Hooikoorts: pollenkalender
Het hooikoortsseizoen duurt over het algemeen van maart tot september. Het seizoen hangt samen met de bloeitijd van bepaalde struiken, bomen, grassen en wilde planten. Hooikoortspatiënten zijn gevoelig voor de pollen die vrijkomen bij de stuifmeelproductie van de bomen, grassen en planten.
Hooikoorts en symptomen
Hooikoorts is een vorm van allergie. Hooikoortspatiënten zijn overgevoelig voor de pollen, ofwel stuifmeel, van bepaalde struiken, bomen, grassen en/of wilde planten. Een hooikoortspatiënt kan overgevoelig zijn voor een bepaalde groep, bijvoorbeeld alleen voor pollen van grassen, of voor meerdere groepen.
Hooikoorts wordt veelal gekenmerkt door de volgende symptomen:
- Een waterige loopneus en heftige niesbuien
- Opgezwollen oogleden en/of geïrriteerde ogen
- Enorme jeuk aan de achterkant van het gehemelte
Weersinvloeden
Naast de mate van stuifmeelproductie heeft ook het weer invloed op de mate van gevoeligheid. Een droge en warme lente of zomer geeft meer hooikoortsklachten. Ook winderige dagen verergeren de klachten. Koele, natte en windstille dagen geven daarentegen minder klachten en zijn voor hooikoortspatiënten het prettigst.
Pollenkalender
Grassen
Ongeveer 29 van de in totaal 140 soorten grassen veroorzaken hooikoortssymptomen. Het stuifmeel verspreidt zich in de maanden mei tot september, met juni als topmaand.
Wilde planten
Wilde planten die hooikoortsymptomen geven zijn onder andere zuring, weegbree, brandnetel, melganzevoet en bijvoet.
Bomen in volgorde van bloeiperiode
Hazelaar | Bloeit vanaf januari tot ongeveer eind maart. Grote hoeveelheden stuifmeel worden door de wind verspreid |
Els | Bloeit vanaf januari tot eind mei. Hoge stuifmeelproductie. |
Es | Bloeit vanaf februari tot eind april. Matige stuifmeelproductie. |
Populier | Bloeit van half februari tot eind april. Hoge stuifmeelproductie. |
Berk | Bloeit kort in de maand april. Hoge stuifmeelproductie. |
Wilg | Bloeit vanaf maart tot eind mei. Hoge stuifmeelproductie. |
Eik | Bloeit vanaf april tot begin juni. Matige stuifmeelproductie. |