat dingen een keertje anders gaan. Een kind met autisme kan (ook na duidelijke uitleg) in paniek raken of een erge driftbui krijgen, om pas te kalmeren als het vaste ritueel alsnog is uitgevoerd. Zo zijn er kinderen met autisme die alleen kunnen eten als zij op hun eigen plek aan tafel zitten.
Hechten aan spullen
Kinderen met autisme
hechten zich vaak op een onlogische manier aan hun spullen. Ze willen bijvoorbeeld geen nieuwe kleren of nieuwe schoenen aan. Ze zijn gehecht aan hun oude kleren, en ervaren die als "eigen". Ook als die te klein zijn geworden willen ze geen andere: "Die zijn niet van mij, ik wil mijn eigen kleren aan." Hetzelfde kan gebeuren met serviesgoed en andere gebruiksvoorwerpen. Het kind wil dan alleen uit "zijn eigen" beker drinken en zijn eigen lunchtrommeltje meenemen. Geef je zijn brood toch in een ander trommeltje mee, dan eet het kind het waarschijnlijk niet op want hij herkent het niet als "van hem". Drama's kunnen zich dus voordoen als het kind zijn vaste knuffel kwijt is, als het een nieuwe kamer of een ander bed krijgt, als de ouders besluiten om het huis te gaan verbouwen etc.
Tics
Kinderen met autisme hebben vaak een bepaalde
tic die zij voortdurend herhalen. Ze wrijven steeds over de stoelleuning, draaien rondjes met hun voet, klakken met hun tong of knippen met hun vingers. Alle kinderen doen wel een keer zoiets, het is op zichzelf niet ongewoon als een kind met de handen fladdert of aan zijn oren frunnikt. Dergelijke tics doen pas denken aan een kenmerk van autisme of een aanverwante stoornis als:
- het heel veel voorkomt, vrijwel voortdurend
- het kind zelf niet in de gaten heeft wat het doet voor
- het kind er niet mee kan stoppen als je dat vraagt
- het kind de ene tic “inruilt” voor de andere als je hem corrigeert
Afspraken
Kinderen met autisme kunnen erg hechten aan gedane beloften. Als moeder, juf of een vriendje iets heeft gezegd, dan moet dat vervolgens echt gedaan worden. Het kan gaan om een
belofte, een
afspraak, of een
volgorde van dingen: We gaan nú dit doen en daarna dat, of: Als je dit gedaan hebt krijg je dat. Aan de meeste kinderen kun je uitleggen waarom een afspraakje niet doorgaat of waarom het plan veranderd is. Zij zullen misschien even mopperen maar leggen zich er wel bij neer. Als een kind autisme heeft kan het helemaal van streek raken als een belofte niet wordt nagekomen. Het raakt overstuur of in paniek, en is heel moeilijk te kalmeren. Uitleg achteraf helpt nauwelijks, het kind wekt de indruk dat het pas tot bedaren kan komen als je de belofte alsnog nakomt. Ze kunnen dit doordrijven tot in het onredelijke. Bijvoorbeeld: Moeder had beloofd dat ze naar het zwembad zouden gaan. Dan begint het onverwacht te waaien en te regenen. Het uitstapje gaat daarom niet door. De meeste kinderen zijn in zo'n situatie teleurgesteld maar begrijpen het. Een kind met autisme kan gaan drammen dat ze naar het zwembad
moeten gaan, want dat was beloofd. Het vindt dat zijn moeder heeft gelogen en dat zij oneerlijk is. De boze bui kan heel erg lang aanhouden.
Verzamelwoede
Veel kinderen
sparen iets. De één spaart schelpen, de ander gummetjes of voetbalplaatjes. Meestal verdwijnt de interesse na een tijdje en de kinderen geven of gooien alles weg. Kinderen met autisme leggen vaak een verzameling van nutteloze dingen aan, zoals bierdopjes, steentjes of elastiekjes. Die verzameling wordt vervolgens bijna heilig. De verzameling staat op een vaste plaats en het kind controleert regelmatig of alles nog in orde is. Hij mag niet worden opgeruimd of weggegooid, ook als het kind er al jaren niet naar omkijkt.
Beperkte belangstelling
Kinderen met een autistische stoornis zijn vaak
gefixeerd op één of twee onderwerpen, activiteiten of gedachten. Zij kunnen eindeloos in herhaling vallen, bijvoorbeeld: steeds weer de kraan open en dicht draaien, voortdurend de wc doorspoelen, steeds maar praten over één bepaald onderwerp, telkens dezelfde muziek beluisteren, steeds met hetzelfde autootje over de bank rijden.
Letterlijk
Kinderen met autisme nemen gesproken taal erg
letterlijk. Ze hebben vaak moeite om beeldspraak, sarcasme, cynisme of andere vormen van verborgen boodschappen te begrijpen. Ook moppen en woordgrappen begrijpen ze vaak niet omdat zij de woorden letterlijk opvatten.
Voor al deze kenmerken geldt dat het gaat om gedrag dat volkomen normaal is. Alle kinderen tot een jaar of zeven laten veel van dit gedrag regelmatig zien. Pas als een kind veel van deze kenmerken tegelijk vertoont in een mate die belemmerend is voor hemzelf en voor zijn omgeving, en als dat ook ruim na het zevende jaar niet vermindert, zou je kunnen denken aan autisme of een daaraan verwante stoornis.